4.1.2.Beoordeling
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld het volgende vast. Eind mei 2016 kwam een partij hout aan in Antwerpen, waarin door de Belgische autoriteiten ruim 600 kilo cocaïne werd aangetroffen. De vrachtwagen die de partij vervolgens vervoerde, is gevolgd naar een adres in Roosendaal, alwaar de verdachte het hout in ontvangst nam en met een andere persoon het hout begon uit te laden.
De bestelling van de partij hout was gedaan bij het bedrijf [naam bedrijf 1] te Suriname en stond op naam van [naam bedrijf 2] , het bedrijf van medeverdachte [naam medeverdachte] . Hij onderhield het contact met [naam bedrijf 1] en heeft in totaal USD 73.770,- (omgerekend ongeveer € 66.157,-) voor het hout overgemaakt naar [naam bedrijf 1] . Onder [naam medeverdachte] zijn onder andere facturen en nota’s in beslag genomen, betreffende betalingen aan [naam bedrijf 2] door [naam bedrijf 3] , een bedrijf dat tot eind 2015 op naam van de verdachte stond. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt voorts dat de verdachte de benodigde papieren voor de import van het hout in orde heeft gemaakt, dat hij regelmatig contact onderhield met medeverdachte [naam medeverdachte] over de houtbestelling, dat hij samen met medeverdachte [naam medeverdachte] toegang had tot een speciaal voor deze bestelling aangemaakt e-mailadres en dat hij met een Blackberry-telefoon met derden contact onderhield over de voortgang van de bestelling. Ten aanzien van dit laatste punt is ook duidelijk dat de verdachte contact had met een naar eigen zeggen voor hem onbekende persoon die onder de letters VSRD in de Blackberry stond en waarvan verdachte niet kan aangeven waarom hij met deze persoon contact onderhield over de bestelling.
Betrokkenheid van de verdachte
De rechtbank stelt vast dat [naam medeverdachte] steevast de verdachte aanwijst als degene die hem verzocht het hout te bestellen en die de te betalen bedragen aanleverde. De verdachte zou dat gedaan hebben in contanten. De raadsman van de verdachte stelt terecht dat de betrokkenheid van de verdachte niet enkel kan volgen uit de verklaring van de medeverdachte. Anders dan de raadsman heeft betoogd vindt deze betrokkenheid echter voldoende ondersteuning in andere bewijsmiddelen.
In tegenstelling tot hetgeen de verdachte heeft verklaard volgt uit het dossier in overtuigende mate dat hij betrokken is geweest bij de bestelling van het hout. Naast de verklaringen van medeverdachte [naam medeverdachte] hieromtrent, ent de rechtbank deze conclusie op de volgende bewijsmiddelen.
Allereerst is de rol van de verdachte meer geweest dan zijn naar eigen zeggen enkele betrokkenheid bij het in orde maken van de papieren. Als zijn rol daartoe beperkt zou zijn geweest, dan zou zijn betrokkenheid bij de bestelling ook moeten zijn geëindigd bij het opmaken en indienen van deze papieren. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt evenwel dat verdachte meer heeft gedaan dan zich enkel bezig houden met het papierwerk. Zo blijkt uit het dossier dat de verdachte, samen met medeverdachte [naam medeverdachte] , toegang had tot een e-mailadres dat enkel en alleen was aangemaakt voor deze bestelling. Via dit e-mailaccount hield de verdachte het gehele bestel- en leveringsproces mee in de gaten. Zijn actieve rol komt ook tot uitdrukking in zijn actieve communicatie over het hoe en wanneer van de levering en het gegeven dat hij zelf mede de levering hout aan het lossen is op het moment dat de politie besluit om tot actie over te gaan.
Voorts blijkt uit het dossier dat de verdachte met een derde persoon, [naam 1] , gedurende de periode van bestelling tot levering communiceerde over de bestelling en over medeverdachte [naam medeverdachte] . [naam 1] vertelt de verdachte: “houd goed contact met [bijnaam] ” en “ [bijnaam] was hier” – met ‘ [bijnaam] ’ wordt [naam medeverdachte] bedoeld. Zij spreken daarnaast over “de papieren voor het hout” en de verdachte vraagt aan [naam 1] hoe ze dat kunnen regelen. De verdachte heeft verklaard dat hij [naam medeverdachte] hielp bij het papierwerk, omdat hij daar veel ervaring mee heeft, en dat het alleen over [naam medeverdachte] kan gaan als hij over hout spreekt. Deze chatberichten stroken niet met zijn verklaring – als hij goed is in papierwerk, zou hij niet aan [naam 1] hoeven vragen hoe ze “de papieren” moeten regelen. Bovendien blijft het de rechtbank onduidelijk waarom de verdachte over deze bestelling zou overleggen met [naam 1] . Naar eigen zeggen van de verdachte heeft [naam 1] niets met deze bestelling van doen.
Naast het contact met [naam 1] onderhoudt de verdachte ook contact met een naar eigen zeggen voor hem geheel onbekend gebleven persoon, die in zijn telefoon enkel onder de letters VSRD staat. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor waarom hij dit contact onderhield en tot welk doel. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, dat hij het contact met een onbekende persoon die geen kennelijke betrokkenheid had bij de bestelling geen abnormale gang van zaken vond, op basis van de bewijsmiddelen te weerleggen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat de verdachte op dit onderwerp niet de waarheid vertelt over het waarom van het contact met deze persoon.
Verder duiden de facturen en nota’s in de administratie van [naam medeverdachte] ook op betrokkenheid van de verdachte bij het betalen van de geldbedragen. Hoewel de facturen een aantal inconsequenties bevatten, is het zeer onaannemelijk dat [naam medeverdachte] zelf heeft besloten om deze facturen op naam van een (voormalig) bedrijf van de verdachte te zetten. Het ligt dan ook voor de hand dat de verdachte de betalingen heeft verricht en hij [naam medeverdachte] heeft verteld dat de facturen op naam van [naam bedrijf 3] geplaatst konden worden.
Tenslotte wordt de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] over de betrokkenheid van de verdachte bevestigd door de vrouw van medeverdachte [naam medeverdachte] . Zij verklaart dat ze op verschillende momenten van haar man hoorde dat hij contant geld had ontvangen van de verdachte, wat zij vervolgens naar de bank bracht om te storten. Zij heeft niet gezien dat de contante betalingen gedaan werden, maar wel direct daarna het geld in handen gehad. Hoewel haar wetenschap deels valt terug te voeren op medeverdachte [naam medeverdachte] , draagt haar verklaring bij aan de conclusie dat de verdachte wel degelijk een significante betrokkenheid heeft gehad bij de bestelling van het hout.Zij bevestigt immers dat er contante betalingen zijn ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren voor de conclusie dat de verdachte actief betrokken is geweest bij de bestelling en levering van de partij hout. In het verlengde van deze conclusie acht de rechtbank het bewezen dat, ondanks zijn ontkenning, het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde geldbedragen heeft overgedragen aan [naam medeverdachte] . Daarmee kan ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen worden. Immers, de verdachte heeft nauw met [naam medeverdachte] moeten samenwerken om de bestelling van het hout en de betaling daarvan in goede banen te leiden; zij hebben beiden uitvoeringshandelingen verricht, en uit al hun handelingen blijkt voorts hun opzet op het medeplegen.
Witwassen
Voorts ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of dit handelen witwassen oplevert.
Voor een veroordeling voor witwassen dient wettig en overtuigend te worden bewezen dat het geldbedrag waarop de verdenking van witwassen betrekking heeft afkomstig is van enig misdrijf. Als echter op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het geldbedrag en een bepaald misdrijf (het gronddelict), kan niettemin worden bewezen verklaard dat het geldbedrag een criminele herkomst heeft, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn, dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf.
In het onderhavige politieonderzoek is geen direct bewijs voorhanden voor een criminele herkomst van het ten laste gelegde geldbedrag. Daarom moet de vraag worden beantwoord of er op basis van de feiten en omstandigheden, zoals deze uit het politieonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij concreet en min of meer verifieerbaar verklaart over een legale herkomst van het geld, welke verklaring niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk moet zijn aan te merken.
Wanneer het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaring van verdachte blijkende alternatieve herkomst van het geldbedrag. Voor een bewezenverklaring van witwassen zal uit dat onderzoek moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft.
Vermoeden van witwassen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het ten laste gelegde geldbedrag is aangewend voor de transport van een grote hoeveelheid harddrugs. Het betrof geld dat de verdachte aan medeverdachte betaalde in contante hoeveelheden van ongeveer € 10.000,- per keer.
Het feit dat contante geldbedragen in kleine coupures worden gebruikt voor betalingen kan reeds duiden op het vermoeden van witwassen, zeker wanneer het geld wordt aangewend voor de deklading van een cocainetransport. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting versterken dit vermoeden enkel. Zo wordt dit vermoeden eerstens versterkt door de - door de rechtbank weerlegde - ontkenning van de verdachte dat hij deze gelden niet heeft betaald aan de medeverdachte. Verdere versterking van dit vermoeden is gelegen in het feit dat de verdachte volgens medeverdachte [naam medeverdachte] de uiteindelijke koper was van het hout, terwijl de verdachte geen kennelijke activiteiten ontplooide in de houthandel en geen kennelijke afnemer(s) had voor deze partij hout.
De mate van ongebruikelijkheid van de gehele transactie maakt dat ten aanzien van het ontvangen geld er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verwacht dat hij een voldoende concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ontkend enige betrokkenheid of kennis te hebben van deze geldbedragen en betalingen. Hij zou enkel ingehuurd zijn door [naam medeverdachte] om de inklaringsdocumenten te regelen voor de partij hout.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank
Zoals hiervoor uiteengezet, wordt de verklaring van de verdachte weerlegd door wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft derhalve geen enkele verklaring gegeven voor de herkomst van de geldbedragen.
Gelet op de aard van de geldbedragen (grotere contante geldbedragen in kleine coupures) in combinatie met de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden moet naar het oordeel van de rechtbank een legale bron ten aanzien van het geld worden uitgesloten. Er moet dus vanuitgegaan worden dat het geld een criminele herkomst heeft.
De rechtbank merkt nog het volgende op. De verdediging heeft aangevoerd dat uit de in het dossier opgenomen bankrekeningafschriften van [naam bedrijf 2] slechts blijkt van één contante storting (van € 14.000,-). De verdediging betoogt dat dit niet past bij de diverse betaalmomenten waarover [naam medeverdachte] en zijn echtgenote verklaren. De rechtbank gaat aan dit betoog voorbij. De bankrekeninggegevens uit het dossier zijn zeer beperkt en geven geen compleet beeld, zoals de verdediging ook onderkend heeft. In het licht van alle omstandigheden in het dossier die tegen de verdachte pleiten, ziet de rechtbank geen noodzaak voor nader onderzoek op dit punt. Om een dergelijk onderzoek is overigens ook niet gevraagd.