ECLI:NL:RBROT:2020:11428

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
10-035131-95
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging terbeschikkingstelling en toewijzing zorgmachtiging

Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een man met een lang forensisch behandelverleden. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling afgewezen, maar heeft tegelijkertijd een zorgmachtiging toegewezen. De ter beschikking gestelde, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en ADHD, heeft hulp nodig binnen een verplichtend kader. De rechtbank oordeelt dat de kans op recidive door de zorgmachtiging zodanig is verlaagd dat beëindiging van de terbeschikkingstelling gerechtvaardigd is. De zorgmachtiging wordt verleend voor de duur van zes maanden.

De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling behandeld op basis van een verzoek van het openbaar ministerie, dat op 1 juli 2020 was ingediend. Tijdens de zittingen op 1 september en 1 december 2020 zijn de ter beschikking gestelde, zijn raadsman en deskundigen gehoord. De deskundigen gaven aan dat de ter beschikking gestelde in de huidige omstandigheden stabiel functioneert, maar dat hij een verplichtend kader nodig heeft om de vereiste zorg te kunnen bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ter beschikking gestelde, ondanks zijn beperkingen, in staat is om met de juiste ondersteuning zelfstandig te functioneren.

De rechtbank concludeert dat de ter beschikking gestelde niet langer een gevaar vormt voor de samenleving, mits hij onder de zorgmachtiging blijft. De beslissing is genomen met inachtneming van de adviezen van de deskundigen en de omstandigheden van de ter beschikking gestelde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, maar de zorgmachtiging verleend, waarmee de noodzakelijke zorg en ondersteuning voor de ter beschikking gestelde gewaarborgd blijft.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10-035131-95
Datum uitspraak: 8 december 2020
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van
[naam ter beschikking gestelde], (de ter beschikking gestelde),
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
formeel verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum Van der Hoeven kliniek te Utrecht (de inrichting), feitelijk verblijvende in een zelfstandige woning van [naam instelling] te Utrecht.
raadsman J.M. Walther, advocaat te Utrecht.

1..Inleiding

Bij arrest van 29 april 1996 van het gerechtshof Den Haag is de terbeschikkingstelling van de heer [naam ter beschikking gestelde] gelast en is zijn verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) bevolen.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van poging tot doodslag en diefstal. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 1 augustus 1996.
Bij beslissing van 19 juli 2019 heeft deze rechtbank de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met één jaar.

2..Procesverloop

De rechtbank heeft op 1 juli 2020 van het openbaar ministerie een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling ontvangen (artikel 6:6:10 lid 1 onder b van het Wetboek van Strafvordering en artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Bij die vordering zijn de daarbij vereiste stukken gevoegd.
De vordering is op de openbare zitting van 1 september 2020 behandeld. De officier van justitie, mr. J.F.C. Janssen, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman, en de deskundige drs. [naam deskundige] , werkzaam als gz-psycholoog en hoofd behandeling bij de inrichting, zijn gehoord. De rechtbank heeft de beslissing op de vordering aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen onderzoek te (laten) doen naar de mogelijkheid van een zorgmachtiging als bedoeld in de Wet verplichte gezondheidszorg (Wvggz).
De vordering is vervolgens op de openbare zitting van 1 december 2020 behandeld. De officier van justitie, mr. C.A.M. de Jong, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door zijn raadsman, en de deskundige drs. [naam deskundige] , werkzaam als gz-psycholoog en hoofd behandeling bij de inrichting, zijn (wederom) gehoord.

3..Adviezen

Advies inrichtingHet advies gedateerd 11 juni 2020 luidt de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
Er is bij de ter beschikking gestelde sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en
ADHD. Tevens is sprake van trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en van een stoornis in het gebruik van diverse middelen (alcohol en cannabis).
De ter beschikking gestelde drinkt alleen in de beslotenheid van zijn woning. Het blijkt dat het alcoholgebruik binnen de huidige kaders niet leidt tot een verhoogd recidiverisico.
Daarnaast gebruikt de ter beschikking gestelde met enige regelmaat cannabis. Opgemerkt is dat dit niet direct risicoverhogend werkt.
Het risico op terugval in gewelddadig gedrag wordt binnen het proefverlofkader ingeschat als laag tot matig. Binnen het kader van een voorwaardelijke beëindiging wordt verwacht dat dit niet verandert: het risico blijft laag tot matig. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico op gewelddadig gedrag ingeschat op matig. Van belang is in elk geval dat de ter beschikking gestelde kan beschikken over voldoende externe structuur. De ter beschikking gestelde zal bij zijn huidige woonvorm kunnen blijven wonen. De externe structuren van hulpverlening, woonsituatie en toezicht blijven daarmee aanwezig.
Advies psycholoog/zorgverantwoordelijke
De psycholoog, de heer [naam deskundige] , heeft in het zorgplan/behandelplan van de betrokkene van 12 oktober 2020 aangegeven dat van de forensische behandeling vanuit het tbs-kader niet veel meer te verwachten is. Een zorgmachtiging is meer passend vanwege de somatische zorg en de kans op zorgmijding en (verdere) maatschappelijke teloorgang. Ook kan vanuit de zorgmachtiging toezicht gehouden worden op middelengebruik wat belangrijk is voor de inschatting van de kans op agressie naar anderen.
Op de zitting gegeven advies
De deskundige heeft zijn advies op de zitting toegelicht. Hij heeft onder meer - zakelijk weergegeven – verklaard dat het voor de hoogte van het recidiverisico niet uitmaakt of de volgende stap gezet wordt in een forensisch kader of in het kader van een zorgmachtiging. Van belang is dat [naam instelling] de ter beschikking gestelde kan begeleiden en dat er achtervang is middels een ambulant team. Het kader maakt daarom niet uit, mits er maar een steunend kader is. Aangezien de samenwerking met de reclassering wisselend verloopt en niet optimaal is, zou het kader met een zorgmachtiging juist een voordeel kunnen zijn.

4..Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering (mits de verzochte zorgmachtiging wordt verleend).
Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar alsmede om vanuit het proefverlof toe te gaan werken naar een voorwaardelijke beëindiging.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en zijn raadsman hebben primair verzocht - indien een zorgmachtiging niet tot de mogelijkheden behoort is - de vordering af te wijzen, nu niet langer voldaan wordt aan het gevaarcriterium. Maar aangezien de wet voorafgaand aan een definitieve beëindiging een voorwaardelijke beëindiging voorschrijft, is bepleit de maatregel voorwaardelijk te beëindigen onder dezelfde voorwaarden als het proefverlof.

5..Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat een tbs-maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de maatregel eist. Dit houdt in dat het recidivegevaar nog in reële mate aanwezig moet zijn en dit dient voort te vloeien uit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Uit de stukken blijkt dat bij de ter beschikking gestelde, met een lang forensisch behandelverleden, primair sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, in het verleden antisociaal van aard, op grond waarvan zijn verhouding met de mensen om hem heen vaak gecompliceerd is en moeizaam verloopt. Ten aanzien van het hieraan te verbinden recidiverisico wordt het volgende overwogen.
Op grond van de stukken en hetgeen bij de behandeling op zitting naar voren is gekomen wordt vastgesteld dat de ter beschikking gestelde in de huidige omstandigheden stabiel functioneert. Hij wil een zo zelfstandig mogelijk verblijf met hulp op afstand, waarbij hij toestemming heeft om (gereguleerd) te blowen en te drinken. Op de huidige plek van [naam instelling] is dat mogelijk, mits zijn gebruik niet tot problemen leidt. Hij heeft ernstige lichamelijke aandoeningen, met name diabetes, met daarbij en daardoor schade aan bijna alle organen. Hij is na jarenlange hospitalisatie uit de aard van zijn persoonlijkheidsstoornis minder zelfredzaam dan gewenst en neigt tot zelfverwaarlozing. Als het middelengebruik doorschiet, verergert de lichamelijke verwaarlozing. Hij kan verbaal uit zijn slof schieten, maar dit is eerder ondermijnend, omdat het anderen afstoot, dan dat het daadwerkelijk gevaarlijk is voor anderen. Zijn zelfredzaamheid is ook beperkt en hij kan zich niet zelfstandig handhaven in de maatschappij. Een verplichtend kader is vooralsnog nodig om de vereiste zorg te kunnen bieden.
In het kader van de zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz (die heden ter zitting mondeling is uitgesproken onder zaak- /rekestnummer: C/10/608561 / FA RK 20-9207) blijft deze hulp beschikbaar zolang als de ter beschikking gestelde die nodig heeft en aan de daarvoor vereiste criteria wordt voldaan. De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat de kans op recidive met deze zorgmachtiging zodanig is verlaagd dat beëindiging van de terbeschikkingstelling gerechtvaardigd is.

6..Beslissing

De rechtbank
wijst afde vordering van de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. C. Laukens en K. Versteeg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.H. van der Wal, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.