ECLI:NL:RBROT:2020:11397

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
8328182
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na aanrijding met toegangshek; onderbouwing schadevergoeding onvoldoende

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres en een gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.M. Uijttewaal, vorderde schadevergoeding van de gedaagde, die met zijn vrachtwagen tegen het toegangshek van de eiseres was aangereden. De eiseres stelde dat de schade € 7.376,64 bedroeg, gebaseerd op een offerte van een bedrijf voor het plaatsen van een nieuw hekwerk. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D. Bemelmans, erkende aansprakelijkheid voor een bedrag van € 375,00, maar betwistte de hoogte van de schade die de eiseres claimde.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de hoogte van de schade. De offerte die door de eiseres werd overgelegd, betrof de kosten voor een nieuw hekwerk en niet voor herstel van de schade die door de aanrijding was ontstaan. De kantonrechter oordeelde dat het aan de eiseres was om de schade te onderbouwen, wat zij niet voldoende had gedaan. De subsidiaire vordering van de eiseres om de gedaagde te veroordelen tot herstel van het hek werd ook afgewezen, omdat niet duidelijk was in welke staat het hek zich bevond voor de aanrijding.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiseres afgewezen en bepaald dat ieder van de partijen de eigen kosten van de procedure draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. I.K. Rapmund tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8328182 CV EXPL 20-5390
uitspraak: 11 december 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.M. Uijttewaal te Ochten (gemeente Neder-Betuwe),
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
[naam bedrijf gedaagde],
wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Bemelmans te Den Haag.
Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de dagvaarding, met producties van 4 februari 2020;
  • de conclusie van antwoord, met producties van 21 april 2020;
  • de conclusie van repliek, met een wijziging van eis en producties, van 16 juni 2020;
  • de conclusie van dupliek, met één productie van 11 augustus 2020;
  • de akte uitlaten producties van [eiseres] van 6 oktober 2020.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De feiten

Er wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[gedaagde] is op 28 november 2018 met zijn vrachtwagen tegen het toegangshek van [eiseres] aangereden.
2.2
[naam bedrijf] schrijft in een aan [eiseres] op 14 december 2018 uitgebrachte offerte, voor zover nu van belang:
Hierbij ontvangt u de offerte voor het vervaardigen en plaatsen van een spijlenhekwerk, geheel in kleur, geplaatst op uw locatie aan de [adres] te Rotterdam.
Bovengenoemd hekwerk (…) kunnen wij voor u plaatsen en fabriceren voor een prijs van
€ 6.096,40 excl. btw.
2.3
EMN schrijft in een ‘kort rapport aansprakelijkheid’ van 12 april 2019 aan Risk Verzekeringen, voor zover nu van belang:
Toedracht/oorzaak
Door een aanrijding met het voertuig van verzekerde is schade ontstaan aan het hekwerk van wederpartij.
Schadeomvang
Verzekerde deelde ons mee dat zijn voertuig alleen tegen het schuifportaal aan is gekomen, waardoor dit portaal scheef is komen te staan. Wij ontvingen een door beide partijen ondertekende verklaring (zie
bijlage) waarin staat genoemd, dat schade ontstond aan het voornoemde schuifportaal. Naar onze mening bestaat de schade alleen uit het opnieuw richten en afstellen van het schuifportaal.
Schadevaststelling
Wederpartij heeft een offerte laten opstellen door [naam bedrijf] inzake de vervanging van een groot deel van het hekwerk. De offerte sluit op € 6.096,40 exclusief btw. Het betreft echter een “oud” hekwerk (minimaal 15 jaar oud). Daarnaast is er sprake van veel reeds bestaande schade. Foto’s hiervan zijn reeds in uw bezit. Wederpartij gaf aan een geschil te hebben met verzekerde en geen interesse te hebben in het standpunt van de verzekeraar van verzekerde. Het hekwerk zou door wederpartij zelf niet zijn verzekerd.
Bij het vaststellen van de schade zijn wij uitgegaan van het opnieuw richten en afstellen van het schuifportaal. Op basis van een eigen calculatie hebben wij de herstelkosten vastgesteld op
€ 375,00 exclusief btw.
2.4
[gedaagde] heeft het schadebedrag dat hij erkent (€ 375,00) tijdens deze procedure aan [eiseres] betaald.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert, na een wijziging van haar eis, met rente, € 4.023,84 aan incassokosten en veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure:
primair[gedaagde] te veroordelen een schadevergoeding van € 7.376,64 (het bedrag uit de onder 2.2 genoemde offerte vermeerderd met de omzetbelasting) aan haar te betalen;
subsidiair[gedaagde] ertoe te veroordelen voor zijn rekening een derde de opdracht te geven haar hek terug te brengen in de staat waarin het zich bevond voordat [gedaagde] daar met zijn vrachtwagen tegenaan reed.
3.2
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering.
3.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [eiseres] en [gedaagde] de vordering en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.

4..De beoordeling

4.1
Als [gedaagde] met zijn vrachtwagen tegen het toegangshek van [eiseres] rijdt, moet hij de schade die [eiseres] daardoor lijdt vergoeden (artikel 6:162 BW). Dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] lijdt, en dat [eiseres] schade lijdt erkent [gedaagde] door in ieder geval
€ 375,00 aan [eiseres] betaald te hebben, staat niet ter discussie. De vraag is alleen hoe hoog de schade dan is.
4.2
[eiseres] stelt dat haar schade € 7.376,64 (inclusief omzetbelasting) bedraagt. Dat dit zo is blijkt echter niet. [eiseres] verwijst ter onderbouwing van haar schade alleen naar de door [naam bedrijf] uitgebrachte offerte (zie 2.2). In die offerte staat weliswaar het bedrag dat [eiseres] aan schade noemt, maar [naam bedrijf] biedt niet aan de schade te herstellen. [naam bedrijf] biedt aan voor het genoemde bedrag een heel nieuw hek te plaatsen. [eiseres] onderbouwt niet welke schade is ontstaan door de aanrijding en hoeveel het kost om díe schade te herstellen. [eiseres] richt haar pijlen in haar stukken met name op hoe [gedaagde] onderbouwt dat de schade € 375,00 bedraagt. Het is echter niet aan [gedaagde] om te stellen en te bewijzen hoe hoog de schade is. Het is aan [eiseres] om dit te doen, temeer nu [gedaagde] gemotiveerd, met foto’s onderbouwd, aanvoert dat het toegangshek ook voor de aanrijding al niet in al te beste staat verkeerde. [eiseres] brengt hier onvoldoende tegenin. Dat [eiseres] € 7.376,64 aan schade lijdt onderbouwt zij niet (voldoende). Verder zijn er geen aanknopingspunten om een ander bedrag dan gevorderd toe te wijzen. De primaire vordering van [eiseres] moet daarom afgewezen worden.
4.3
De subsidiaire vordering van [eiseres] [gedaagde] ertoe te veroordelen voor zijn rekening een derde de opdracht te geven haar hek terug te brengen in de staat waarin het zich bevond voordat [gedaagde] daar met zijn vrachtwagen tegenaan reed, is ook niet toewijsbaar. De vraag die hierbij van belang is is namelijk: in welke staat bevond het hek zich dan voordat [gedaagde] daar met zijn vrachtwagen tegenaan reed? [eiseres] beantwoordt die vraag in deze procedure echter niet. Een veroordeling van [gedaagde] zoals [eiseres] dit subsidiair voor ogen staat, zal daarom meer problemen opleveren dan dat het oplost. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding af te wijken van de hoofdregel dat een schadevergoeding in geld wordt betaald.
4.4
De primaire en de subsidiaire vordering van [eiseres] zijn dus niet toewijsbaar. Aan de beoordeling van de gevorderde rente en de incassokosten komt de kantonrechter daarom niet toe.
4.5
Het staat niet ter discussie dat [eiseres] schade heeft geleden aan haar hek doordat [gedaagde] daar met zijn vrachtwegen tegenaan gereden is. [gedaagde] erkent immers aansprakelijk te zijn voor een schade van € 375,00. Dit kan al afgeleid worden uit de brief van 12 april 2019 (zie 2.3). Op het moment dat [eiseres] [gedaagde] dagvaardde was dit bedrag echter nog niet betaald. Dat is pas tijdens deze procedure gebeurd. Er kan dus niet gezegd worden dat [eiseres] [gedaagde] geheel onterecht in deze procedure betrokken heeft en evenmin kan gezegd worden dat [eiseres] geheel de in het ongelijk gestelde partij is. In het feit dat [gedaagde] tijdens deze procedure een bedrag aan schade aan [eiseres] betaald heeft, in combinatie met het feit dat het bedrag dat [eiseres] in deze zaak vordert níet toewijsbaar is, ziet de kantonrechter aanleiding te bepalen dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.
4.6
Omdat geen van de partijen iets aan de ander hoeft te betalen, heeft het geen zin om dit vonnis ‘uitvoerbaar bij voorraad’ te verklaren. Die vordering wordt daarom afgewezen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiseres] af;
bepaalt dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686