ECLI:NL:RBROT:2020:11349

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
KTN-8487814_04122020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens ontbreken energieleveringsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stedin Netbeheer B.V. en meerdere gedaagden. Stedin, als netbeheerder, vorderde een schadevergoeding van € 75,00 van de gedaagden wegens het ontbreken van een energieleveringsovereenkomst voor een periode waarin zij gebruik maakten van de elektriciteits- en gasaansluitingen zonder een geldige overeenkomst. De procedure volgde na een exploot van dagvaarding op 28 april 2020, waarbij de gedaagden niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Stedin niet als leverancier van energie mag optreden en dat de gedaagden onrechtmatig handelden door gebruik te maken van de aansluitingen zonder een overeenkomst. De rechtbank heeft de vordering van Stedin ten aanzien van gedaagden 2 toegewezen, terwijl de vordering ten aanzien van gedaagden 1 werd afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat deze gedaagden verplicht waren een overeenkomst te sluiten. De rechtbank heeft Stedin veroordeeld in de proceskosten van gedaagden 1 en heeft de nakosten toegewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van netbeheerders en de noodzaak voor consumenten om geldige overeenkomsten te hebben met energieleveranciers.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8487814 \ CV EXPL 20-13109
uitspraak: 4 december 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden 1] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. W. Suttorp.
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden 2] ,
gedaagden,
die niet zijn verschenen.
Eiseres wordt hierna ook aangeduid als “Stedin”. Gedaagden sub 1 en 2 worden hierna aangeduid als “ [gedaagde 1] ”, “ [gedaagde 2] ” en gezamenlijk als “ [gedaagden 1] ”. Gedaagden sub 3 en 4 worden hierna aangeduid als “ [gedaagde 3] ”, “ [gedaagde 4] ” en gezamenlijk als “ [gedaagden 2] .”. Gedaagden gezamenlijk worden aangeduid als gedaagden.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 28 april 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagden 1] , met één productie;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek van [gedaagden 1] .
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
Stedin is door de Minister van Economische Zaken aangewezen als netbeheerder in de zin van artikel 10 lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1 sub e jo. 2 lid 1 van de Gaswet.
In hoedanigheid van netbeheerder beheert Stedin het openbare gas- en elektriciteitsnet in onder meer Zuid-Holland en Utrecht. Stedin is verantwoordelijk voor het transport van onder meer elektriciteit over dit netwerk en het aansluiten daarop van afnemers.
Op grond van de Elektriciteitswet 1998 is het Stedin niet toegestaan om goederen of diensten te leveren waarmee in concurrentie wordt getreden. Derhalve mag Stedin niet optreden als leverancier van elektriciteit en/of gas.
Aan het adres [adres] (hierna: het leveringsadres) heeft Stedin een elektriciteitsmeter met EAN-code [nummer 1] en meternummer [nummer 2] , en een gasmeter met EAN-code [nummer 3] en meternummer [nummer 4] ter beschikking gesteld.
Uit CAR-register volgt dat de leveringsovereenkomst voor het leveringsadres met Essent per 7 februari 2020 is beëindigd en dat vanaf 6 mei 2020 een nieuwe overeenkomst met Essent tot stand is gekomen.
Een monteur van Stedin heeft het leveringsadres bezocht op 2 maart 2020 om de gas- en elektriciteitsaansluiting af te sluiten, maar heeft daar niemand aangetroffen.
Op 7 april 2020 door deurwaarder het leveringsadres bezocht, waarbij deze heeft geconstateerd dat dit is bewoond en op naambordje “ [gedaagde 4] ” staat.
Essent heeft de gemachtigde van [gedaagden 1] per e-mail van 26 mei 2020 het volgende bericht:
Wij hebben met ingang van 06-05-2020 een nieuwe leveringsovereenkomst afgesloten met [naam] . Dit is ook kenbaar gemaakt bij Stedin.
De voorgaande leveringsovereenkomst is per 06-02-2020 is door ons beëindigd vanwege achterstand in de betalingen. Over de periode 06-02-2020 en 06-05-2020 is er geen leveringsovereenkomst geweest. Over die periode heeft Stedin een juridische procedure opgestart.

3..De vordering, de grondslag en het verweer

3.1
Stedin heeft – na vermindering van eis – gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden 2] . hoofdelijk, des dat de één betalend de ander voor dat deel zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan Stedin te voldoen een bedrag van € 75,00 aan gefixeerde schadevergoeding voor misgelopen aansluit- en transportvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede de kosten van dit geding en de nakosten.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Stedin aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. Gedaagden hebben op het leveringsadres in de periode tussen 7 februari en 6 mei 2020 de beschikking gehad over de door Stedin ter beschikking gestelde elektriciteitsaansluiting en gasaansluiting, zonder dat sprake was van een overeenkomst met een energieleverancier. Gedaagden handelen hiermee in strijd met de wet en daarmee onrechtmatig jegens Stedin, alsmede met de aansluit- en transportovereenkomst van Stedin.
Stedin heeft als gevolg daarvan over deze periode terzake van elektriciteit en gas bedragen van € 19,25 inclusief btw respectievelijk € 15,16 inclusief btw per maand aan schade geleden alsmede een bedrag buitengerechtelijke kosten, welke bedragen zij heeft gefixeerd op een bedrag van in totaal € 75,-. Nu gedaagden, ondanks sommaties, in gebreke zijn gebleven tijdig een overeenkomst te sluiten met een energieleverancier en daartoe eerst na het uitbrengen van de dagvaarding zijn overgegaan, zijn zij gehouden tot betaling van de proceskosten.

4..De beoordeling van het geschil

4.1
Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagden 1] tevens namens [gedaagden 2] . is verschenen. Tegen [gedaagden 2] . is verstek verleend. [gedaagden 1] is wel in de procedure verschenen, zodat op grond van artikel 140 lid 3 Rv tussen alle partijen één vonnis worden gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.2
Nu [gedaagden 2] . geen verweer heeft gevoerd en de vordering de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal de vordering ten aanzien van [gedaagde 4] en [gedaagde 3] worden toegewezen.
4.3
[gedaagden 1] heeft betwist dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn aan te merken als huurders dan wel eigenaars van het leveringsadres alsmede dat zij een overeenkomst met Stedin zouden hebben gesloten. Voorts heeft zij aangevoerd dat het enkele feit dat zij bewoners zijn van het leveringsadres onvoldoende is om enige verplichting jegens Stedin aan te nemen. Daarnaast betwist zij brieven van Stedin te hebben ontvangen en voor de dagvaarding op de hoogte te zijn geweest van het standpunt van Stedin. Stedin heeft weliswaar gereageerd ten aanzien van gedaagden gezamenlijk, maar is niet specifiek ingegaan op de verweren van [gedaagden 1] ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Door Stedin is onvoldoende onderbouwd dat (ook) [gedaagden 1] gehouden waren tot het afsluiten van een overeenkomst met een energie-leverancier, dat met hen een leveringsovereenkomst bestond, en/of dat de door haar verzonden brieven [gedaagden 1] hebben bereikt. De vorderingen ten aanzien van [gedaagden 1] zullen dan ook worden afgewezen.
4.4
Ten aanzien van de procedure tegen [gedaagden 1] zal Stedin, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
4.5
Ten aanzien van de procedure tegen [gedaagden 2] ., zal [gedaagden 2] . als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
5.
De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden 2] . hoofdelijk, des dat de één betalend de ander voor dat deel zal zijn bevrijd, om ten titel van schadevergoeding een bedrag van € 75,00 aan Stedin te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt Stedin in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagden 1] vastgesteld op € 144,- aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [gedaagden 2] . hoofdelijk, des dat de één betalend de ander voor dat deel zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op:
  • € 209,09 aan verschotten;
  • € 144,- aan salaris voor de gemachtigde;
en, indien gedaagde niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 36,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590