In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen verzoekster en ABS Autoherstel Papendrecht B.V. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. D. Müskens, heeft aanvankelijk verweer gevoerd tegen de beëindiging van haar dienstverband. Echter, tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2020 heeft zij erkend dat er een onoverbrugbaar verschil van inzicht bestaat over de functie-invulling, waardoor zij haar verzoek heeft gewijzigd en zich niet langer verzet tegen het gewijzigde tegenverzoek van ABS.
ABS, vertegenwoordigd door mr. A.C.F. Berkhof, heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 20 oktober 2020, op basis van een verstoorde arbeidsverhouding, zoals bedoeld in artikel 7:671b in combinatie met artikel 7:669 lid 3 sub g BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er tussen partijen een situatie is ontstaan waarin een behoorlijke samenwerking niet meer mogelijk is, zonder dat één van de partijen daarvan in overwegende mate een verwijt kan worden gemaakt. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding toegewezen en de arbeidsovereenkomst per 20 november 2020 beëindigd.
Daarnaast is er overeenstemming bereikt over een beëindigingsvergoeding van € 11.500,- bruto, die door ABS aan verzoekster moet worden betaald. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.