ECLI:NL:RBROT:2020:11333

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
C/10/605411 / JE RK 20-2765 en C/10/605418 / JE RK 20-2766
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 17 november 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaken C/10/605411 / JE RK 20-2765 en C/10/605418 / JE RK 20-2766, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1], [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen wordt bedreigd door de echtscheiding van de ouders en dat er noodzaak is voor jeugdbescherming. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen voor een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1]. De ouders zijn betrokken bij de procedure, waarbij de vader en moeder verschillende standpunten innemen over de hulpverlening en de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI gehonoreerd en de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengd tot 27 november 2021, evenals de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1]. De machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] is verlengd tot 27 februari 2021. De kinderrechter heeft de beslissing voor het overige verzochte aangehouden tot een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/605411 / JE RK 20-2765 en C/10/605418 / JE RK 20-2766
datum uitspraak: 17 november 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2006 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,
[naam minderjarige 3],
geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2012 te Rotterdam, hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [wooplaats vader] ,

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de verzoekschriften met bijlagen ten aanzien van C/10/605418 / JE RK 20-2766 van de GI van 2 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 5 oktober 2020,
- het verzoekschrift met bijlagen ten aanzien van C/10/605411 / JE RK 20-2765 van de GI van 5 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 17 november 2020 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. E. Kool,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 18 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengd tot 27 november 2020. Bij beschikking van 18 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] verlengd tot
27 november 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot
27 november 2020.

De verzoeken en het standpunt van de GI

Ten aanzien van C/10/605418 / JE RK 20-2766:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar.
Ten aanzien van C/10/605411 / JE RK 20-2765:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de verzochte ondertoezichtstelling, te weten tot 27 november 2021.
De GI heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De afgelopen periode is er veel gebeurd in de thuissituatie van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . De kinderen hebben een flinke knauw gekregen door de echtscheiding van de ouders en het delict van [voornaam minderjarige 1] . De ontwikkeling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] is lange tijd gestagneerd. Inmiddels krijgen [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] al geruime tijd begeleiding. De ouders zijn tevreden over de hulpverlening voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] . Zij zetten goede stappen en het is belangrijk dat deze lijn wordt doorgezet. De Waag is betrokken bij het gezin. De ouders hebben lange tijd hulpverlening ontvangen vanuit de Waag. Vanuit Fier is geprobeerd om systeemtherapie op te starten, maar de systeemtherapie is niet van de grond gekomen.
Hoewel de ouders de beste bedoelingen hebben, lopen de visies van de ouders uiteen. De kinderen houden evenveel van beide ouders en hebben een duidelijke mening over hoe de contactregeling vorm moet krijgen. De bedoeling is om in januari 2021 te starten met Kinderen uit de Knel. De ouders zijn onvoldoende in staat om zelfstandig de hulpverlening voort te zetten. Het is daarom belangrijk dat de GI betrokken blijft bij het gezin.
Ten aanzien van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder geeft de GI aan dat de situatie zeer ingewikkeld is. [voornaam minderjarige 1] verblijft inmiddels een jaar bij Fier, maar hij komt niet verder in zijn ontwikkeling. Fier is er niet in geslaagd om het gesprek met [voornaam minderjarige 1] op gang te brengen over het delict en hetgeen daaraan vooraf is gegaan. Fier is geen geschikte plek meer voor [voornaam minderjarige 1] . Fier adviseert een plaatsing in een gezinshuis of pedagogisch pleeggezin met ambulante hulpverlening en EMDR-therapie. [voornaam minderjarige 1] is niet gebaat bij een grote groep met wisselende begeleiders. Het is frustrerend dat er in Nederland een zeer beperkt aanbod is op het gebied van kleinschalige gezinshuizen. Een gesloten plaatsing is niet aan de orde. Ook een terugkeer naar huis behoort niet tot de mogelijkheden, omdat het recidiverisico nog te groot is. De komende periode is het belangrijk dat de beide ouders aan [voornaam minderjarige 1] meegeven dat het goed is dat hij behandeling krijgt binnen een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

Het standpunt van belanghebbenden

Ten aanzien van C/10/605418 / JE RK 20-2766:
Door en namens de vader wordt ter zitting het volgende naar voren gebracht. De communicatie tussen de ouders is zakelijk en de ouders hebben grote stappen gezet in de onderlinge communicatie. De ambulante hulpverlening van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] vindt plaats op school. De kinderen hebben veel vertrouwen in de hulpverlening en de ouders zijn tevreden met deze hulpverlening. Het is belangrijk dat de kinderen daar hun ei kwijt kunnen, vanwege het loyaliteitsconflict waarin de kinderen zaten. Namens de vader zal met betrekking tot de boedelscheiding worden verzocht om de zaak bij het Hof Den Haag uit te stellen, zodat de ouders de handen vrij hebben om mee te werken aan Kinderen uit de Knel.
Primair wordt verzocht om de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] af te wijzen en subsidiair om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een kortere duur van drie of zes maanden.
De moeder is het eens met de verzoeken van de GI. Zij wil dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt verlengd. Er moeten nog veel stappen gezet worden in de communicatie tussen de ouders. De kinderen hebben momenteel nog te veel last van een loyaliteitsconflict, doordat de ouders niet altijd goed communiceren. De moeder is zich ervan bewust dat de ouders hiermee aan de slag moeten.
Ten aanzien van C/10/605411 / JE RK 20-2765:
De vader vindt een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] nog noodzakelijk. Fier heeft een jaar verspeeld waarin juist veel stappen gezet konden worden. Fier zou hulp moeten aanbieden aan [voornaam minderjarige 1] , maar er gebeurt niets. Bovendien voelen de ouders zich niet betrokken bij de keuzes die worden gemaakt rondom [voornaam minderjarige 1] . Fier is de verkeerde plek voor [voornaam minderjarige 1] . Hij is gebaat bij warmte en liefde. De vader begrijpt dat [voornaam minderjarige 1] nog niet naar huis kan, maar er moet wel worden toegewerkt naar een terugkeer naar huis. Fier heeft toegezegd mee te willen denken over onderwijs voor [voornaam minderjarige 1] , maar ook dat is niet van de grond gekomen.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. Zij wil dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] wordt verlengd. Ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] moet worden verlengd, omdat [voornaam minderjarige 1] alleen kan worden geholpen in een andere omgeving dan de thuissituatie. [voornaam minderjarige 1] zal, ook gelet op de veiligheid van [voornaam minderjarige 3] , eerst de nodige stappen moeten zetten voordat een terugkeer naar huis aan de orde is. Het is daarbij van belang dat [voornaam minderjarige 1] de aangeboden hulpverlening wil toelaten.

De mening van [voornaam minderjarige 1]

wil graag naar huis. Hij wil dan eerst een aantal weken bij de grootouders vaderszijde verblijven. Daarna wil hij afwisselend steeds een week bij de vader en een week bij de moeder wonen. [voornaam minderjarige 1] vindt dat hij geen behandeling of hulp nodig heeft. Het gaat goed met [voornaam minderjarige 1] bij Fier. Hij wordt minder boos, loopt niet meer weg en hij sloopt minder dingen.

De beoordeling

Ten aanzien van C/10/605418 / JE RK 20-2766:
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] nog onveranderd in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderen zijn verwikkeld geraakt in de echtscheiding tussen de ouders, hetgeen belastend en schadelijk is voor hun ontwikkeling. De ouders zijn aan zet om de komende periode stappen te zetten om de onderlinge communicatie verder te verbeteren. De inzet van een jeugdbeschermer is noodzakelijk om de ouders bij dit proces te begeleiden en de hulpverlening voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te continueren.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verlengen voor de duur van twaalf maanden.
Ten aanzien van C/10/605411 / JE RK 20-2765:
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat ook ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het BW. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:265c, tweede lid, BW.
[voornaam minderjarige 1] verblijft inmiddels bijna een jaar bij Fier. Fier lijkt niet meer de beste plek te zijn voor [voornaam minderjarige 1] , alleen er is op dit moment geen geschikter alternatief voorhanden. [voornaam minderjarige 1] lijkt het meest gebaat bij een plaatsing in een kleinere setting. De komende periode dient er zicht te komen op de accommodaties van jeugdhulpaanbieders die meer aansluiten op wat [voornaam minderjarige 1] nu nodig heeft. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] verlengen voor een kortere periode om dit te kunnen monitoren. In de tussentijd zal [voornaam minderjarige 1] zich moeten inzetten voor de behandeling bij Fier.
De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] verlengen voor de duur van drie maanden en de beslissing voor het overig verzochte aanhouden tot nader te noemen zitting. De GI wordt verzocht uiterlijk twee weken voor deze zitting de kinderrechter met afschrift aan de belanghebbenden te informeren over de stand van zaken.

De beslissing

De kinderrechter:
ten aanzien van C/10/605418 / JE RK 20-2766:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] tot 27 november 2021;
ten aanzien van C/10/605411 / JE RK 20-2765:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] tot 27 november 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 27 februari 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van [voornaam minderjarige 1] , de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
16 februari 2021 om 13.30 uurin het gerechtsgebouw te
Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI en de belanghebbenden;
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige 1] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor bovengenoemde zitting de kinderrechter met afschrift aan de belanghebbenden te informeren over de stand van zaken.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2020 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.M.C. van der Knaap als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.