ECLI:NL:RBROT:2020:11300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
ROT 20/6323
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van het Experiment gesloten coffeeshopketen

Op 3 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die niet was aangewezen als teler voor het Experiment gesloten coffeeshopketen, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de verweerders, waaronder de minister voor Medische Zorg en Sport en de minister van Justitie en Veiligheid. Het besluit was gebaseerd op een negatief advies van de burgemeester, die zich had uitgesproken over de veiligheid en openbare orde in verband met de locatie van verzoekster. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster inspraak had moeten krijgen bij de totstandkoming van dit advies, wat niet was gebeurd. Dit maakte de totstandkoming van het advies onzorgvuldig. Bovendien bleek dat de burgemeester inconsistent was in zijn adviserende rol ten aanzien van verschillende aanvragers. De voorzieningenrechter schorste het primaire besluit, waardoor verzoekster alsnog mocht deelnemen aan de loting voor het experiment. Tevens werden de verweerders veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/6323

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[naam verzoekster] , te [vestigingsplaats verzoekster] , verzoekster(gemachtigden: mr. N.U.N. Kien en mr. C. de Geus),

en

de minister voor Medische Zorg en Sport, en

de minister van Justitie en Veiligheid, verweerders
(gemachtigde: mr. E. van Brandwijk).

ProcesverloopBij besluit van 27 november 2020 (het primaire besluit) hebben verweerders verzoeksters aanvraag om aanwijzing als teler voor het Experiment gesloten coffeeshopketen afgewezen.

Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter op 1 december 2020 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen zijn op 3 december 2020 via een Skype-verbinding gehoord. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Namens verzoekster nam ook
[naam] , werknemer van verzoekster, deel aan de zitting.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerders op het betaalde griffierecht van € 354,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerders in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.050,-.

Overwegingen

1. De Wet experiment gesloten coffeeshopketen maakt het mogelijk dat gereguleerd geëxperimenteerd wordt met de productie van hennep of hasjiesj door aangewezen telers, de levering daarvan aan coffeeshops in deelnemende gemeenten en de verkoop van die hennep of hasjiesj door die coffeeshops. Maximaal tien telers mogen deze hennep of hasjiesj produceren. Verweerders hebben advies gevraagd aan gemeenten waar aanvragers van een aanwijzing als teler de teelt willen verrichten, over de gevolgen van de eventuele vestiging op de veiligheid en openbare orde. In het geval van verzoekster heeft de burgemeester een negatief advies afgegeven omdat de beoogde locatie aan een doodlopende weg ligt en er daarom zorgen zijn over de veiligheid en openbare orde. Verweerders hebben dit advies gevolgd. Door de afwijzing van de aanvraag mag verzoekster niet meedoen aan de loting die op 3 december 2020 om 11:00 uur plaatsvindt tussen de overgebleven aanvragers.
2. Het feit dat er sprake is van een onomkeerbare situatie als verzoekster niet mag meeloten, is wel een voorwaarde maar niet voldoende voor het treffen van een voorlopige voorziening. Om te bepalen of er grond bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening moet er een inschatting worden gemaakt van de slagingskans van verzoeksters bezwaarschrift.
3.1.
Centraal staat de vraag hoe verweerders moeten omgaan met het advies van de burgemeester en hoe ver de vergewisplicht van verweerders reikt.
3.2.
Verweerders stellen zich op het standpunt dat het advies van de burgemeester voldoende gemotiveerd en concludent is en dat zij zich daarom op dat advies mochten baseren. Verweerders hebben geen navraag gedaan bij de burgemeester over het verloop van het adviseringsproces en stellen dat dat een kwestie tussen de burgemeester en de aanvrager is. Verweerders kennen een doorslaggevend gewicht toe aan het advies van de burgemeester over de openbare orde ter plaatse. Op zichzelf is dat begrijpelijk, omdat de burgemeester de situatie ter plaatse het beste kan beoordelen. Omdat aan het advies van de burgemeester een doorslaggevend gewicht wordt toegekend, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster inspraak zou hebben moeten krijgen bij de totstandkoming van dat advies, bijvoorbeeld door het bieden van de mogelijkheid een zienswijze te geven op een voorgenomen negatief advies. Dat is in dit geval niet gebeurd. Verzoekster heeft op
24 november 2020 telefonisch van de gemeente te horen gekregen dat er op 11 november 2020 een negatief advies is afgegeven en dat dit advies al naar verweerders was gestuurd. Hierdoor was een eventuele aanpassing van het advies niet meer mogelijk.
De voorzieningenrechter acht de totstandkoming van het advies alleen daarom al niet zorgvuldig.
3.3.
Daar komt bij dat verzoekster heeft aangevoerd dat er een andere aanvrager is die wil gaan telen op een buurperceel dat ook via een doodlopende weg is ontsloten op dezelfde doorgaande weg als waarop het perceel van verzoekster is ontsloten. Volgens verzoekster is er tussen die aanvrager en de gemeente contact geweest over de ontsluiting van het perceel. Die aanvrager heeft daarbij toezeggingen gedaan over de ontsluiting van het perceel door het aanleggen van een extra weg op eigen grond, waarna de burgemeester voor die aanvrager (alsnog) een positief advies heeft afgegeven. Verzoekster stelt dat een dergelijke oplossing ook op haar perceel mogelijk zou zijn geweest. Verweerders hebben deze gang van zaken niet betwist. Dit betekent dat voor de voorzieningenrechter vast staat dat de burgemeester verschillend is omgegaan met zijn adviserende rol ten aanzien van verschillende aanvragers. Ook dit maakt dat de totstandkoming van het advies onzorgvuldig is.
3.4.
Omdat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, mochten verweerders zich daar niet op baseren. De voorzieningenrechter verwacht daarom dat verzoeksters bezwaar een reële kans van slagen heeft.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het primaire besluit is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit heeft tot gevolg dat de aanvraag van verzoekster mag meedoen met de loting op 3 december 2020.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerders aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerders in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de Skype-zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2020 door mr. A.C. Rop, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanE.C. Petrusma, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

RechtsmiddelTegen de uitspraak staat geen rechtsmiddel open.