In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het valselijk opmaken van een asbestinventarisatierapport. De verdachte, werkzaam bij een asbestinventarisatiebedrijf, had in opdracht van een opdrachtgever een rapport opgesteld dat volgens de officier van justitie vals was, omdat het niet voldeed aan de eisen van een volledige type A inventarisatie. De officier van justitie eiste een taakstraf van 60 uren, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De verdachte had het rapport geautoriseerd op basis van eerdere bevindingen en was niet op de hoogte van nieuwe informatie die door een ander bedrijf was verzameld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk onjuistheden in het rapport had willen opnemen en sprak hem vrij van de tenlastelegging. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor opzet in strafzaken.