ECLI:NL:RBROT:2020:1127

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
C/10/587959 / JE RK 19-3782
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de gezagsuitoefening door de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 13 december 2019, met als doel de minderjarige voor de duur van twaalf maanden onder toezicht te stellen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.A.A.H. van Leur, en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West niet zijn verschenen. De vader, dhr. [naam vader], was als informant aanwezig.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder en dat de minderjarige bij haar woont. De Raad heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling gemotiveerd door te wijzen op de spanningen in de thuissituatie en het huiselijk geweld tussen de ouders, wat heeft geleid tot een onveilige situatie voor [voornaam minderjarige]. De moeder heeft zich echter verzet tegen het verzoek, stellende dat er momenteel geen contact is met de vader en dat de ondertoezichtstelling niet in het belang van [voornaam minderjarige] zou zijn.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, waaronder de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en de betrokkenheid van de moeder, concludeert de kinderrechter dat er op dit moment geen ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige is. De zorgen over de omgang met de vader zijn niet van dien aard dat een ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De kinderrechter wijst het verzoek tot ondertoezichtstelling af, met de mogelijkheid voor de vader om in de toekomst, indien hij zijn zaken op orde heeft, weer contact met [voornaam minderjarige] te hebben.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/587959 / JE RK 19-3782
datum uitspraak: 10 januari 2020

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2013 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
13 december 2019, ingekomen bij de griffie op 16 december 2019.
Op 10 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.A.A.H. van Leur,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zijn niet verschenen:
- de vader, dhr. [naam vader] , als informant,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. In het verleden was sprake van spanning in de thuissituatie en huiselijk geweld tussen de ouders. Zij hebben een slechte onderlinge verstandhouding. [voornaam minderjarige] is lange tijd blootgesteld aan deze problematiek tussen de ouders. De ouders hebben onvoldoende vaardigheden om het patroon te doorbreken. Er is een contactverbod. De vader moet de behandeling bij Fivoor afmaken en de ouders moeten gezamenlijk een traject bij Enver volgen met als doel om de communicatie en de samenwerking te verbeteren. Het toezicht van de reclassering voor de vader eindigt in april 2020. Daarnaast is er sprake van structurele onveiligheid van [voornaam minderjarige] , vooral bij de overdrachtsmomenten. [voornaam minderjarige] wil graag contact met zijn vader, maar de vader komt de afspraken niet altijd na. Het is van belang dat een duidelijk plan over de omgang wordt gemaakt en dat de vader de afspraken nakomt. Tot op heden is dit in het vrijwillig kader niet gelukt.

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich, deels bij monde van haar advocaat, tegen het verzoek van de Raad. Er is op dit moment geen contact met de vader. Er zijn afspraken over de omgang met de reclassering gemaakt. De vader zou [voornaam minderjarige] ophalen bij de zwemles en dan zou [voornaam minderjarige] een weekend blijven slapen, maar de vader kwam niet opdagen. [voornaam minderjarige] is verdrietig als de vader deze afspraken niet nakomt. Hij heeft de vader sinds oktober 2019 niet meer gezien. De vader wil geen verantwoordelijkheid voor [voornaam minderjarige] dragen en doet geen moeite om [voornaam minderjarige] te zien. De ondertoezichtstelling is vooral gericht op het gedrag van de vader. Omdat de vader geen gezag heeft, kan de GI met een ondertoezichtstelling het gedrag van de vader niet sturen. Een ondertoezichtstelling is niet in het belang van [voornaam minderjarige] . De vader moet eerst zijn behandeling bij Fivoor afmaken en zijn best gaan doen voor [voornaam minderjarige] . Dan kan er weer een omgangsmoment plaatsvinden. De reclassering kan de vader hierbij helpen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt niet dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Er is weliswaar in het verleden sprake geweest van spanningen in de thuissituatie en huiselijk geweld, waar [voornaam minderjarige] getuige van is geweest, maar er zijn op dit moment geen zorgen over de huidige opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] bij de moeder. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich positief en de moeder is betrokken.
Wel zijn er zorgen over de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader. Op dit moment geldt er een contactverbod tussen de ouders. Met de reclassering zijn afspraken over de omgang gemaakt, maar de vader komt deze afspraken niet (structureel) na. [voornaam minderjarige] heeft veel last van deze onstabiliteit en onvoorspelbaarheid rondom de omgang. De kinderrechter begrijpt dat dit een teleurstelling is voor [voornaam minderjarige] , maar is van oordeel dat deze zorgen op zichzelf niet van dien aard zijn dat gesproken kan worden van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] . Indien de vader zijn zaken op orde heeft en laat zien dat hij afspraken over het contact met [voornaam minderjarige] kan nakomen, gaat de kinderrechter ervan uit dat de moeder de vader in het belang van [voornaam minderjarige] nog een kans geeft om het contact te hervatten.
Op dit moment zijn er geen gronden (meer) aanwezig om een ondertoezichtstelling uit te spreken. De kinderrechter wijst het verzoek tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] af.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2020 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op januari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.