ECLI:NL:RBROT:2020:11249

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
8727651 CV EXPL 20-4172
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE en rechtsbijstandverzekering; uitleg splitsingsakte en nietigheid van besluiten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, gaat het om een geschil tussen een vereniging van eigenaars (VvE) en een ondergesplitste VvE over de verplichting tot het betalen van een premie voor een rechtsbijstandverzekering. De eiseres, een VvE, vordert betaling van een achterstallige premie van de gedaagde, die deel uitmaakt van een ondergesplitste VvE. De gedaagde betwist de vordering en stelt dat het besluit van de algemene ledenvergadering (ALV) tot het afsluiten van de rechtsbijstandverzekering nietig is, omdat dit niet in de splitsingsakte is opgenomen. De kantonrechter oordeelt dat de uitleg van artikel 8 lid 1 van de splitsingsakte van belang is, waarbij de bedoeling van de opstellers van de akte centraal staat. De rechter concludeert dat het afsluiten van een rechtsbijstandverzekering voor het gehele gebouw niet in strijd is met de splitsingsakte en dat de gedaagde verplicht is om de premie te betalen. De rechter wijst de vordering van de eiseres toe, inclusief de gevorderde rente en kosten, en veroordeelt de gedaagde in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige actie bij het aanvechten van besluiten van een VvE en de uitleg van statuten en besluiten in het kader van de redelijkheid en billijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 8727651 CV EXPL 20-4172
uitspraak: 3 december 2020

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van

[eiseres] ,

gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. T. Steenbeek, Stichting Achmea Rechtsbijstand,
tegen

[gedaagde] ,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
verschenen bij [naam] .
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 19 augustus 2020, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het vonnis van deze rechtbank van 24 september 2020 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
de akte houdende vermeerdering van eis;
de aantekening dat de mondelinge behandeling op 5 november 2020 is gehouden overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven.

Omschrijving van het geschil

1. De vaststaande feiten

1.1
[eiseres] betreft de vereniging van de hoofdsplitsing. [gedaagde] betreft de vereniging van de ondersplitsing. [gedaagde] is voor 5020/20969 onverdeeld aandeel gerechtigd in de gemeenschap en dient voor dit breukdeel bij te dragen in de kosten en schulden die voor rekening van de gezamenlijke eigenaren komen.
1.2
Artikel 8 lid 1 van de splitsingsakte luidt:
“Het bestuur zal het gebouw verzekeren bij één of meer door de vergadering aan te
wijzen verzekeraars tegen water-, storm-, brand-, glas- en ontploffingsschade en
zal tevens een vertekering afsluiten voor de wettelijke aansprakelijkheid, die kan
ontstaan voor de vereniging en voor de eigenaars als zodanig. Voorts zal de vergadering bevoegd zijn te besluiten tot het aangaan van verzekeringen tegen andere
gevaren of tegen de wettelijke aansprakelijkheid van een bestuurder.”
1.3
Bij besluit van de algemene ledenvergadering (hierna: ALV) van 26 juni 2019 is de hoogte van de maandelijkse bijdrage vastgesteld. Voor [gedaagde] bedraagt deze € 1.893,17.
1.4
[gedaagde] betaalt per 1 januari 2019 maandelijks een bedrag van € 1.853,27 aan
[eiseres] .
2. De vordering, de grondslag en het verweer
2.1
[eiseres] vordert – verkort weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 869,70 aan hoofdsom, te vermeerderen met de overeengekomen rente, € 95,- aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder nakosten en rente.
2.2
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van haar verplichting conform artikel 5 van het splitsingsreglement tot tijdige betaling van het gehele maandelijkse voorschot. [gedaagde] voldoet maandelijks een bedrag van € 39,90 te weinig, dit betreft de bijdrage in de premie rechtsbijstandverzekering. Over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 oktober 2020 bedraagt de achterstand € 869,70.
2.3
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan. Artikel 8 lid 1 van de splitsingsakte ziet op de gevaren waartegen het gebouw moet worden verzekerd. Een rechtsbijstandverzekering valt hier niet onder. Het besluit van de ALV tot het afsluiten van een rechtsbijstandverzekering (en het opnemen van de premie daarvan in de begroting) is een nietig besluit. [gedaagde] is dan ook niet gehouden premie te betalen.
Daarnaast is het niet redelijk [gedaagde] te laten betalen voor deze verzekering nu zij daar geen gebruik van kan maken in procedures tegen [eiseres] terwijl dat andersom wel kan.

Beoordeling van het geschil

3.1
Artikel 2:14 lid 1 BW bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon dat in strijd is met de wet of de statuten
nietigis tenzij uit de wet iets anders voortvloeit. Artikel 5:124 BW bepaalt artikel 2:14 BW van toepassing op de besluiten van verenigingen van eigenaars (hierna: VvE) en artikel 5:129 lid 1 BW stelt de akte van splitsing van een VvE gelijk met statuten. Besluiten van een VvE zijn dus nietig wanneer zij in strijd zijn met de akte van splitsing, tenzij uit de wet iets anders voortvloeit.
Artikel 2:15 lid 1 BW bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon
vernietigbaaris (a) wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen, (b) wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist of (c) wegens strijd met een reglement.
3.2
Nietigverklaring van een besluit van een VvE kan worden voorgelegd aan een rechter van de sector civiel, team Handel van de rechtbank. [gedaagde] heeft deze procedure niet gevolgd. Pas nu zij zelf in rechte betrokken wordt, doet zij een beroep op de – in haar optiek – nietigheid van het besluit om een rechtsbijstandverzekering af te sluiten door
[eiseres] en de kosten daarvan af te wentelen op de ondergesplitste VvE’s. Een dergelijk beroep kan niet zelfstandig door de kantonrechter worden beoordeeld. Volgens artikel 5:130 lid 1 BW gaat de kantonrechter immers over vernietiging van een besluit van een orgaan van een VvE.
[gedaagde] doet in deze procedure echter ook een beroep op de redelijkheid en billijkheid. Op grond van artikel 2:15 lid 1 BW wordt dit door de kantonrechter gezien als een beroep op de vernietigbaarheid. Dat [eiseres] het beroep op de redelijkheid en billijkheid ook als beroep op de vernietiging heeft gezien, is gebleken tijdens de mondelinge behandeling nu zij daar heeft aangevoerd dat de termijn voor vernietiging ruimschoots verstreken is.
Het beroep op de nietigheid kan hierdoor gezien worden als een beroep tezamen met een beroep op vernietiging in één zodat de kantonrechter wel bevoegd is.
3.3
Partijen verschillen van mening over de uitleg van artikel 8 lid 1 van de splitsingsakte. Bij de uitleg daarvan komt het aan op de in de notariële akte tot uitdrukking gebracht bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan. Deze bedoeling moet worden afgeleid uit de in de akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. In dit verband komt betekenis toe aan alle omstandigheden van het geval.
3.4
Artikel 8 lid 1 van de splitsingsakte, opgemaakt op 11 augustus 2003, verplicht het bestuur van [eiseres] het gebouw te verzekeren tegen water-, storm-, brand-, glas- en ontploffingsschade en een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Daarnaast is de ALV bevoegd te besluiten tot het aangaan van verzekeringen tegen andere gevaren of tegen de wettelijke aansprakelijkheid van een bestuurder.
[eiseres] bestaat uit één groot gebouw, onderverdeeld in winkels op de begane grond, daarboven gelegen diverse appartementencomplexen en een ondergrondse parkeergarage. In geval van een gebouw met diverse bestemmingen wordt een VvE altijd opgesplitst. Dit vanwege de verschillende bestemmingen met bijbehorende behoeftes om te voorkomen dat iedereen in kosten moet bijdragen terwijl daar geen gebruik van gemaakt wordt. Zo hoeft een eigenaar van een appartement niet mee te betalen in de kosten van het onderliggende winkelcentrum of in de kosten van de parkeergarage terwijl de eigenaar geen bij het appartement behorende parkeerplaats heeft in die garage. Andersom hoeven de eigenaren van de winkelpanden en/of de parkeergarage niet mee te betalen in de kosten van bijvoorbeeld de liften in het appartementencomplex. Anders ligt dit voor verzekeringen, die kunnen wel voor het gehele gebouw afgesloten worden en elke ondergesplitste VvE draagt dan bij naar evenredigheid in de kosten. Artikel 8 lid 1 eerste volzin noemt dan ook de verzekeringen ten aanzien van het gebouw welke [eiseres] dient af te sluiten. Anders dan de eerste volzin bevat de tweede volzin niet de woorden ‘het gebouw’. De in de tweede volzin genoemde ‘andere gevaren’ hoeven dan ook niet zo restrictief uitgelegd te worden dat zij letterlijk moeten zien op gevaren voor het gebouw maar kunnen ruimer uitgelegd worden. Verder is in de splitsingsakte niet uitgewerkt dat ondergesplitste VvE’s andere risico’s ieder voor zich dienen te verzekeren. Ook worden in de splitsingsakte andere specifieke verzekeringen niet uitgesloten.
Daarnaast geldt dat de rechtsbijstandverzekering al is afgesloten per 1 januari 2008. Tot
1 januari 2019, de datum waarop [naam] voorzitter werd, heeft [gedaagde] de premie altijd voldaan. [gedaagde] kan en heeft ook gebruik gemaakt van de rechtsbijstandverzekering. De enige beperking die de verzekering kent, is dat zij geen dekking geeft aan de ondergesplitste VvE’s in een procedure tegen [eiseres] .
Dit alles overziend kan het afsluiten van een rechtsbijstandverzekering vallen onder de bedoeling van artikel 8 lid 1 van de splitsingsakte. Dat betekent dat het besluit van
[eiseres] niet in strijd is met de splitsingsakte en dus niet nietig is.
3.5
Het beroep op vernietiging van een besluit van een orgaan van de VvE dient bij verzoekschrift binnen een maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit kennis heeft genomen of heeft kunnen nemen. [gedaagde] heeft een dergelijk beroep niet ingesteld. Buiten dat zij daar te laat mee is, zou haar beroep op de redelijkheid en billijkheid in deze procedure om inhoudelijke redenen niet slagen. Het is namelijk niet gebleken dat [gedaagde] door betaling van een bedrag van € 39,90 per maand voor een rechtsbijstandverzekering waar zij gebruik van kan maken en heeft gemaakt onredelijk benadeeld wordt. De enige beperking is dat zij de verzekering niet kan gebruiken in een procedure tegen [eiseres] maar die hoeft pas gevoerd te worden als de daartoe aangewezen wegen tot niets hebben geleid. In dit specifieke geval is door de voorzitter van [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat de kwestie rondom de rechtsbijstandverzekering tijdens de volgende ALV behandeld kan worden mits [gedaagde] dit onderwerp vooraf op de agenda laat zetten en documentatie daaromtrent tijdig toestuurt en niet zoals tijdens de laatste ALV van 26 juni 2019 pas op de vergadering met een wijzigingsvoorstel komt. Er bestaat dus een mogelijkheid de kwestie rondom de rechtsbijstandverzekering zonder een gerechtelijke procedure op te lossen waarvan [gedaagde] nog geen gebruik van heeft gemaakt.
3.6
De gevorderde overeengekomen rente zal als onweersproken worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
3.7
Ook de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen omdat voldoende is gesteld en gebleken dat het gaat om verrichtingen die meeromvattend zijn dan de verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237-240 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten voor dagvaarding dan wel voor de ingebrekestelling door
[eiseres] zijn betaald aan de gemachtigde.
3.8
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] bepaald op € 106,47 aan dagvaardingskosten, € 499,- aan vast recht en € 240,- aan salaris voor de gemachtigde, genoemde bedragen te vermeerderen met de verschuldigde rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van het vonnis tot aan de dag der voldoening.
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 869,70, vermeerderd met de overeengekomen wettelijke rente ex artikel 6:119 BW ten tijde van de dag van opeisbaarheid van de voorschotbedragen verhoogd met 2 punten, met een minimum van € 10,-, over het saldo dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan, vanaf de vervaldag van de voorschotbedragen tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 95,-;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van
[eiseres] vastgesteld op € 605,47 aan verschotten en € 240,- aan salaris voor de gemachtigde, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een bedrag begroot op € 60,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Indien van toepassing dienen beide bedragen te worden vermeerderd met btw. Ook is [gedaagde] de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over al deze bedragen verschuldigd vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745