ECLI:NL:RBROT:2020:11197

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
C/10/600589 / JE RK 20-2033 en C/10/604734 / JE RK 20-2651
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing ondertoezichtstelling en verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen, omdat de kinderen in Spanje verblijven bij hun vader en stiefmoeder. De moeder en de stiefmoeder gaven aan dat het goed gaat met de kinderen, maar de kinderrechter oordeelde dat deze stelling onvoldoende onderbouwd was. De kinderen zijn zonder toestemming van de GI naar Spanje verhuisd, wat zorgwekkend is gezien de voorgeschiedenis van de vader, die verslavingsproblemen heeft gehad. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij de stiefmoeder verlengd, omdat de situatie van de kinderen in Spanje onduidelijk en zorgwekkend is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de GI moet zorgen voor de terugkeer van de kinderen naar Nederland, zodat aan de voorwaarden voor de ondertoezichtstelling kan worden voldaan. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/600589 / JE RK 20-2033
C/10/604734 / JE RK 20-2651
datum uitspraak: 27 oktober 2020

beschikking

in de zaken van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
vertegenwoordigd door

het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming,

hierna te noemen het LET-Jb, gevestigd te Utrecht,
betreffende

[naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2009 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2013 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

[naam stiefmoeder] ,

hierna te noemen de stiefmoeder, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

mr. D.H. van TONGERLO,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam,
De kinderrechter merkt als informant aan:

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 22 september 2020, ingekomen bij de griffie op 25 september 2020.
Op 27 oktober 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.L. Witteveen,
- de advocaat van de vader, mr. A.C. van ’t Hek,
- de advocaat van de stiefmoeder, mr. M. Nentjes,
- de bijzondere curator,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van het LET-Jb, mevrouw [naam vertegenwoordigster 2] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de vader;
- de stiefmoeder.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan de stagiaire van
mr. A.C. van ’t Hek.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verblijven bij de vader en de stiefmoeder in Spanje.
Bij beschikking van 30 juni 2020 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot
15 januari 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 juli 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij een persoon uit het netwerk, te weten bij de stiefmoeder, verlengd tot 13 november 2020.

Het aangehouden verzoek

C/10/600589
De GI heeft een (spoed)machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij een persoon uit het netwerk, te weten bij de stiefmoeder, verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het verzoek

C/10/604734
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op te heffen.

Het standpunt van het LET-Jb

Het LET-Jb heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De stiefmoeder heeft het LET-Jb telefonisch laten weten dat zij niet naar Spanje wil emigreren. Onder valse voorwendselen, namelijk een vakantie naar Spanje, is het gezin (de vader, de stiefmoeder, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en de dochter van de vader en de stiefmoeder, [naam] ) toch naar Spanje geëmigreerd. De moeder had haar toestemming voor de vakantie en de emigratie nog niet verleend. Een dag nadat het gezin is vertrokken naar Spanje, heeft de vader de kinderen uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) en uit Nederland. Hoe dat mogelijk is zonder instemming van de gezaghebbende moeder en de GI is onduidelijk. De vader handelt slechts in zijn eigen belang – wat blijkt uit de emigratie van het gezin naar Spanje – en is onvoldoende in staat het belang van de kinderen boven zijn eigen belang te stellen. De terugkeer van de stiefmoeder en de kinderen naar Nederland is niet mogelijk, aangezien de vader hiervoor geen toestemming verleent en de paspoorten van de kinderen achterhoudt. Bovendien is de stiefmoeder financieel geheel afhankelijk van de vader. De kinderen gaan naar een internationale school in Spanje en willen daar niet zijn. [voornaam minderjarige 1] heeft via zijn schoolmaatschappelijk werkster in Nederland, waar hij op afstand nog contact mee heeft, laten weten dat hij ongelukkig is. Bij [voornaam minderjarige 2] is er sprake van een laag IQ en een ontwikkelingsachterstand, waar nader onderzoek voor nodig is. Door de vader is toegezegd dat hij hiervoor naar Nederland zou terugkeren. Dit is tot op heden niet gebeurd. Hierover bestaan ernstige zorgen, nu de (centrale) voorzieningen in Spanje minder goed zijn dan in Nederland. Tevens bestaan er zorgen over het middelengebruik van de vader. Voorheen was er sprake van intensief cocaïnegebruik en sinds de zomer is er geen urinecontrole meer geweest, waardoor hier onvoldoende zicht op is. Vanwege de afstand wordt door het LET-Jb getwijfeld aan de uitvoerbaarheid van de ondertoezichtstelling.
Desgevraagd laat het LET-jb weten dat zij geen enkele aanleiding zien om aangifte tegen de stiefmoeder te doen; de stiefmoeder doet wat zij onder de huidige omstandigheden kan doen. Zij is door de jaren heen de belangrijkste stabiele factor voor de kinderen.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is ter zitting het volgende aangegeven. Na de vorige zitting heeft de moeder haar toestemming voor de vakantie van de kinderen naar Spanje willen verlenen. Op dat moment bleken de kinderen al – zonder medeweten van de moeder en de GI – met de vader en de stiefmoeder in Spanje te zijn. Er zijn weinig mogelijkheden om terug naar Nederland te keren. De grootmoeder moederszijde is daarom bij de kinderen in Spanje geweest. De kinderen hebben het in Spanje zichtbaar naar hun zin en zien er goed en verzorgd uit. De moeder heeft inmiddels voldoende vertrouwen in de opvoeding en verzorging van de kinderen door de vader en de stiefmoeder. Hoewel de moeder de gang van zaken rondom de emigratie betreurt, heeft zij alsnog met de emigratie van de kinderen ingestemd. Een teruggeleidingsverzoek en daarmee een (mogelijke) plaatsing in een (neutraal) pleeggezin is schadelijk voor de kinderen. De GI wordt verzocht om intrekking van het verzoek tot uithuisplaatsing. Ook wordt verzocht om toewijzing van het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling, omdat daar door de GI feitelijk geen uitvoering meer aan gegeven kan worden.

Het standpunt namens de vader

Namens de vader is ter zitting het volgende naar voren gebracht. Het LET-Jb is zeer deskundig en behandelt voornamelijk problematische zaken. Het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling is door het LET-Jb bewust ingediend; dat zegt dus nogal wat. Door de vader is eerder via zijn advocaat verzocht om een groot overleg, waar hij nog steeds voor openstaat. Zo kan de emigratie van het gezin naar Spanje alsnog met de betrokkenen worden besproken. Slechts vanuit de maatschappelijk werkster van [voornaam minderjarige 1] zou zijn aangegeven dat het met de kinderen niet goed gaat. Verder zijn er geen zorgen over de kinderen bekend. Ondanks de eventuele zorgen over de kinderen is een ondertoezichtstelling niet langer zinvol of in het belang van de kinderen zoals benoemd in artikel 3 van Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Bovendien is de ondertoezichtstelling op afstand feitelijk niet uitvoerbaar. Daarom wordt verzocht om toewijzing van het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling.

Het standpunt namens de stiefmoeder

Namens de stiefmoeder is ter zitting naar voren gebracht dat de advocaat is ingeschakeld door de stiefmoeder toen de stiefmoeder duidelijk werd dat de vader niet van plan was naar Nederland terug te keren en ook de kinderen niet met de stiefmoeder naar Nederland liet terugkeren. De stiefmoeder overzag de situatie toen niet meer. Het belang van de vader en de stiefmoeder stond toen lijnrecht tegenover elkaar. Alhoewel de huidige situatie en de verhuizing naar Spanje niet wenselijk zijn, is de plaatsing van de kinderen bij de stiefmoeder het meest veilig. Zij is daarmee verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. Zij maakt zich echter wel grote zorgen dat haar een strafrechtelijk verwijt zal worden gemaakt. De stiefmoeder keert het liefst terug naar Nederland om zo in samenspraak met alle betrokkenen alsnog naar Spanje te emigreren. Hieraan wil de vader niet meewerken. In Nederland heeft de stiefmoeder geen netwerk en zij is financieel afhankelijk van de vader. De stiefmoeder wil koste wat het kost een kinderbeschermingsmaatregel voor [naam] voorkomen. De stiefmoeder zou met alleen [naam] naar Nederland kunnen terugkeren, maar zij vindt het niet in het belang van de jongens hen in Spanje achter te laten. De stiefmoeder bepaalt overigens verder zelfstandig de dagelijkse bezigheden in Spanje; daarmee heeft de vader geen bemoeienis. Over de weerbaarheid van de stiefmoeder tegenover de vader bestaat geen twijfel; zij is weerbaar genoeg. De Spaanse autoriteiten is verzocht om overname van de zorg over de kinderen; dit is verontrustend. De stiefmoeder acht een beëindiging van de ondertoezichtstelling van belang om meer rust en ruimte te creëren zodat zij alsnog op enig moment met de kinderen, op eigen kracht, kan terugkeren naar Nederland. De ondertoezichtstelling is nu feitelijk niet uitvoerbaar. Daarom verzoekt de stiefmoeder opheffing van de ondertoezichtstelling en beëindiging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij haar.

Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. Met de vader en de stiefmoeder is niet gesproken. Wel heeft de bijzondere curator contact gehad met de grootmoeders vaderszijde en moederszijde. De grootmoeders hebben aangegeven dat het goed met de kinderen gaat en dat ze er gelukkig uitzien. De moeder heeft alsnog ingestemd met de emigratie van de kinderen naar Spanje en wordt door de vader over de kinderen geïnformeerd. De huidige situatie is niet wenselijk, echter de minst slechte van de mogelijke opties. De vader heeft gewonnen en iedereen staat met de rug tegen de muur. Er moet nu geroeid worden met de riemen die er zijn. Voorkomen moet worden dat er aangifte wordt gedaan, dat de politie de kinderen terugbrengt naar Nederland en dat ze in een onbekend pleeggezin worden geplaatst. De wijze waarop de kinderen worden teruggebracht, kan traumatisch voor hen zijn. Indien noodzakelijk kunnen de Spaanse organisaties hulpverlening in de opvoedsituatie inzetten. De huidige situatie kan niet worden veranderd, daarom wordt geadviseerd om opheffing van de ondertoezichtstelling en daarmee ook de machtiging tot uithuisplaatsing. De GI heeft toch geen grip meer op het gezin. Hierdoor ontstaat er meer rust en ruimte voor de stiefmoeder, zonder angst voor een aangifte of druk vanuit betrokken instanties.

Het standpunt van de Raad

De Raad heeft ter zitting het volgende aangegeven. De vader blijkt onvoldoende in staat om het belang van de kinderen boven zijn eigen belang te stellen. Zonder een doordacht plan en de nodige toestemming van de moeder en de instanties is het gezin naar Spanje vertrokken. Hoewel de stiefmoeder heeft aangegeven dat zij samen met de kinderen terug naar Nederland wil keren, lukt dit niet. Er bestaan daarom zorgen over haar weerbaarheid richting de vader. Het is niet duidelijk of er van drugsgebruik bij de vader nog sprake is, nu de vader niet meewerkt aan urinecontroles. De kinderen hebben in hun jonge leven al veel meegemaakt en kunnen lastig wennen aan hun verblijf in Spanje. Momenteel hebben alleen de grootmoeders vaderszijde en moederszijde enig zicht op de kinderen. De huidige (opvoed)-situatie is zeer zorgelijk waarin nauwelijks zicht op de kinderen is en zij nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Een opheffing van de ondertoezichtstelling is dan ook niet aan de orde.

De beoordeling

In de beschikking van 30 juni 2020 is onder meer overwogen dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog
ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd. Er is sprake van een belast verleden waarin de kinderen een instabiele en onveilige opvoedsituatie hebben gekend, mede als gevolg van
verslavingsproblematiek van de vader. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn daarom in het verleden met een machtiging uit huis geplaatst bij de grootmoeder vaderszijde. Sinds november 2019 woonden de kinderen weer thuis (in Nederland) bij de vader en de stiefmoeder. De vader bleef echter ambivalent ten aanzien van de hulpverlening en er was niet gewerkt aan contactherstel tussen de kinderen en de moeder. De kinderrechter achtte in juni 2020 de voortdurende betrokkenheid van de jeugdbescherming noodzakelijk om de opvoedsituatie te monitoren en om het contactherstel tussen de kinderen en de moeder te begeleiden. De kinderrechter achtte toen de gronden voor een ondertoezichtstelling aanwezig en heeft deze verlengd tot
15 januari 2021.
In de beschikking van 29 juli 2020 is onder meer overwogen dat voor het welbevinden van [voornaam minderjarige 1] hij gesprekken heeft met een maatschappelijk werkster. [voornaam minderjarige 2] stond toen al op de wachtlijst voor een onderzoek door het KSCD. In de periode vanaf 29 juli 2020 moest onderzocht worden welke hulpverlening (verder) ingezet zou moeten worden in de
gezinssituatie of voor de gezinsleden afzonderlijk en diende te worden bekeken of
urinecontroles bij de vader nog nodig waren. De vader diende in contact te treden met de gezaghebbende moeder en de Gl om afspraken te maken over vakanties, eventuele omgang van de moeder met de kinderen en zijn plannen voor emigratie.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting vandaag is gebleken dat de vader volledig zijn eigen plan trekt, zonder rekening te houden met de stiefmoeder, de moeder, de belangen van de kinderen en de visie van de instanties. Hij stelt zijn eigen wensen en belangen voorop. De vader is naar Spanje vertrokken onder het mom van ‘een vakantie’ zonder dat hij van de moeder en de GI hiervoor toestemming had gekregen. Achteraf blijkt zijn intentie toen al een emigratie te zijn geweest. Hij heeft daarnaast de kinderen zonder toestemming van de moeder en de GI uitgeschreven uit de BRP en van hun school. Hij lijkt geen besef te hebben van wat pedagogisch in het belang van de kinderen is, die al zoveel hebben moeten meemaken.
De moeder, de vader, de stiefmoeder en de bijzondere curator stellen dat het op dit moment goed (genoeg) gaat met de kinderen. Zij onderbouwen deze stelling enkel door te verwijzen naar de oma’s volgens wie het goed gaat met de kinderen. Er is echter al lange tijd geen zicht op eventueel drugsgebruik van de vader die jarenlang verslaafd is geweest. De kinderen zijn abrupt uit hun vertrouwde omgeving in Nederland gehaald, denkende dat zij slechts op een vakantie naar Spanje zouden gaan. De kinderen hebben geen afscheid kunnen nemen. Zij spreken de Spaanse taal niet. [voornaam minderjarige 1] persoonlijke contact met zijn vertrouwenspersoon in Nederland, de schoolmaatschappelijk werkster, is per direct en onvoorbereid verbroken. De schoolmaatschappelijk werkster die nu nog op afstand contact met [voornaam minderjarige 1] heeft, heeft laten weten dat hij ongelukkig is. Het noodzakelijke KSCD-onderzoek voor [voornaam minderjarige 2] heeft niet plaats gevonden, waardoor geen zicht bestaat op zijn beperkingen en de hulpverlening die hij nodig heeft. De vader lijkt niet te beseffen dat juist een kind met beperkingen op zijn minst belang heeft bij onderzoek en hulpverlening in zijn eigen, vertrouwde taal en omgeving.
De moeder stelt dat zij achteraf alsnog toestemming heeft gegeven voor de emigratie. De kinderrechter heeft oog voor de moeilijke positie waarin de moeder zich bevindt, maar is daarnaast van oordeel dat de moeder de belangen van de kinderen onvoldoende heeft laten meewegen en schijnbaar hoopt dat zij door deze verlate toestemming voor de emigratie eerder toestemming van de vader zal krijgen om de kinderen te zien.
De stiefmoeder stelt voldoende weerbaar te zijn jegens de vader, in afwijking van wat hierover in een eerder Raadsrapport stond. Echter, uit het feit dat zij – terwijl de kinderen met een machtiging uithuisplaatsing bij haar verblijven - tegen haar wil niet met de kinderen naar Nederland kan terugkeren blijkt dat de vader de dienst uitmaakt. Zonder zijn medewerking is een terugkeer van de stiefmoeder en de kinderen naar Nederland uitgesloten, omdat hij de paspoorten van de kinderen tegen de wil van de stiefmoeder onder zich houdt.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling opheffen indien de grond, bedoeld in artikel 255, eerste lid, niet langer is vervuld. De kinderrechter is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Integendeel, aan de voorwaarden genoemd in de beschikkingen van 30 juni en
29 juli 2020 is niet voldaan en er is op dit moment geen zicht meer op de opvoedsituatie en het welbevinden van de kinderen. Het verzoek van de GI tot opheffing van de ondertoezichtstelling zal daarom worden afgewezen.
De GI zal er alles aan moeten doen om te bewerkstelligen dat de kinderen (met de stiefmoeder) naar Nederland terug keren, zodat alsnog aan de hiervoor genoemde voorwaarden kan worden voldaan. De stiefmoeder behoeft zich geen zorgen te maken dat haar enig verwijt wordt gemaakt; uit de stukken en het besprokene op de zitting is gebleken dat zij doet wat zij kan in het belang van de kinderen.
Het is het meest in het belang van de kinderen dat zij herenigd blijven met de stiefmoeder. Om die reden wordt de machtiging tot uithuisplaatsing bij haar verlengd, aangezien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .

De beslissing

De kinderrechter:
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij een persoon uit het netwerk, te weten bij mw. [naam stiefmoeder] , met ingang van 13 november 2020 tot 15 januari 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.A. Batenburg als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 november 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.