Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 24 mei 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de akte overleggen stukken in conventie en in reconventie van [naam persoon B] , met producties;
- de aanvullende akte overleggen stukken in conventie en in reconventie, tevens wijziging van eis in reconventie;
- de vooraf ingediende spreekaantekeningen van beide partijen voor de mondelinge behandeling;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 9 juni 2020, gehouden door middel van Skype voor bedrijven;
- de schriftelijke reactie van [naam persoon B] op het proces-verbaal;
- de akte van [naam persoon A] , inhoudende een reactie op de eiswijziging in reconventie en op het proces-verbaal;
- de antwoordakte van [naam persoon B] van 30 september 2020.
2..De feiten
a) veroordeeld zijn heg te verwijderen of voldoende te snoeien en dat zo te houden;
b) veroordeeld zijn bomen die zich binnen twee meter van het perceel van [naam persoon B] bevinden te verwijderen en verwijderd te houden;
De rechtbank heeft [naam persoon A] een dwangsom opgelegd van € 500,- per dag(deel) dat hij in overtreding is dan wel per overtreding, wat betreft de hinder met onmiddellijke ingang en wat betreft de andere overtredingen vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3..Het geschil
in conventie
primairde verbeurde dwangsommen opheft op grond van artikel 611d Rv of
subsidiairde verbeurde dwangsommen matigt en een maximering aanbrengt op grond van artikel 611b Rv tot een door de rechtbank te bepalen bedrag, met veroordeling van [naam persoon B] in de proceskosten.
1B) [naam persoon A] verbiedt het erf van [naam persoon B] te betreden, zich daar op te houden of voertuigen of andere obstakels te plaatsen op de openbare weg direct voor de ingang naar het erf van [naam persoon B] en erop toe te zien dat ook [naam persoon A] ’ bezoekers dit alles niet doen, primair op straffe van lijfsdwang en subsidiair op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per overtreding en voor iedere dag, een deel van een dag daaronder begrepen, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
4..De beoordeling
[naam persoon B] betwist dit niet. Hij stelt zich op het standpunt dat een eventuele maximering van de dwangsommen niet verder zou moeten gaan dan € 20.000,- per categorie overtreding, dus € 100.000,- in totaal.
b) de bomen worden gemaximeerd op € 5.000,-,
e) de hinder worden gemaximeerd op € 20.000,-.
wijst erop dat [naam persoon B] geen vordering tot wijziging, verlegging of opheffing van de erfdienstbaarheid heeft ingediend. Evenmin is volgens [naam persoon A] gesteld of gebleken dat sprake is van onvoorziene omstandigheden die maken dat ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid redelijkerwijs niet van [naam persoon B] kan worden gevergd.
5..De beslissing
a) € 5.000,- voor de veroordeling met betrekking tot de heg,
b) € 5.000,- voor de veroordeling met betrekking tot de bomen,