In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een (semi)automatisch vuurwapen met munitie en een geluiddemper, evenals het bezit van drugs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten met betrekking tot het vuurwapen en de geluiddemper, omdat er geen DNA van de verdachte op het wapen was aangetroffen, terwijl er wel DNA van een medeverdachte op het wapen en de tas was gevonden. De verklaring van de medeverdachte werd niet ondersteund door objectieve bewijzen, waardoor de rechtbank niet overtuigd was van de wetenschap van de verdachte over het wapen.
Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van het bezit van cocaïne die in de politieauto werd aangetroffen, omdat onduidelijk was hoe goed de auto was gecontroleerd voor het vervoer van de verdachte en wat er in de tussenliggende dagen met de auto was gebeurd. De rechtbank oordeelde dat het mogelijk was dat iemand anders het zakje met drugs in de auto had achtergelaten.
De rechtbank verklaarde echter bewezen dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA en amfetamine, had aanwezig gehad in zijn woning. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00, met aftrek van de dagen die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht.