ECLI:NL:RBROT:2020:11145

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
71/301925-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een aanzienlijk geldbedrag in een verborgen ruimte van een bestelbus

Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De zaak betreft het aantreffen van € 520.700,- in een verborgen ruimte onder de laadvloer van een bestelbus die op naam van de verdachte stond. Tijdens een politiecontrole op 3 juli 2019 werd het geld ontdekt, verpakt in doorzichtige plastic zakken. De verdachte, die zich op zijn zwijgrecht beriep, gaf aan dat hij de bestelbus had verkocht en niet op de hoogte was van het geld. De rechtbank oordeelde dat deze verklaring volstrekt onaannemelijk was, gezien de omstandigheden waaronder het geld was aangetroffen en de professionele wijze van verpakken.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 20 maanden en een geldboete van € 6.000,-. De verdediging pleitte voor vrijspraak, omdat niet kon worden vastgesteld dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte opzettelijk het geld had verborgen en dat hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank achtte het bewijs overtuigend en verklaarde het ten laste gelegde bewezen.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en verklaarde het in beslag genomen geld en horloge verbeurd. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de legale economie. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2020.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/301925-19
Datum uitspraak: 3 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd wordt hem het witwassen van 570.200 euro verweten, dat in een verborgen ruimte onder de laadvloer van een bestelbus van de verdachte zat.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.A.M. van den Brand heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 6.000,00, bij niet betalen daarvan te vervangen door 65 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om getuigen te horen en heeft subsidiair bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde witwassen moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden vastgesteld dat het aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is.
Beoordeling
Tijdens een politiecontrole op 3 juli 2019 is er in de laadruimte van de bestelauto die de verdachte bestuurde een geheime ruimte onder de laadvloer aangetroffen. In deze ruimte werden een pak, in doorzichtig plastic gevacumeerde, bankbiljetten en een bigshopper met daarin nog meer soortgelijke pakken met bankbiljetten aangetroffen. Na telling van de bankbiljetten bleek het om een geldbedrag van € 520.700,- te gaan.
In aanmerking genomen dat het om een zeer aanzienlijk contant geldbedrag gaat dat op professionele wijze was verpakt, in een professioneel aangebrachte verborgen ruimte in een auto was verstopt die op verdachtes naam stond en waarin hij als bestuurder werd aangetroffen terwijl er geen gegevens bekend zijn die de legale herkomst van het geld kunnen verklaren, is het vermoeden gerechtvaardigd dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is waarbij van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld.
De verdachte heeft zich bij verhoren bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de bestelbus eind april/begin mei 2019 had verkocht aan [naam persoon 1] . [naam persoon 1] had hem op 3 juli 2019 gevraagd de bestelbus, waarvan hij nog steeds de reservesleutel had en die in de buurt van zijn woning in Heerlen geparkeerd stond, naar Roermond te brengen, bij diens broer [naam persoon 2] . Hij heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de verborgen ruimte in de bestelbus en derhalve ook niet van het zich daarin bevindende geld.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde verklaring als hoogst onwaarschijnlijk kan worden aangemerkt, gelet op onderstaande bevindingen en mede gelet op het feit dat de verdachte zelf pas op de zitting met deze verklaring is gekomen.
De verdachte bleek bij fouillering in het bezit te zijn van vier telefoontoestellen, waarvan één toestel een pgp-toestel betrof, een autosleutel van een Smart en een afstandbediening. De verdachte heeft ontkend dat hij dit toestel bij zich had, het zou in de bestelbus hebben gelegen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 23 juli 2019 blijkt echter dat de verdachte de vier telefoons en dus ook het pgp-toestel in zijn broekzak had. PGP-telefoons worden gebruikt door personen die zich bezighouden met strafbare gedragingen, als handel in verdovende middelen.
De verdachte had de bestelbus sinds 1 februari 2019 op zijn naam staan en ook was hij in het bezit van het kentekenbewijs van deze bus.
De autosleutel die de verdachte bij zich had, hoort bij een Smart die hij op 27 april 2019 had verkocht maar die hij naar eigen zeggen nog wel eens gebruikte. De nieuwe eigenaar van de auto zou dat niet weten. Hij vroeg dan aan [naam persoon 1] of deze een auto voor hem had en dan gaf [naam persoon 1] hem de sleutel van de Smart en vertelde hem dan waar deze stond.
Nadat deze Smart door de nieuwe eigenaar was doorverkocht, is bij een controle van deze auto op 28 augustus 2019 geconstateerd dat deze auto ook een verborgen ruimte had. Daarin werden een heroine drukpers en resten van vermoedelijk heroïne aangetroffen.
De verdachte heeft tijdens de controle verklaard dat hij de bestelbus, waarin hij reed, verkocht had aan [naam persoon 1] of het broertje van [naam persoon 1] . Hij zou de achternaam van [naam persoon 1] niet weten. De verdachte verklaarde dat hij niet weet waarom het voertuig nog op zijn naam stond.
Op 28 mei 2019 was een verzekering voor de auto afgesloten op naam van [naam persoon 2] , de broer van [naam persoon 1] , met adresgegevens van [naam persoon 2] en het mailadres [naam mailadres] .
[naam persoon 1] is op 27 januari 2020 gehoord in het bijzijn van zijn raadsman, mr. Vonken, die ook de verdachte bijstaat. Hij heeft verklaard dat hij niet wist dat zijn broer [naam persoon 2] de verzekering van de bestelbus had betaald. Voor het overige heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Op vragen van de officier van justitie ter zitting heeft de verdachte geantwoord dat hij na de inbeslagname van het geld niet door [naam persoon 1] is benaderd met de vraag waarom hij niet op afgesproken plek is aangekomen. Na de inbeslagname van de bestelbus heeft hij geen contact meer gehad met [naam persoon 1] .
Uit bovenstaande blijkt dat de verdachte twee auto’s in gebruik heeft gehad die voorzien waren van een verborgen ruimte. In de ene verborgen ruimte is een drugspers aangetroffen terwijl in de verborgen ruimte van de andere auto een groot geldbedrag is aangetroffen. De verdachte zelf was in het bezit van een pgp-telefoon. Dat duidt op betrokkenheid bij handel in verdovende middelen. De verklaringen van de verdachte ontzenuwen dat niet. Het is hoogst onaannemelijk dat hij de Smart zou gebruiken zonder dat de nieuwe eigenaar dat zou weten; het is hoogst onaannemelijk dat [naam persoon 1] niet bij de verdachte zou aankloppen als deze volstrekt ontwetend een hoeveelheid geld zou hebben vervoerd dat in beslag is genomen, of dat de verdachte zelf bij [naam persoon 1] zou aankloppen. Deze was op 27 januari 2020 in elk geval nog in Nederland. Meer in het bijzonder is hoogst onaannemelijk dat iemand de verdachte op pad zou sturen met zo’n groot geld bedrag, zonder dat deze dat weet.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen van voornoemd geldbedrag. Door dit geld in een verborgen ruimte te vervoeren heeft hij de verplaatsing van het geld verhuld en het geld voorhanden gehad en heeft hij zo het geld witgewassen.
De rechtbank zal het verzoek tot het horen van getuigen afwijzen. Zij acht het horen van de genoemde persoon gelet op bovenstaande conclusies niet noodzakelijk.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 3 juli 2019, te Roermond, van een geldbedrag van € 520.700,-,
de verplaatsing heeft verborgen ,
door dit geldbedrag in een verborgen ruimte onder de laadvloer van een bestelbus (van
verdachte) te verbergen, terwijl hij wist dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf,
en
hij op 3 juli 2019, te Roermond, althans in Nederland,
een geldbedrag van € 520.700,-,
heeft voorhanden gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een verborgen ruimte in de laadruimte van zijn auto een geldbedrag van € 520.700,- vervoerd. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan witwassen. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een bedreiging van de legale economie en tast het reguliere handelsverkeer aan, waardoor de samenleving wordt geraakt. De verdachte heeft daar geen oog voor gehad en zich laten leiden door – naar de rechtbank aanneemt – eigen financieel gewin.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder te bespreken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld en horloge verbeurd te verklaren en de in beslag genomen auto, sleutels, verpakkingsmaterialen en pgp-telefoon te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
Geld totaal € 520.700,- en horloge (Rolex)
Deze voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard.
Het bewezen feit is met betrekking tot het geld begaan.
Bestelauto ( [kentekennummer] , Mercedes Benz), verpakkingsmaterialen, sleutelbos, sleutel en pgp-telefoontoestel
De in beslag genomen voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het bewezen feit is met behulp van voornoemde voorwerpen begaan.
Afstandsbediening
Ten aanzien van dit in beslag genomen voorwerp zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (Bijlage III), als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf:
1, 2 en 4;
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
3, 5, 6, 7, 8, 9 en 11;
- gelast de teruggave aan de verdachte van 10.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2020.
De griffier is buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 juli 2019, te Roermond, althans in Nederland,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) €520.700,=, althans enig
geldbedrag,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dit geldbedrag was of voorhanden heeft gehad,
door dit geldbedrag in een verborgen ruimte onder de laadvloer van een bestelbus (van
verdachte) te verbergen,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
en/of
hij op of omstreeks 3 juli 2019, te Roermond, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) €520.700,=, althans enig
geldbedrag,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dit
geldbedrag gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a
Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op of omstreeks 3 juli 2019, te Roermond, althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) € 520.700,= heeft verworven
en/of voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
(art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht)