Op 3 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De zaak betreft het aantreffen van € 520.700,- in een verborgen ruimte onder de laadvloer van een bestelbus die op naam van de verdachte stond. Tijdens een politiecontrole op 3 juli 2019 werd het geld ontdekt, verpakt in doorzichtige plastic zakken. De verdachte, die zich op zijn zwijgrecht beriep, gaf aan dat hij de bestelbus had verkocht en niet op de hoogte was van het geld. De rechtbank oordeelde dat deze verklaring volstrekt onaannemelijk was, gezien de omstandigheden waaronder het geld was aangetroffen en de professionele wijze van verpakken.
De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 20 maanden en een geldboete van € 6.000,-. De verdediging pleitte voor vrijspraak, omdat niet kon worden vastgesteld dat het geld van misdrijf afkomstig was. De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte opzettelijk het geld had verborgen en dat hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank achtte het bewijs overtuigend en verklaarde het ten laste gelegde bewezen.
De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en verklaarde het in beslag genomen geld en horloge verbeurd. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de legale economie. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafmaat. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 3 december 2020.