Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/750387-18
Uitspraakdatum: 3 december 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
gemachtigd raadsvrouw mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2020.
Tenlastelegging
In de tenlastelegging heeft de officier van justitie de invoer van een hoeveelheid cocaïne en de voorbereidingshandelingen voor - onder meer - invoer van diezelfde hoeveelheid cocaïne cumulatief ten laste gelegd. In haar requisitoir heeft de officier van justitie in de onderbouwing van haar bewezenverklaring geen onderscheid gemaakt tussen de invoer en de voorbereiding. In feite ging het requisitoir bijna in het geheel alleen in op de invoer van een hoeveelheid cocaïne.
Op de vraag van de rechtbank tijdens de zitting of misschien bedoeld was de invoer primair en de voorbereiding subsidiair ten laste te leggen, antwoordde de officier van justitie dat het openbaar ministerie een principiële keuze had gemaakt om de feiten cumulatief ten laste te leggen. Haar requisitoir moest ook op die manier worden gezien. Bij die stand van zaken zal de rechtbank de feiten op de tenlastelegging dan ook als cumulatief ten laste gelegd begrijpen.
Een en ander neemt niet weg dat de rechtbank zich op de zitting heeft afgevraagd maar ook in dit vonnis nadrukkelijk afvraagt wat de toegevoegde waarde van deze wijze van ten laste leggen is. Temeer wanneer daarbij de (feitelijke) uitwerking van de voorbereidingshandelingen in de tenlastelegging wordt beschouwd tegen de achtergrond van het dossier, het onderzoek op de zitting en de nieuwe samenloopregels die de Hoge Raad kortgeleden uiteen heeft gezet. De officier van justitie heeft bij de feitelijke uitwerking van de voorbereidingshandelingen bijna allemaal handelingen opgenomen die zien op de invoer van dezelfde hoeveelheid cocaïne. Deze handelingen heeft zij telkens gescheiden met de woorden ‘en/of’. Met deze wijze van ten laste leggen, heeft de officier van justitie in het midden gelaten of zij uit is op een veroordeling van één van deze feitelijke gedragingen of van meerdere en heeft zij het aan de rechtbank gelaten of deze (verschillende) voorbereidingshandelingen als cumulatief of als alternatief moeten worden gelezen. De rechtbank heeft ervoor gekozen slechts die voorbereidingshandelingen te beoordelen die in direct verband kunnen worden gebracht met de verdachte. De andere handelingen heeft de rechtbank (als zijnde alternatief ten laste gelegd) ter zijde gelaten.
In bijlage I wordt de tekst van de tenlastelegging weergegeven. Cursief zijn die voorbereidingshandelingen weergegeven die door rechtbank als alternatief ten laste gelegd bij de verdere beoordeling buiten beschouwing zijn gelaten.
Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. M.D. Hes heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest.
Waardering van het bewijs
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte samen met anderen concrete handelingen heeft verricht die waren gericht op de (verlengde) invoer van cocaïne of de voorbereiding hiervan. Hij had geen wetenschap van de aanwezigheid van de cocaïne in de container. Hij heeft slechts geholpen met het uitladen van ananassen.
Beoordeling
Op 17 augustus 2018 komt in Nederland een container vanuit de Dominicaanse Republiek aan in de haven van Rotterdam. In die container zit naast een lading ananassen +/- 14 kilo cocaïne verborgen. De cocaïne wordt door de politie inbeslaggenomen en er worden dummypakketten en een kleine hoeveelheid cocaïne in de container teruggeplaatst. De container wordt van Rotterdam naar Amsterdam getransporteerd. In Amsterdam is de container door de verdachte en zijn medeverdachten uitgepakt. Eén van de medeverdachten, loopt met een zwarte tas vanuit de container naar een Audi, zet deze tas in de achterbak van de auto en rijdt weg. Wanneer deze medeverdachte kort daarna wordt aangehouden als bijrijder van de Audi, worden in de tas in de achterbak van de auto de dummypakketten en de hoeveelheid cocaïne aangetroffen.
Betrokkenheid van de verdachte
De verdachte heeft ’s avonds met anderen een container met (verlepte) ananassen helpen uitladen in een wasserette waar geen koelruimte voor dat fruit aanwezig was. Gelet op de locatie en het tijdstip waarop de container is uitgeladen, geven deze handelingen te denken, temeer omdat het een feit van algemene bekendheid is dat het voorkomt dat bij het transport van tropisch fruit uit Zuid-Amerika drugs worden meegesmokkeld. Een en ander leidt tot de conclusie dat de verdachte hoogstwaarschijnlijk wist dat het om meer ging dan ananassen.
De aanwezigheid van de verdachte bij het uitladen van de container en de hulp die hij daarbij biedt staat bovendien niet op zichzelf. De verdachte was ook - eerder die dag - bij FEBO in Amsterdam, waar op dat moment - in verschillende samenstellingen - ook verschillende medeverdachten aanwezig waren met wie de verdachte later de container heeft uitgeladen. Daarnaast heeft de verdachte een heftruck geregeld voor het lossen van de container en heeft hij met een slijptol de container geopend.
Conclusie
Uit de hiervoor genoemde omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat er in de container een hoeveelheid cocaïne aanwezig was. Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 6 september
2018 te Rotterdam en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld
in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 6 september 2018 te Amsterdam
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het vervoeren en binnen het grondgebied van
Nederland brengen van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of
te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en/of middelen en inlichtingen
tot het plegen van datfeit heeft verschaft ,
hebbende verdachte en/of een of meer vanzijn, verdachtes, mededaders
- met één of meer mededaders ontmoetingen gehad en contacten onderhouden en afspraken gemaakt over het uithalen van die container
- met een persoo)n met/in een auto naar Amsterdam gereden, en- een sporttas en/of een dremel en/of slijptol, althans gereedschap,voorhanden gehad, en/of
- die container laten vervoeren naar/nabij een loods gelegen aan de [adres] te Amsterdam, en/of
- een vorkheftruck met chauffeur geregeld, en- het zegel en/of de achterwand en/of het kopschot van die container met behulp van een slijptol en/of een dremel, althans met gereedschap, verwijderd en/of losgehaald, en/of
- de pallets met ananassen in/nabij die loods gelost.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
Feit 2
:
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering straf
De verdachte is bezig geweest met de (verlengde) invoer van een hoeveelheid cocaïne en de voorbereiding hiervan. De verdachte heeft samen met anderen de container met daarin de hoeveelheid cocaïne gelost. Daartoe heeft hij eerst met een slijptol de container geopend en vervolgens bij een nabij gelegen bedrijf een vorkheftruck geregeld om die contriner te lossen. De verdachte heeft hiermee een essentiële rol bij deze invoer gespeeld.
In de wereld wordt Nederland gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve (diplomatieke en economische) gevolgen van dien. Gezien de hoeveelheid ingevoerde cocaïne, moet deze bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De handel in verdovende middelen vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien versterkt het de geweldsspiraal die met deze handel in binnen- en buitenland gepaard gaat. De verdachte heeft zich van deze maatschappelijke gevolgen niets aangetrokken en slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Voor het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij uitspraken in soortgelijke zaken en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zo heeft de rechtbank er kennis van genomen dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar niet voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het rapport van 13 augustus 2019 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat de reclassering een reclasseringstoezicht niet nodig vindt.
De handelingen van de verdachte die zijn bewezenverklaard onder feit 2 hebben in de straftoemeting geen rol gespeeld. De handelingen hebben plaatsgevonden in een eendaadse samenloop tussen de onder 1 bewezen verklaarde invoer en de onder 2 bewezen verklaarde voorbereidingshandelingen en leggen daarom geen gewicht in de schaal.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren passend en op haar plaats. Deze proeftijd heeft als doel de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een nieuw strafbaar feit.
In beslag genomen voorwerp
Het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mobiele telefoon, zal verbeurd worden verklaard. Het voorwerp behoort de verdachte toe en de bewezen feiten zijn met behulp van dit voorwerp begaan.