ECLI:NL:RBROT:2020:11131

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
C/10/607185 / KG ZA 20-1024
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot uitschrijving uit de Basisregistratie Personen in het kader van een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheidingsprocedure, heeft de vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, verzocht om zich uit te schrijven uit de Basisregistratie Personen (BRP) van het adres te Rotterdam. De vrouw stelt dat zij afhankelijk is van huurtoeslag en dat de man, door nog op hetzelfde adres ingeschreven te staan, haar recht op deze toeslag belemmert. De man heeft echter betwist dat de vrouw spoedeisend belang heeft bij haar vordering en heeft aangevoerd dat hij zonder adres geen bijstandsuitkering kan aanvragen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de vrouw in een bodemprocedure onvoldoende kans van slagen heeft, omdat de man niet onrechtmatig handelt door op het adres ingeschreven te blijven. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw afgewezen en de kosten van de procedure gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten dragen. In reconventie heeft de man vorderingen ingediend, maar deze zijn eveneens afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/607185 / KG ZA 20-1024
Vonnis in kort geding van 4 december 2020
in de zaak van
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.P. Kloppenburg te Rotterdam,
tegen
[persoon B],
wonende te [woonplaats B] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A. Aksu te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 november 2020
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie.
1.2.
Op 20 november 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De vrouw is aanwezig geweest, bijgestaan door mr. Kloppenborg. De advocaat van de man is op de zitting aanwezig geweest via een Skype-verbinding.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Partijen zijn echtgenoten en verwikkeld in een echtscheidingsprocedure.
2.2.
Partijen woonden samen in de huurwoning aan de [adres] te Rotterdam.
2.3.
Op 29 september 2020 is bij voorlopige voorziening (zaaknummer C/10/603058 FA RK 20-6510) bepaald dat de vrouw met ingang van diezelfde dag bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke (huur)woning en dat het de man verboden is de woning nog te betreden zonder voorafgaande toestemming van de vrouw. Ook is bepaald dat de drie minderjarige kinderen van partijen aan de vrouw worden toevertrouwd.
2.4.
Op 5 oktober 2020 heeft de vrouw de rechtbank verzocht om toedeling van het huurrecht van de echtelijke woning. De man heeft in die procedure een verweerschrift ingediend en verzocht het huurrecht van de woning aan hem toe te delen.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert om te man te gebieden om zich binnen drie dagen na het wijzen van dit vonnis, dan wel onmiddellijk na betekening van dit vonnis, in de Basisregistratie Personen van de gemeente Rotterdam uit te schrijven van het adres [adres] te Rotterdam, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat de man daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-. Indien de man niet aan dit gebod voldoet, vordert de vrouw te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de hiervoor bedoelde uitschrijving.
3.2.
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat zij voor betaling van de huur afhankelijk is van huurtoeslag, nu de man tot op heden niet aan zijn alimentatieverplichting voldoet. Zolang de man op hetzelfde adres staat ingeschreven, komt zij niet voor huurtoeslag in aanmerking. Daarmee handelt de man jegens haar onrechtmatig, aldus de vrouw.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De man vordert – samengevat – dat een omgangsregeling wordt vastgesteld ten behoeve van de minderjarige kinderen van partijen en de veroordeling van de vrouw tot afgifte van het kentekenbewijs van de auto met kenteken [kentekennummer] , het paspoort van de man, de laptop van de man, gereedschappen en bedrijfsdocumentatie.
4.2.
De vrouw voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
De man betwist het spoedeisend belang van de vrouw. Hoewel de vrouw van de gestelde huurachterstand geen stukken heeft overgelegd, heeft de man de stelling van de vrouw dat zij geen huurtoeslag en kindgebonden budget ontvangt zolang de man op hetzelfde woonadres staat ingeschreven, niet weersproken. Dat maakt dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft.
5.2.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de vordering van de vrouw in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
5.3.
De vrouw stelt dat zij financieel nadeel ondervindt van de omstandigheid dat de man volgens het BRP nog altijd zijn vaste woon-en verblijfplaats heeft aan de [adres] , terwijl de man hier feitelijk niet woont. Dat de man op dit moment niet in de woning verblijft, en daar voorlopig ook niet mag verblijven, staat vast. Het belang van de vrouw is gegeven, gelet op de eerder genoemde omstandigheid dat zij niet in aanmerking komt voor huurtoeslag. Dat maakt de niet-uitschrijving echter nog niet onrechtmatig. Daarvan zou pas sprake kunnen zijn als de niet-uitschrijving naar maatstaven van maatschappelijke betamelijkheid onzorgvuldig is. Dit doet zich hier niet voor, omdat de man onbetwist heeft gesteld dat hij zonder adres geen bijstandsuitkering kan aanvragen. De voorzieningenrechter begrijpt hieruit dat de man geen nieuw vast of tijdelijk adres heeft waar de man zich zou kunnen inschrijven en dat daar, gelet op het niet weersproken wegvallen van zijn inkomen en verslechtering van zijn gezondheid, op korte termijn ook geen zicht op is. Niet valt in te zien dat het belang van de vrouw bij verkrijgen van huurtoeslag zonder meer zwaarder moet wegen dan het belang van de man bij behoud van een bijstandsuitkering.
5.4.
Daar komt bij dat een veroordeling tot uitschrijving uit het BRP zoals gevorderd, feitelijk onuitvoerbaar is. Een besluit over wijziging in de BRP gegevens kan alleen worden genomen door de gemeente. Uitschrijving uit het BRP is alleen aan de orde als iemand niet meer in Nederland verblijft en heeft vergaande consequenties. Wijziging van (post)adresgegevens in het BRP vindt alleen plaats indien een geregistreerde inwoner een verhuizing heeft doorgegeven of nadat de gemeente een adresonderzoek heeft uitgevoerd. Gelet hierop valt niet in te zien dat de vrouw voldoende belang heeft bij toewijzing van haar vordering.
5.5.
Al met al is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat de vordering van de vrouw in een bodemprocedure wordt toegewezen. Dat betekent dat de vordering in conventie wordt afgewezen.
5.6.
De kosten van de procedure worden, gelet op relatie tussen partijen, gecompenseerd in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
Ook een vordering in reconventie moet, zo nodig ambtshalve, worden getoetst op spoedeisendheid. De man heeft in dit verband niets gesteld, zodat zijn vorderingen bij gebrek aan spoedeisend belang worden afgewezen.
6.2.
Ten overvloede wordt overwogen dat in de dit kort geding nauwelijks informatie is verschaft over de woon- en leefsituatie van beide partijen en hun kinderen, zodat ook overigens een voorlopige vaststelling van een omgangsregeling in het kader van dit kort geding niet mogelijk is.
6.3.
Ten aanzien van de spullen waarvan de man afgifte vordert, heeft de vrouw gesteld dat zij niet, althans niet meer, beschikt over die spullen, zodat ze ook niet kunnen worden afgegeven.
6.4.
De kosten van de procedure worden, gelet op relatie tussen partijen, gecompenseerd in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen;
in reconventie
7.3.
wijst de vordering af;
7.4.
compenseert de kosten van de procedure in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2020.3144/1980