In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Dordrechts Dierentehuis (eiseres) en de Stichting Wegon Notariële Bewindvoeringen en Executeurs (gedaagde), mede in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van de erflaatster. De zaak betreft de afgifte van een legaat, namelijk een woning, die door de erflaatster is gelegateerd aan de Stichting Dordrechts Dierentehuis. De erflaatster is op 2 december 2019 overleden en heeft in haar testament de Stichting Wegon als executeur benoemd. De erfgenamen, [gedaagde 2] en [gedaagde 3], hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
De eiseres vordert dat de gedaagden worden veroordeeld om de woning aan haar te leveren, en dat zij de aangiften en aanslagen Inkomstenbelasting van de erflaatster over de jaren 2013 tot en met 2019, alsmede de bankafschriften van de erflaatster over de periode van 14 mei 2013 tot en met 2 december 2019, aan haar verschaffen. De gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij zij onder andere aanvoeren dat de nalatenschap negatief is en dat de executeur, Wegon, haar taak niet kan uitoefenen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiseres ontvankelijk is in haar vordering en dat er sprake is van een spoedeisend belang. De rechter heeft vastgesteld dat de woning, die het grootste vermogensbestanddeel van de nalatenschap is, voldoende waarde heeft om de schulden van de nalatenschap te dekken. De rechter heeft de vordering van de Stichting Dordrechts Dierentehuis toegewezen, onder de voorwaarde dat zij een bedrag van € 18.177,90 betaalt ter voldoening van de erkende schulden van de nalatenschap en een bedrag van € 7.500,- op een derdengeldrekening stort. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, waarbij partijen ieder hun eigen kosten dragen.