ECLI:NL:RBROT:2020:11087

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
C/10/601317 / FA RK 20-5677
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 Wvggz voor betrokkene met psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2020 een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De betrokkene, die lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis, heeft veel last van de bijwerkingen van zijn medicatie. Er is geprobeerd om hem op andere antipsychotica in te stellen, maar dit had niet het gewenste effect. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, aangezien de betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. De voorgestelde vormen van verplichte zorg zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is, en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde effect hebben. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van de dag van de mondelinge beschikking.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.C.J. Peeck en is op 20 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/601317 / FA RK 20-5677
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 17 augustus 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en thans verblijvende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. S.R. Kwee te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 28 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door drs. [naam psychiater] , psychiater, van 4 juni 2020;
  • de zorgkaart van 22 mei 2020;
  • het zorgplan van 5 juni 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene en zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam verpleegkundige 1] en [naam verpleegkundige 2] , verpleegkundigen, verbonden aan Fivoor.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrumstoornis.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene heeft een chronische kwetsbaarheid om psychoses te ontwikkelen. In het verleden is betrokkene, onder meer vanwege excessief drugsgebruik, psychotisch gedecompenseerd. Op deze momenten kan betrokkene forse agressie vertonen. Betrokkene woont momenteel in een beschermde woonvoorziening. Mede dankzij de structuur en de begeleiding die hem daar geboden wordt, de abstinentie van middelen en het gebruik van medicatie, is betrokkene op dit moment stabiel. Betrokkene heeft veel last van de bijwerkingen van zijn medicatie, waardoor er de afgelopen periode geprobeerd is betrokkene in te stellen op andere antipsychotica. Dit had echter niet het gewenste effect, aldus de verpleegkundige tijdens de mondelinge behandeling. De komende periode zal er wederom gekeken worden of betrokkene ingesteld kan worden op andere medicatie. De mogelijkheid bestaat dat betrokkene voor het instellen op andere medicatie (vrijwillig) opgenomen dient te worden.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene heeft een beperkt ziektebesef en –inzicht en heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven zijn medicatie niet nodig te hebben. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het toedienen van vocht en voeding, het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht, het onderzoek aan kleding of lichaam, het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek en het opnemen in een accommodatie, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de verpleegkundige tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten zien op de verplichting van de betrokkene om mee te werken aan afspraken met het ambulante behandelteam.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van de dag van de mondelinge beschikking.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 februari 2021.
Deze beschikking is op 17 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. D.C.J. Peeck, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 20 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.