In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die van 20 augustus 1996 tot 21 oktober 2019 met elkaar gehuwd waren. De vrouw vorderde de man te gebieden om mee te werken aan een neutrale taxatie van de voormalige echtelijke woning, omdat zij meende dat de eerdere taxatie door 3B Makelaardij B.V. niet onafhankelijk was en de waarde van de woning te laag was vastgesteld. De man verweerde zich tegen deze vordering en stelde dat de taxatie correct was uitgevoerd en dat de vrouw misbruik maakte van procesrecht.
De rechtbank oordeelde dat de vrouw de voorzieningenrechter niet had geïnformeerd over een eerdere beschikking van 13 februari 2020, waarin al was beslist over de taxatie. Hierdoor was de man benadeeld in zijn verweer. De rechtbank concludeerde dat de vrouw niet had aangetoond dat er sprake was van een kennelijke feitelijke of juridische misslag in de eerdere beschikking, en dat de vordering van de vrouw om een nieuwe taxatie te laten uitvoeren daarom werd afgewezen. Tevens werd de vrouw veroordeeld in de proceskosten, omdat het kort geding als onnodig werd beschouwd.
De uitspraak benadrukt het belang van het informeren van de rechter over eerdere beslissingen in een procedure en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting voor de procespositie van partijen.