ECLI:NL:RBROT:2020:11029

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
10/018243.19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetwitwassen en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en twee messen, vrijspraak van medeplichtigheid aan oplichting

Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzetwitwassen en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen en twee messen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor opzetwitwassen (feit 2) en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen (feit 3) en twee messen (feit 4). De verdachte werd vrijgesproken van medeplichtigheid aan oplichting (feit 1). De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zijn bankrekeningnummer, bankpas en pincode had uitgeleend aan een ander, waardoor deze persoon in staat was om internetoplichting te plegen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat de gelden die op zijn rekening werden gestort, afkomstig waren uit misdrijf, en dat hij hiermee had bijgedragen aan het witwassen van deze gelden. Voor feit 2 werd een gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Voor feit 3 en 4 werd geen straf opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor feit 1, omdat er onvoldoende bewijs was voor medeplichtigheid aan de oplichting. De uitspraak is gedaan na een terechtzitting op 18 november 2020, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 4 maanden had geëist voor de feiten 1, 2 en 3, en een geldboete voor feit 4. De rechtbank heeft de in beslag genomen messen onttrokken aan het verkeer en de bijl teruggegeven aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/018243.19
Datum uitspraak: 2 december 2020
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
met laatst opgegeven woon- of verblijfplaats [adres] , [postcode] te [plaats] .

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2020, zulks op de voet van artikel 377, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.A. van Wijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, en een geldboete van
€ 400,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, voor het onder 4 ten laste gelegde;
- onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen messen en teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen bijl.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 3 en 4)
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte grotendeels bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. De rechtbank spreekt verdachte wel vrij van het voorhanden hebben van een bijl, zoals ten laste gelegd onder 4, nu het dossier niet vermeldt onder welke omstandigheden deze is aangetroffen en verdachte daarover niet is gehoord.
4.2.
Bewijswaardering voor feit 1 en 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Aangevoerd is dat de verdachte niet alleen opzet had op de behulpzaamheid, maar ook op de oplichting. Door het beschikbaar stellen van zijn bankrekeningnummer, bankpas en pincode heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn gegevens gebruikt zouden worden voor de gepleegde internetoplichting. Het onder 1 ten laste gelegde kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden. Ook kan bewezen worden dat hij het geld witgewassen heeft.
4.2.2.
Beoordeling
Op basis van het dossier en het verhandelde op zitting staat vast dat de in de tenlastelegging bedoelde personen door middel van marktplaatsfraude zijn opgelicht. De door hen gedane betalingen zijn gedaan op de bankrekening van de verdachte.
De verdachte heeft bij de politie iedere wetenschap van of betrokkenheid bij de oplichting ontkend. Hij verklaarde zijn bankrekening, pinpas en pincode te hebben uitgeleend aan [naam persoon] , een bekende van hem. [naam persoon] zou er geld op storten en zou de verdachte helpen bij het aflossen van zijn schulden. De verdachte werkte hier aan mee omdat [naam persoon] in Nederland zelf geen bankrekening kon openen, maar wel een bankrekening nodig had om geld op te kunnen storten. De verdachte heeft verklaard dat hij niet weet waarom [naam persoon] geen rekening kon openen en ook niet heeft geweten waarvoor hij de rekening nodig had. Op enig moment heeft de verdachte de pinpas teruggekregen en op 8 november 2016 heeft hij de rekening laten blokkeren in verband met frauduleuze handelingen.
[naam persoon] is als (mede)verdachte gehoord: hij erkent de verdachte te kennen, maar ontkent iedere wetenschap van of betrokkenheid bij deze oplichtingen.
De tenlastelegging verwijt de verdachte niet dat hij de oplichter is. De beschuldiging is medeplichtigheid aan die oplichting (feit 1) en het witwassen van het buitgemaakte geld (feit 2).
Voor feit 1, medeplichtigheid aan de oplichting, geldt het volgende. Uitgaand van de eigen verklaring van de verdachte, zoals hiervoor weergegeven, kan vastgesteld worden dat de verdachte opzettelijk hulp heeft geboden aan het plegen van enig strafbaar feit. Hij kon immers op zijn vingers natellen dat zijn bankrekening daarvoor gebruikt zou gaan worden. Niet bewezen kan echter worden dat de verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de concrete marktplaatsoplichtingen die door de dader zijn gepleegd. Ook is er onvoldoende verband tussen de feiten waarop de opzet van de verdachte wel zag (enig strafbaar feit waarbij gebruik gemaakt zou worden van die bankrekening) en die oplichtingen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Hoge Raad van 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:385. Dat betekent dat de medeplichtigheid aan de oplichting niet bewezen kan worden.
Feit 2, het medeplegen van het witwassen, kan wel bewezen worden. Immers, ook als uitgegaan wordt van de eigen verklaring van de verdachte, kan het niet anders dan dat hij geweten heeft dat er op zijn bankrekening gelden gestort zouden worden die van enig misdrijf afkomstig zijn. Het is algemeen bekend dat het lang uitlenen van bankrekeningen, pinpassen en pincodes aan anderen, zonder zelf beschikking te houden over deze zaken, slechts tot doel kan hebben het afschermen van de identiteit van de daders van strafbare feiten en het aan het zicht van de opsporingsinstanties onttrekken van wederrechtelijk verkregen financiële middelen. Verdachte moet dit hebben geweten en heeft desondanks bewust meegewerkt hieraan. Als rekeninghouder heeft hij de beschikking gehad over de betaalde gelden en met het beschikbaar stellen van zijn bankrekening heeft hij een onmisbare bijdrage aan het witwassen van dit geld geleverd. Feit 2 is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Feit 2 is wel bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 3 en 4 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde voor deze feiten heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze feiten heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2.
hij op één of meer tijdstippen, in de periode van 3 oktober 2016 tot en met 1 december 2016, te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten geldbedragen (te weten in totaal 2.577,15 euro) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
hij op 5 januari 2018, te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos gemaakt kunnen worden of pijn kan worden toegebracht, te weten een taser, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 5 januari 2018 in Nederland, op een voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk in een café aan de [adres delict] te Rotterdam, wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie IV onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, te weten messen, zijnde voorwerpen waarvan, gelet op de aard en omstandigheden waaronder deze voorwerpen werden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze voor geen ander doel bestemd waren dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen cursief verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 2: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, en
feit 4: handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geld. Hij heeft zijn rekeningnummer en pinpas aan iemand gegeven die daarmee marktplaatskopers heeft opgelicht. Door witwassen wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden. Daarnaast wordt door deze praktijk gefaciliteerd dat de daders zelf buiten het zicht van de opsporingsinstanties blijven. Verdachte heeft er aldus aan meegewerkt dat de opbrengst van gepleegde misdrijven aan het zicht werd onttrokken en heeft er ook van geprofiteerd.
Daarnaast heeft de verdachte op een openbare plaats, namelijk een café, een stroomstootwapen (taser) en twee messen bij zich gehad.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de vrijspraak voor feit 1 geen rol van betekenis gespeeld. Aan feit 1 en 2 ligt immers grotendeels hetzelfde feitencomplex ten grondslag.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Hierbij speelt in strafverzwarende zin tevens een rol dat met de misdrijven waaruit het witgewassen geldbedrag afkomstig was, meer dan 50 slachtoffers getroffen zijn.
Wel dient er rekening mee gehouden te worden dat dit proces niet is afgerond binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Er zit immers een periode van 2 jaar en 10 maanden tussen het moment dat de verdachte kon verwachten dat hij vervolgd zou worden (de dag waarop hij in verzekering werd gesteld) en de datum van dit vonnis. Dit is te lang, omdat in een zaak zonder bijzonderheden – zoals in dit geval – een maximale termijn van twee jaar geldt. Dit leidt ertoe dat de rechtbank twee weken minder gevangenisstraf zal opleggen dan zij gedaan zou hebben als de zaak wel tijdig was berecht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen messen te onttrekken aan het verkeer en de in beslag genomen bijl terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen messen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met het algemeen belang.
Ten aanzien van de in beslag genomen bijl zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 57, 62 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 27, 54 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde feit geen straf wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de twee messen met kenmerk [kenmerknummer 1] ;
- gelast de teruggave aan verdachte van: het handgereedschap (bijl) met kenmerk [kenmerknummer 2] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. S. van der Burgh en A.P. Altena, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
één of meer andere onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 3 oktober 2016 tot en met 29 november 2016 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
56 consumenten/personen, althans één of meerdere perso(o)n(en) (zie pv bevindingen met documentcode [documentcode] ) heeft bewogen tot de afgifte van één of meerdere geldbedrag(en) (in totaal ongeveer 2.577,15 euro), in elk geval van enig goed, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, hebbende deze onbekend gebleven perso(o)n(en) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- op de internetsite www.marktplaats.nl, althans een internetsite, een of meer advertentie(s) geplaatst waarin het/de hierna te melden goed(eren), althans een goed, te koop werd(en) aangeboden, en/of
- zich op genoemde internetsite en/of in e-mailberichten (onder andere) voorgedaan als [valse naam 1] en/of [valse naam 2] en/of [valse naam 3] en/of [valse naam 4] en/of [valse naam 5] en/of [valse naam 6] en/of [valse naam 7] en/of [valse naam 8] en/of [valse naam 9] en/of [valse naam 10] en/of [valse naam 11] en/of [valse naam 12] en/of [valse naam 13] en/of [valse naam 14] en/of [valse naam 15] en/of [valse naam 16] en/of [valse naam 17] en/of [valse naam 18] , waarbij een andere naam gebruikt werd dan zijn/haar werkelijke naam en/of
- daarbij (onder meer) gebruik gemaakt van het e-mailadres [naam e-mailadres] en/of
- met een of meer perso(o)n(en)/koper(s) (telefonisch en/of via de email) een prijs voor de aankoop van genoemd(e) goed(eren) overeengekomen, en/of
- aan die perso(o)n(en)/koper(s), (een) rekeningnummer(s) toebehorend aan (een ander dan) verdachte en/of zijn mededaders, gegeven, waarop het/de overeengekomen geldbedrag(en) overgemaakt diende(n) te worden, en/of
- zich (aldus) (telkens) onder meer voorgedaan als een betrouwbaar/bonafide verkoper(s)
en/of
- eenmaal of meermalen aangegeven dat na ontvangst van de betaling over zou worden gegaan tot verzending van de goederen/het goed en/of
- nadat de koper(s) het gevraagde/overeengekomen geldbedrag had(den) overgemaakt naar de genoemde rekening(en), die/dat te koop aangeboden goed(eren) (telkens) niet heeft afgeleverd en/op verstrekt en/of opgestuurd en/of verzonden aan/naar de betreffende koper(s), waardoor voornoemde consument(en)/perso(e)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte van (een) geldbedrag(en);
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 3 oktober 2016 tot en met 29 november 2016 te Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) zijn, verdachtes, bankrekening(en) en/of persoonsgegevens en/of identiteitsbewijs ter beschikking te stellen;
2
Hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 3 oktober 2016 tot en met 1 december 2016, te Dordrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag (te weten ongeveer 2.577,15 euro), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) (te weten in totaal 2.577,15 euro) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en) (te weten in totaal 2.577,15 euro) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit het misdrijf;
3
Hij op of omstreeks de periode van 5 januari 2018 tot en met 6 januari 2018, (in elk geval) op of omstreeks 5 januari 2018, te Rotterdam, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie II onder 5 van de Wet Wapens en Munitie, te weten (een) voorwerp(en) waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos gemaakt kunnen worden of pijn kan worden toegebracht, te weten een taser, voorhanden heeft gehad;
4
Hij op of omstreeks de periode van 5 januari 2018 tot en met 6 januari 2018 in elk geval op of omstreeks 6 januari 2018 te Dordrecht, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), op de openbare weg en/of op een (andere) voor het publiek toegankelijke plaats, namelijk in een café aan de [adres delict] te Rotterdam, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie IV onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, te weten (een) mes(sen) en/of een bijl, althans enig(e) gereedschap(pen), althans
enig(e) voorwerp(en), zijnde (een) voorwerp(en) waarvan, gelet op de aard en/of omstandigheden waaronder dit/deze voorwerp(en) werd(en) aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het/ze voor geen ander doel bestemd was/waren dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen, heeft gedragen.