In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 januari 2020 een beschikking gegeven over de voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 24 januari 2020 verzocht om verlenging van de op 23 januari 2020 opgelegde crisismaatregel, omdat er onvoldoende verplichte zorg was opgenomen om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de Wvggz niet toestaat dat twee machtigingen elkaar overlappen, maar dat ze op elkaar moeten aansluiten. Dit betekent dat de reeds lopende crisismaatregel eerst beëindigd moet worden voordat een nieuwe procedure kan worden gestart voor de voortzetting van de crisismaatregel.
De mondelinge behandeling vond plaats in het gebouw van Antes GGZ te Rotterdam, waar de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie was niet ter zitting verschenen, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerder verleende machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op 22 januari 2020 niet was beëindigd. Hierdoor was de officier niet-ontvankelijk in zijn verzoek om voortzetting van de crisismaatregel, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor een overlap van maatregelen.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de wetgeving rondom de Wvggz strikte voorwaarden stelt aan de voortzetting van crisismaatregelen en dat het noodzakelijk is om de procedures correct te volgen. De beslissing van de rechtbank is op 27 januari 2020 mondeling gegeven door rechter M.L.H. Gelauff en is op 4 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt.