ECLI:NL:RBROT:2020:1100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
C/10/590188 / FA RK 20-422
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de crisismaatregel en verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 januari 2020 een beschikking gegeven over de voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 24 januari 2020 verzocht om verlenging van de op 23 januari 2020 opgelegde crisismaatregel, omdat er onvoldoende verplichte zorg was opgenomen om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de Wvggz niet toestaat dat twee machtigingen elkaar overlappen, maar dat ze op elkaar moeten aansluiten. Dit betekent dat de reeds lopende crisismaatregel eerst beëindigd moet worden voordat een nieuwe procedure kan worden gestart voor de voortzetting van de crisismaatregel.

De mondelinge behandeling vond plaats in het gebouw van Antes GGZ te Rotterdam, waar de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie was niet ter zitting verschenen, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerder verleende machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op 22 januari 2020 niet was beëindigd. Hierdoor was de officier niet-ontvankelijk in zijn verzoek om voortzetting van de crisismaatregel, omdat de wet geen mogelijkheid biedt voor een overlap van maatregelen.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de wetgeving rondom de Wvggz strikte voorwaarden stelt aan de voortzetting van crisismaatregelen en dat het noodzakelijk is om de procedures correct te volgen. De beslissing van de rechtbank is op 27 januari 2020 mondeling gegeven door rechter M.L.H. Gelauff en is op 4 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/590188 / FA RK 20-422
Betrokkenenummer: [nummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 januari 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , Kaapverdië,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes GGZ, locatie Bouman te Rotterdam,
advocaat mr. S.E.M. Hooijman te Rotterdam.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 24 januari 2020, heeft de officier verzocht om verlenging van de op 23 januari 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 23 januari 2020;
  • de medische verklaring opgesteld door A.F.R.R. van Reijsen, psychiater, van 23 januari 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 januari 2020, in het gebouw Antes GGZ, locatie Bouman te Rotterdam.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
  • [naam] , psychiater in opleiding, verbonden aan voornoemd psychiatrisch ziekenhuis.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
Een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel vervalt als de geldigheidsduur is verstreken, tenzij de officier -voordat de geldigheidsduur is verstreken- een verzoekschrift voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 lid 1 Wvggz bij de
rechter heeft ingediend. In dat geval vervalt de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel als de rechter op het verzoekschrift heeft beslist of de beslistermijn is verstreken. Een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel vervalt eveneens als de geneesheer-directeur een beslissing als bedoeld in artikel 8:18 Wvggz heeft genomen tot beëindiging van het verlenen van alle vormen van verplichte zorg op grond van een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel, zonder dat daaraan voorwaarden of beperkingen zijn verbonden.
Ten aanzien van betrokkene is éérder, op 17 januari 2020, door de burgemeester een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:1 Wvggz genomen. In vervolg op deze crisismaatregel is door de officier een verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel ingediend bij de rechtbank. Dit verzoek is op 22 januari 2020 toegewezen (kenmerk C/10/590470 / FA RK 20-513). In de stukken en ter zitting is toegelicht dat in deze maatregel onvoldoende vormen van verplichte zorg zijn opgenomen om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te kunnen wegnemen. In vervolg op de crisismaatregel van de burgemeester van 23 januari 2020 heeft de officier daarom op 24 januari 2020 een nieuw verzoek om voortzetting crisismaatregel ingediend met het verzoek ook andere vormen van verplichte zorg op te nemen in de verzochte maatregel.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voorts gebleken dat de op 22 januari 2020 verleende machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel niet is beëindigd.
Tijdens een voortzetting van een crisismaatregel kan op grond van artikel 8:11 in samenhang gelezen met artikel 8:12 lid 1 Wvggz ter afwending van een noodsituatie gedurende maximaal drie dagen verplichte zorg worden verleend waar de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel niet in voorziet. Anders dan bij een zorgmachtiging is niet de mogelijkheid opgenomen om een voortzetting van de crisismaatregel te wijzigen als blijkt dat de tijdelijke verplichte zorg na de maximale periode van drie dagen moet worden voortgezet. Een nieuwe crisismaatregel opleggen tijdens een nog lopende voorzetting van een crisismaatregel acht de rechtbank dan ook in strijd met de bedoeling van artikel 8:11 in samenhang gelezen met 8:12 Wvggz.
Bovendien is een samenloop van maatregelen net als in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen in de Wvggz niet mogelijk.
Omdat ten aanzien van betrokkene op 22 januari 2020 de gevraagde voortzetting
crisismaatregel is toegewezen en nadien niet is beëindigd, is de officier derhalve niet-ontvankelijk in het onderhavige verzoek.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank aan inhoudelijke beoordeling van de verzochte vormen van verplichte zorg niet toe.

3.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is op 27 januari 2020 mondeling gegeven door M.L.H. Gelauff, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 4 februari 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.