Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
Waarborgsom
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 27 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurster en haar huurders over huurachterstand en schadevergoeding. De verhuurster, aangeduid als [eiseres], had de huurders, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], aangeklaagd wegens een huurachterstand die was ontstaan over de maanden september tot en met december 2019. De huurders erkenden een deel van de achterstand, maar betwistten de vordering voor de maanden januari en februari 2020, alsook de schadevergoeding voor een ontbrekende keukengeiser. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand deels werd erkend en dat de huurders hoofdelijk moesten betalen. De kantonrechter wees de vordering tot schadevergoeding voor de keukengeiser af, omdat de verhuurster onvoldoende bewijs had geleverd dat de huurders verantwoordelijk waren voor het ontbreken ervan. Tevens werd de waarborgsom van € 895,00 aan de huurders terugbetaald, omdat er geen grondslag was voor inhouding. De totale toewijsbare hoofdsom kwam uit op € 3.170,04, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden eveneens aan de huurders opgelegd, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werden aangemerkt.