ECLI:NL:RBROT:2020:10980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
10/700213-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor voorbereiden van diefstal met geweld en veroordeling voor oplichting en heling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorbereiden van diefstal met geweld en/of afpersing, oplichting en heling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het voorbereiden van diefstal met geweld, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij nepwapens en een auto had verworven met de intentie deze te gebruiken voor een dergelijk misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan oplichting via Marktplaats, waarbij hij zich voordeed als een bonafide koper en een fotocamera van het slachtoffer ontfutselde door te doen alsof hij het bedrag had overgemaakt. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van nepvuurwapens en het helen van een auto. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 73 dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 50 uur. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 1.300,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/700213-17
Datum uitspraak: 25 november 2020
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ( [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. N. Hendriksen, advocaat te Hoorn.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. H.H. Balk, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 197 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een werkstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een geldboete van € 450,-, subsidiair 9 dagen hechtenis, als afroomboete.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Hiertoe is het volgende aangevoerd.
Allereerst is er het tapgesprek tussen de verdachte en zijn vrouw van 31 oktober 2017 om 06:41 uur waaruit kan worden afgeleid dat er een overval of soortgelijk misdrijf wordt beraamd. Voorts heeft verbalisant [naam verbalisant] de Arabische gedeelten van dit tapgesprek, dat per abuis is gewist en daarom niet door een tolk kon worden vertaald, uit haar herinnering samengevat. Het tapgesprek is als volgt samengevat:
“Ik heb mijn informatie van een beveiliger die daar werkt. Ik weet dat zijn informatie betrouwbaar is. Hij vertelde mij dat hij niet in de ochtend werkt maar wel weet hoe zij daar werken. Hij vertelde mij dat de security beveiliger altijd in zijn auto blijft zitten tot dat alle medewerkers binnen zijn maar als hij argwaan krijgt dan heeft hij contact met de meldkamer. Het is een security beveiliger net als de beveiliging bij een tankstation. Alle medewerkers verzamelen buiten en gaan tegelijkertijd naar binnen. Wij kunnen het morgen sowieso niet doen.”
Ook werd één van de telefoonnummers van de verdachte getapt. Uit bepaalde telefoongesprekken kan worden opgemaakt dat hij zich bezig houdt met het voorbereiden van een overval. Er volgt ook uit dat hij zich actief opstelt in de gesprekken. Zo wordt op
2 november 2017 met [naam persoon 1] gesproken over: “dat is die torrie”, “nog iemand binnen nodig hebben die scherp is en niet stoned”, “ik heb geen zin in luie torries”, “we hervatten dit morgen ja” en “geld komt niet uit de lucht vallen”. Voorts wordt op diezelfde dag met medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) gesproken over: “ [naam 1] gaat pas om drie uur dicht toch”, “ben scherp barkie barkie”, “geld komt niet uit de lucht vallen he” en dat [naam medeverdachte] actief moet zijn.
Op 3 november 2017 wordt door de verdachte gebeld naar een telefoonnummer en wordt er gesproken over: “waggie is geregeld” en gaat het gesprek over een “station” uit 2016 of 2017. Ook wordt er gezegd: “Breng mij straks effe als ik terug ben van [naam 2] ? Dan zetten we die ding op een veilige plek”. Ook vindt diezelfde dag een tapgesprek plaats tussen de verdachte en zijn vrouw waarin wordt gesproken over een auto die op een parkeerplaats staat en die hij morgen nodig heeft, die moet van West naar Zuid verplaatst worden en iemand die hem op betaald parkeren heeft gezet, zodat de eigenaar gaat weten waar hij staat.
Hiernaast zijn de zendmastgegevens van de verdachte achterhaald. Op 31 oktober 2017 belt de verdachte met zijn vrouw en zijn telefoon straalt dan aan op een zendmast in de directe nabijheid van [naam horecagelegenheid] te Slinge Rotterdam. Uit een tapgesprek van 2 november 2017 tussen de verdachte en zijn vrouw blijkt dat de verdachte op dat moment bij [naam horecagelegenheid] in Slinge is en dat hij gekomen was bij “die ene die daar werkte”. Bovendien wordt de verdachte op de camerabeelden van [naam horecagelegenheid] van 2 november 2017 herkend.
Voorts blijkt uit de tapgesprekken tussen de verdachte en zijn vrouw dat er veel schulden zijn. Ook zegt zijn vrouw tegen iemand dat zij de simkaart van de verdachte heeft weggegooid op advies van ene [naam persoon 2] . Twee dagen later zegt zijn vrouw tegen [naam medeverdachte] dat hij zijn simkaart moet breken omdat de verdachte is aangehouden.
Uit een tapgesprek van 8 november 2017 met ene [naam persoon 3] wordt erover gesproken dat de verdachte is opgepakt voor een “torrie”.
Hiernaast wordt op 10 november 2017 aan de Mathenesserlaan door de politie de auto aangetroffen waar het in de tapgesprekken over ging, een grijze Opel Astra, station wagen, met kenteken [kentekennummer] . De auto heeft inmiddels negen bekeuringen gekregen en is beschadigd. De auto is gehuurd bij Europcar Autoverhuur BV door een persoon die zich legitimeerde met een rijbewijs op naam van [naam medeverdachte] .
Tegenover dit alles staat geen aannemelijke verklaring van de verdachte.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen en vervoermiddelen bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen - afzonderlijk dan wel gezamenlijk - naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt het volgende.
In de woning van de verdachte worden tijdens een doorzoeking op 31 oktober 2020 twee op vuurwapens gelijkende nepwapens aangetroffen.
In het dossier bevinden zich voorts verdachte tapgesprekken, zoals het tapgesprek op
3 november 2017 waarin de verdachte zegt dat de “waggie is geregeld”. Uit datzelfde tapgesprek blijkt het te gaan om een station uit 2016, dat “die ding” opgehaald moet worden en dat iemand hem moet brengen naar West, dan zetten ze “die ding op een veilige plek”. In de samenvatting van een tapgesprek van 3 november 2017 tussen de verdachte en zijn vrouw staat dat de verdachte vraagt om hem “ff snel naar West te brengen” “om eventjes van West naar Zuid te plaatsen zodat morgen dingen goed gaan zodat wij het goed hebben”. Daar staat ook in dat de verdachte in dit gesprek zegt dat “die kanker soma die kanker ding op betaald parkeren gezet, dus hij staat er al één week. Je weet toch wanneer je een boete krijgt. Die kan je binnen één week in de brievenbus verwachten, dus die eigenaar gaat weten waar die staat. Daarom wil ik hem zo snel mogelijk weg hebben. Die auto heb ik morgen nodig, anders wordt het jouw auto”. Uit het dossier blijkt dat met “soma” Somaliër wordt bedoeld. De rechtbank constateert dat de medeverdachte [naam medeverdachte] een Somaliër is. De politie heeft weten te achterhalen dat de medeverdachte [naam medeverdachte] op 14 oktober 2017 een grijze Opel Astra, bouwjaar 2016, heeft gehuurd bij een autoverhuurbedrijf en dat deze auto op 9 november 2017 nog niet door hem is ingeleverd. Deze auto wordt op 10 november 2017 met schade aan de Mathenesserdijk te Rotterdam aangetroffen.
Uit voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan blijken dat er sterke aanwijzingen zijn dat de verdachte iets aan het voorbereiden was. Wat blijkt niet uit het dossier. Voorts geldt dat nepwapens weliswaar geschikt zijn om mee te bedreigen en af te dreigen, maar uit het dossier blijkt niet dat de in het huis van de verdachte aangetroffen wapens bedoeld waren voor een diefstal met geweldpleging en/of afpersing. Ook blijkt volgens de rechtbank uit het dossier dat de verdachte de door [naam medeverdachte] gehuurde Opel Astra voor iets wilde gebruiken, maar niet dat deze zou worden gebruikt voor een diefstal met geweldpleging en/of afpersing.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte de nepwapens en een auto voorhanden heeft gehad/heeft verworven teneinde deze middelen te gebruiken voor diefstal met geweldpleging en/of afpersing. Dit betekent dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 2 en 3
De verdediging heeft zich met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feit 4, primair
4.3.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is door de verdediging - kort gezegd - het volgende aangevoerd.
Niet is gebleken dat de verdachte op enig moment de beschikking heeft gehad over een gestolen voertuig. Evenmin is gebleken dat hij een dergelijk voertuig voorhanden heeft gehad. Er wordt bovendien in de tapgesprekken niet gesproken over een beschadigd voertuig. Dit laat de mogelijkheid open dat het voertuig dat men probeerde te verkopen, niet de auto is die beschadigd is geraakt.
De officier van justitie acht niet bewezen dat de verdachte wist of moest vermoeden dat de auto gestolen was.
4.3.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 25 oktober 2017 telefoongesprekken heeft gevoerd met zijn vrouw over de verkoop van een Opel Astra uit 2016 met sleutel, zonder papieren. De verdachte spreekt in die gesprekken over dat “die Somma (…) dat heeft gestolen, inclusief sleutel en alles” en dat hij het gelijk kan brengen. [naam medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij de sleutel van de Opel Astra, die hij had gehuurd en waarmee hij een aanrijding heeft gehad, na het ongeluk aan de verdachte heeft gegeven om te repareren. Uit het dossier blijkt dat die aanrijding op 20 oktober 2017 heeft plaatsgevonden en dat [naam medeverdachte] een Somaliër is.
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte ervan op de hoogte was dat het om een gestolen auto ging en dat de verdachte op dat moment ook de beschikkingsmacht heeft gehad over de auto doordat hij van [naam medeverdachte] de sleutel had gekregen en doordat hij kennelijk de auto kon komen brengen. Dat in de tapgesprekken niet wordt gesproken over een beschadigde auto acht de rechtbank minder relevant; het kan zijn omdat de verdachte niet op de hoogte was van het feit dat [naam medeverdachte] een ongeluk met de auto heeft gehad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opzetheling.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 4 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feiten 2 en 3 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu door de verdediging geen verweer is gevoerd. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
feit 2:
[zaak Den Haag]
hij
,op 2 november 2017 te 's-Gravenhage
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een fotocamera (Canon EOS 60D),
heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- op de internetsite Marktplaats zich voorgedaan als bonafide koper (genaamd: [valse naam verdachte] ) en (hierbij) gereageerd op een advertentie van die [naam slachtoffer] waarin hij, [naam slachtoffer] , een fotocamera te koop aanbood en
- met die [naam slachtoffer] afgesproken om de camera op te komen halen en tijdens de overdracht 1400 euro middels internetbankieren over te zullen maken naar de rekening van die [naam slachtoffer] , waardoor die [naam slachtoffer] werd bewogen tot de afgifte van die fotocamera;
feit 3:
[zaak Grote Hagen]
hij op 31 oktober 2017 te Rotterdam,
twee, althans wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten,
twee door de Minister van Jus
titie aangewezen voorwerpen die zodanig op een wapen gelijken dat die voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk twee nabootsingen van een vuurwapen, te weten
- een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool, merk: Glock, model: 17 en
- een nabootsing van een geweer, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een geweer, merk: HK (Heckler & Koch), type: UMP 45, voorhanden heeft gehad;
feit 4:
[zaak Opel]
primair
hij in de periode van 14 oktober 2017 tot en met 9 november 2017 te Rotterdam,
een goed, te weten een auto (Opel Astra, kenteken [kentekennummer] ) heeft
voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 2:
oplichting,
feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd,
feit 4:
opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting door via Marktplaats contact op te nemen met een verkoper, een afspraak te maken en vervolgens door middel van een valse bank-app te doen alsof hij het verkoopbedrag heeft overgemaakt naar de verkoper. Hiermee heeft de verdachte het slachtoffer dure goederen afhandig gemaakt. De verdachte heeft hiermee misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de verkoper in hem stelde en meer in het algemeen het vertrouwen dat consumenten hebben in het sluiten van transacties op internet via sites als Marktplaats.nl.
Hiernaast had de verdachte een nephandvuurwapen en –mitrailleur in zijn huis liggen. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens is een ernstig feit. Ook met nepwapens kan de veiligheid van personen in gevaar worden gebracht, aangezien deze in de praktijk worden ingezet om criminele activiteiten te plegen en ze niet of nauwelijks van echte wapens te onderscheiden zijn.
Tot slot heeft de verdachte een auto geheeld. Hierdoor heeft de verdachte een misdrijf dat door een ander is gepleegd, begunstigd. Dit bevordert het plegen van diefstallen en berokkent dus schade aan de slachtoffers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
9 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
31 januari 2018. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte heeft zich bij een eerder opgelegd toezicht onvoldoende aan de voorwaarden gehouden. De reclassering adviseert desondanks in geval van een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandelverplichting en de verplichting om mee te werken aan hulp gericht op de aanpak van financiële zaken.
Er zijn contra-indicaties voor het uitvoeren van een werkstraf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de door de verdachte reeds ondergane voorlopige hechtenis. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van de feiten, geen aanleiding hiermee te volstaan.
De rechtbank ziet - anders dan door de officier van justitie is gevorderd - geen aanleiding een geldboete als afroomboete op te leggen.
Evenmin ziet de rechtbank - anders dan is geadviseerd door de reclassering en gevorderd door de officier van justitie - aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De bewezenverklaarde feiten zijn oude feiten en bovendien heeft de verdachte zich eerder niet aan bijzondere voorwaarden gehouden. Daarentegen acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf aangewezen.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 4 november 2017 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden.
Tussen 4 november 2017 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim drie jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim een jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft de heer [naam slachtoffer] zich ter zake van het onder 2 ten laste gelegde in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.400,- aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-, rekening houdend met de jaarlijkse afschrijving van de goederen. Dit bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag van de vordering dient te worden gematigd tot een bedrag van bijvoorbeeld € 900,-.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, zal de vordering tot een bedrag van € 1.300,- worden toegewezen. De rechtbank gaat hierbij uit van het bedrag waarvoor de Cash Converter die de goederen van de verdachte heeft gekocht, heeft geprijsd, te weten
€ 1.274,-. De rechtbank heeft geen andere aanknopingspunten voor bepaling van de marktwaarde. Dit bedrag is naar boven afgerond, omdat Cash Converter niet alle spullen heeft gekocht. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 november 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.300,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 73 (drieënzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 50 (vijftig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer], te betalen een bedrag van
€ 1.300,- (zegge: éénduizend driehonderd euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 1.300,-(hoofdsom,
zegge: éénduizend driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.300,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
23 (drieëntwintig) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[zaak Dordrecht]
hij, in of omstreeks de periode van 31 oktober 2017 tot en met 03 november 2017 te Rotterdam en/of Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging en/of afpersing (in vereniging),
opzettelijk
- contact heeft onderhouden en/of afspraken heeft gemaakt met zijn mededader(s) met betrekking tot de/het te plegen strafbare feit(en) en/of de wijze van uitvoering van dat/die strafbare feit(en) en/ofde rolverdeling bij dat/die strafbare feit(en) en/of de voor dat/die strafbare feit(en) benodigde goederen en/of
- een (gestolen/verduisterde) auto (Opel Astra, [kentekennummer] ) en/of twee, althans een of meerdere (imitatie) vuurwapens bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
[zaak Den Haag]
hij, in of omstreeks de periode van 02 november 2017 tot en met 03 november 2017 te
's-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[naam slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een fotocamera (Canon EOS 60D), in elk geval van enig goed,
hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- op de internetsite Marktplaats zich voorgedaan als bonafide koper (genaamd: [valse naam verdachte] ) en/of (hierbij) gereageerd op een advertentie van die [naam slachtoffer] waarin hij, [naam slachtoffer] , een fotocamera te koop aanbood en/of
- met die [naam slachtoffer] afgesproken om de camera op te komen halen en/of tijdens de overdracht 1400 euro middels internetbankieren over te zullen maken naar de rekening van die [naam slachtoffer] ,
waardoor die [naam slachtoffer] werd bewogen tot de afgifte van die fotocamera;
3.
[zaak Grote Hagen]
hij op of omstreek 31 oktober 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
twee, althans een of meerdere wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie gelet op 3, onder a van de Regeling wapens en munitie,
te weten,
twee, althans een of meerdere door de Minister van Jusitie aangewezen voorwerpen die/dat zodanig op een wapen gelijken dat die/het voor bedreiging of afdreiging geschikt is, namelijk twee, althans een of meerdere nabootsingen van een vuurwapen, te weten
- een nabootsing van een pistool, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een pistool, merk: Glock, model: 17 en/of
- een nabootsing van een geweer, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een geweer, merk: HK (Heckler & Koch), type: UMP 45, voorhanden heeft gehad;
4.
[zaak Opel]
primair
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2017 tot en met 9 november 2017 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een goed, te weten een auto (Opel Astra, kenteken [kentekennummer] ) heeft verworven,
voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2017 tot en met 9 november 2017 te Rotterdam,
een goed, te weten een auto (Opel Astra, kenteken [kentekennummer] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig misdrijf.