Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 16 november 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. [eiseres] vorderde een voorlopige voorziening tot ontruiming van een bedrijfsruimte gelegen aan [adres] te Rotterdam, omdat [gedaagde] in gebreke was gebleven met het betalen van de huur. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 november 2020, waarbij [gedaagde] niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] correct was opgeroepen en heeft verstek verleend. De rechter oordeelde dat [eiseres] een spoedeisend belang had bij de vordering, aangezien er een huurachterstand was ontstaan en [gedaagde] in het verleden ook al te laat had betaald. De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en [gedaagde] veroordeeld om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde ontruimen en aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 3.282,60, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de maandelijkse huur van € 786,93 tot aan de feitelijke ontruiming. De proceskosten zijn ook voor rekening van [gedaagde] gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.