Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over de huur van een bedrijfsruimte. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde Flanderijn, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de gehuurde bedrijfsruimte vanwege een huurachterstand van € 4.115,-. De gedaagde, die de bedrijfsruimte huurt, erkende dat er een huurachterstand was, maar betwistte het bedrag en voerde aan dat de coronamaatregelen de oorzaak waren van de betalingsproblemen. De gedaagde stelde dat er een nieuwe overeenkomst was gesloten, waarbij zij slechts de helft van de bedrijfsruimte huurde voor € 800,- per maand, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen voldoende bewijs was voor deze nieuwe overeenkomst. De rechter concludeerde dat de gedaagde tekort was geschoten in haar verplichtingen, aangezien de huurachterstand meer dan drie maanden bedroeg. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet kon ontsnappen aan haar betalingsverplichtingen, ook niet vanwege de coronacrisis, en dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de bedrijfsruimte gerechtvaardigd waren. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag, de huur voor de komende maanden en de proceskosten. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.