4.2.2.Beoordeling
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
In de avond van 6 november 2019 heeft een dodelijke schietpartij plaatsgevonden aan de [plaats delict] in Rotterdam ter hoogte van avondwinkel [naam nachtwinkel] , waarvan verdachte eigenaar is. Op 6 november 2019 is het slachtoffer, [naam slachtoffer 1] , samen met [naam slachtoffer 2] twee keer naar deze avondwinkel gereden. Het slachtoffer is beide keren meegereden als bijrijder in de auto van [naam slachtoffer 2] .
Op camerabeelden van Sexshop ‘ [naam erotiek-winkel] ’ (gelegen aan de [adres] in Rotterdam) is het volgende te zien.
Vanaf 20:50 uur bevindt zich een forse man, naar later blijkt getuige [naam getuige] , voor de avondwinkel en hij gaat regelmatig naar binnen en naar buiten.
Omstreeks 21:43 uur rijdt de auto van [naam slachtoffer 2] de [plaats delict] in en parkeert ter hoogte van avondwinkel [naam nachtwinkel] . [naam slachtoffer 2] stapt uit de auto en loopt bij [naam nachtwinkel] naar binnen. Om 21:46 uur stapt [naam slachtoffer 2] weer in de auto en rijdt weg. Om 22:00:52 uur komt de auto weer in beeld. Om 22:01:13 uur parkeert [naam slachtoffer 2] zijn auto voor de avondwinkel van verdachte. Getuige [naam getuige] loopt naar de rand van het trottoir als de auto parkeert en loopt weer terug naar de ingang van de avondwinkel. Om 22:01:20 uur loopt verdachte in een normale looppas naar de bijrijderszijde van de auto. [naam slachtoffer 2] verlaat op datzelfde moment de auto en rent weg in de richting van de overzijde van de [plaats delict] .
Om 22:01:22 uur versnelt verdachte zijn looppas in de richting van de bijrijderszijde en houdt zijn armen gestrekt voor zich uit, gericht op de bijrijderszijde waar op dat moment het slachtoffer zit. Om 22:01:24 uur houdt verdachte zijn armen nog steeds voor zich uitgestrekt en op dat moment onstaat voor de eerste keer mondingsvuur ter hoogte van de handen van verdachte. [naam getuige] staat op dat moment buiten nabij de ingang van de avondwinkel.
Om 22:01:29 uur staat verdachte nog steeds naast de bijrijderszijde van de auto en hij houdt zijn rechterarm gestrekt in de richting van de bijrijderszijde waarna opnieuw mondingsvuur te zien is aan het uiteinde van zijn rechterhand. Om 22:01:33 uur staat verdachte nog bij de auto, hij neemt op dat moment geen houding gelijkend op een schiethouding meer aan. Om 22:01:45 uur rijdt een witte Peugeot 108 voorbij en [naam getuige] loopt naar de bestuurderszijde waarna hij omloopt naar de bijrijderskant en instapt. Om 22:01:57 uur buigt verdachte zich voorover in de richting van het slachtoffer. Om 22:02:03 uur loopt verdachte bij de auto weg. De auto waar [naam getuige] is ingestapt rijdt dan weg. Om 22:02:12 uur gaat verdachte de avondwinkel binnen. Na 16 seconden, namelijk om 22:02:28 uur, loopt hij de winkel weer uit, stapt in zijn auto en rijdt weg in dezelfde richting als de Peugeot 108.
Uit pathologisch onderzoek aan het lichaam van het slachtoffer blijkt dat er sprake is van meerdere schotletsels, te weten 11 doorschoten en 3 inschoten, welke het overlijden van het slachtoffer tot gevolg hebben gehad. Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die de schoten op het slachtoffer heeft afgevuurd.
Heeft verdachte gehandeld met voorbedachte rade?
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte rade' moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Naast de hiervoor geschetste vaststaande feiten leidt de rechtbank uit de overige bewijsmiddelen het navolgende af.
Uit de voornoemde camerabeelden blijkt dat getuige [naam getuige] zich gedurende het incident buiten, voor de winkel bevond. [naam getuige] is een vriend van verdachte en is op verzoek van de verdediging op de terechtzitting als getuige gehoord. [naam getuige] heeft verklaard dat hij in de avondwinkel was tijdens het eerste bezoek van [naam slachtoffer 2] . Nadat [naam slachtoffer 2] en het slachtoffer weg waren gereden, heeft verdachte tegen [naam getuige] gezegd dat de man die hem eerder via voicenotes had bedreigd iets had gezegd in de trant van ‘jij gaat zien’. Met deze man wordt het slachtoffer bedoeld.
[naam getuige] heeft voorts verklaard dat hij hierna met verdachte naar buiten is gegaan om te kijken of zij de auto nog konden zien en om polshoogte te nemen, “omdat je nooit weet wat er kan gebeuren”. [naam getuige] is vervolgens met verdachte buiten blijven staan totdat zij de auto van [naam slachtoffer 2] weer aan zagen komen rijden. Ook [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte met een ander buiten stond toen hij kwam aanrijden. [naam getuige] heeft verklaard dat het leek alsof het slachtoffer iets van de grond van de auto wilde pakken op het moment dat [naam slachtoffer 2] de auto voor de avondwinkel parkeerde. Verdachte stond op dat moment naast hem met zijn gezicht naar de straat. [naam getuige] heeft verklaard dat hij het gevoel had dat het mis was en dat dit het moment was dat verdachte naar de auto liep. Verdachte heeft verklaard dat hij buiten zijn winkel stond op het moment dat [naam slachtoffer 2] de auto parkeerde. Verdachte stond toen met zijn rug naar de straat en was bezig om de winkel af te sluiten. Verdachte heeft verklaard iets te hebben “gevoeld” waardoor hij zich om heeft gedraaid. Vervolgens zag hij het slachtoffer een ‘doorlaadbeweging’ maken waardoor hij dacht ‘het is hij of ik’, waarna hij heeft geschoten. Hij had zijn wapen in een tasje op zijn buik.
Dat het slachtoffer een beweging zou hebben gemaakt waarbij hij een wapen doorlaadde, vindt geen steun in overige bewijsmiddelen. Op de camerabeelden is te zien dat [naam getuige] gedurende het incident steeds buiten heeft gestaan. [naam getuige] heeft verklaard naast verdachte te hebben gestaan op het moment dat [naam slachtoffer 2] zijn auto parkeerde. Op de terechtzitting is verdachte [naam getuige] in het kader van het getuigenverhoor gevraagd of hij een doorlaadbeweging heeft gezien. [naam getuige] heeft daarop geantwoord dat hij geen doorlaadbeweging heeft gezien, maar dat het leek alsof het slachtoffer op de grond naar iets aan het zoeken was.
Evenmin biedt het dossier enig objectief aanknopingspunt waaruit blijkt dat het slachtoffer op 6 november 2019 iets (anders) heeft gedaan wat voor verdachte aanleiding zou (kunnen) zijn geweest om te handelen zoals hij heeft gedaan. Dat het slachtoffer na zijn eerste bezoek iets bedreigends naar verdachte zou hebben geroepen – nog los van de vraag of dit handelen van verdachte dan een proportionele reactie zou zijn geweest – wordt door niemand bevestigd en door getuige [naam slachtoffer 2] ontkend.
De ter plaatse gearriveerde politie heeft waargenomen dat de ruit van de auto aan de bijrijderszijde vernield was en dat het bijrijdersportier op slot zat. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het slachtoffer, op het moment dat verdachte op hem schoot, het portier dicht had en het raam gesloten was.
In de auto, noch bij verdachte, heeft de politie een vuurwapen aangetroffen.
Op basis van de hierboven beschreven uiteenzetting van de diverse voor het bewijs redengevende bevindingen en verklaringen stelt de rechtbank vast dat:
- verdachte – met een geladen pistool in een tasje op zijn buik - buiten stond op het moment dat [naam slachtoffer 2] en het slachtoffer de [plaats delict] in reden voor een tweede bezoek aan de avondwinkel van verdachte;
- verdachte de auto met daarin [naam slachtoffer 2] en het slachtoffer aan zag komen rijden;
- verdachte rustig naar deze auto is gelopen op het moment dat [naam slachtoffer 2] de auto parkeerde;
- verdachte zijn looppas heeft versneld op het moment dat [naam slachtoffer 2] uitstapte;
- het portier aan de bijrijderszijde dicht en op slot zat en ook het raam aan die zijde dicht was;
- het slachtoffer geen wapen bij zich had en er ook in de auto geen wapen is aangetroffen;
- er tussen het moment dat de auto met het slachtoffer aan kwam rijden op de [plaats delict] (22:00:52) en het eerste schot ruim een halve minuut zit en tussen het moment dat de auto geparkeerd werd (22:01:13 uur) en het eerste schot elf seconden;
- verdachte van korte afstand 14 keer gericht op het slachtoffer heeft geschoten;
- er tussen de eerste kogelreeks en de tweede een pauze van 5 seconden zit;
- verdachte niet direct is weggelopen, maar nog even bij de auto is blijven staan en zich voorover heeft gebogen in de richting van de auto waarna hij zijn sleutel (aldus verdachte zelf) in de winkel is gaan halen en rustig is weggereden.
Hieruit volgt dat verdachte ruim de tijd heeft gehad om zich te beraden voordat hij op het slachtoffer is afgelopen en heeft geschoten. Van handelen vanuit een ogenblikkelijke gemoedsopwelling is geen sprake. Integendeel, het handelen van verdachte dat op de beelden is te zien, past eerder bij een doelgericht handelen dan iemand die in paniek verkeert en vreest voor zijn leven, zoals verdachte heeft verklaard. De voicenotes die het slachtoffer heeft gestuurd aan verdachte zijn niet dusdanig dreigend van aard dat daar een reële vrees voor gevaar uit volgt.
Er zijn verder geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte rade in de weg staan. Verdachte heeft met voorbedachte rade gehandeld en moord is dan ook wettig en overtuigend bewezen.