ECLI:NL:RBROT:2020:10935

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
10/229812-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging, meermalen gepleegd (zakkenrollerij)

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan vijf diefstallen in vereniging, gepleegd in de vorm van zakkenrollerij. De verdachte, geboren in Roemenië en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd, heeft samen met medeverdachten een vaste taakverdeling gehanteerd bij de diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de diefstallen door bijvoorbeeld de roltrap stil te zetten en slachtoffers af te leiden. De verdachte is vrijgesproken van een poging tot diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een straf van 10 maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, die rechtstreeks materiële schade hebben geleden door de bewezen verklaarde feiten. De verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/229812-20
Datum uitspraak: 30 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd wordt de verdachte verweten dat hij samen met anderen een vijftal diefstallen en één poging daartoe heeft gepleegd.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 11 september 2020 omstreeks 11:00 uur werd er bij het metrostation aan de
Voorschoterlaan te Rotterdam een melding gedaan van een poging tot zakkenrollerij, die zou zijn gepleegd door drie verdachten ter hoogte van Voorschoterlaan 29a. De verdachten waren gevlucht. Door RET-cameratoezicht werd een drietal mannen waargenomen op het metrostation Leuvenhaven, die men herkende als de mannen die eerder waren uitgestapt bij Voorschoterlaan en mogelijk de daders van de poging tot zakkenrollen van de Voorschoterlaan betroffen. Ter plaatse zagen verbalisanten dat drie personen van hen probeerden weg te lopen. De drie mannen waren de verdachten [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] . Tevens werden er in de directe omgeving van de verdachten diverse goederen/pasjes en portemonnees en een telefoon aangetroffen die naar later onderzoek bleken te zijn weggenomen bij zakkenrollen, gepleegd bij metrostation Leuvehaven in Rotterdam. Daarnaast is bij medeverdachte [naam medeverdachte 1] een telefoon aantroffen die van diefstal afkomstig was (feit 2). Hierop zijn de verdachten aangehouden. Naar aanleiding van meerdere aangiftes van zakkenrollerijen op metrostation Leuvenhaven in de periode van 8 tot en met 11 september 2020 zijn er camerabeelden bekeken. Op basis hiervan is het vermoeden ontstaan dat bij deze diefstallen steeds drie dezelfde mannen betrokken zijn, [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] .
Medeverdachte [naam medeverdachte 2] is bij zijn aanhouding aan de politie ontkomen, zodat op dit moment alleen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] terecht staan.
4.2.
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Ondanks het ontbreken van camerabeelden waarop de poging tot diefstal zichtbaar is, kan feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen worden. Aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat er gepoogd is om spullen uit haar tas te stelen. Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat er achter aangeefster drie mannen liepen. Verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben verklaard dat zij daar aanwezig waren. Op camerabeelden net voor de poging tot diefstal is waar te nemen dat verdachte en medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] achter aangeefster aanlopen. Gelet op de samenstelling van het groepje mannen gedurende de gehele dag staat vast dat getuige [naam getuige] het over deze verdachten heeft.
4.2.2.
Beoordeling
Gelet op de camerabeelden van metrostation Voorschoterlaan van 11 september 2020 rond 10:51 uur – die ook ter zitting zijn bekeken – en de verklaring van de verdachte ter zitting, waren hij en de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] kort voor de poging tot diefstal in het metrostation aanwezig. Uit het dossier blijkt dat het [naam medeverdachte 2] is geweest die buiten het metrostation ter hoogte van de Voorschoterlaan 29a heeft geprobeerd goederen uit de tas van aangeefster [naam slachtoffer 1] te halen. Uit de verklaring van aangeefster en de camerabeelden blijkt dat de andere twee mannen op dat moment op enige afstand zijn blijven staan. Nu op de camerabeelden slechts te zien is dat de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] samen met de aangeefster door de poortjes van het metrostation lopen, waarna de verdachte bij de ingang van het metrostation blijft staan, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is om vast te kunnen stellen dat er een nauwe en bewuste samenwerking is geweest tussen de verdachte en [naam medeverdachte 2] dan wel dat hij [naam medeverdachte 2] bij de poging tot diefstal behulpzaam is geweest.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feiten 2, 3, 4 primair, 5 en 6
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient integraal te worden vrijgesproken van de onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten. Voor alle feiten geldt dat de eventuele handelingen van de verdachte onvoldoende zijn voor het aannemen van een nauwe en bewuste samenwerking. Er is onvoldoende bewijs voor medeplegen.
Ten aanzien van feit 2: De verdachte heeft enkel geholpen met het dragen van de rollator van het slachtoffer. Het niet-distantiëren is onvoldoende voor medeplegen.
Ten aanzien van feit 3: Op de camerabeelden is niet waargenomen dat er iets uit de tas van het slachtoffer wordt gehaald. Aangeefster [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op metrostation Leuvenhaven merkte dat de rits van haar tas openstond. Dit maakt niet dat er buiten redelijke twijfel vastgesteld kan worden dat het deze dadergroep is geweest die de diefstal heeft gepleegd. De opmerking van de verdachte dat de intentie was om te stelen, is niet relevant.
Ten aanzien van feit 4: Op de camerabeelden is waargenomen dat dader 1 ( [naam medeverdachte 2] ), alle (wegneem)handelingen verricht. De verdachte was enkel in de buurt van [naam medeverdachte 2] .
Ten aanzien van feit 5: De verdachte heeft verklaard dat hij enkel heeft geholpen met het dragen van het karretje.
Ten aanzien van feit 6: [naam medeverdachte 2] heeft de telefoon weggenomen en heeft de telefoon aan de verdachte doorgegeven. Op dat moment was het misdrijf al gepleegd.
4.3.2.
Beoordeling
Medeplegen
Op de camerabeelden van de diefstal op 11 september 2020 rond 11.37 uur (feit 3) is te zien dat de verdachte op de roltrap van metrostation Leuvehaven een bukkende beweging maakt, waarna de roltrap tot stilstand komt, [naam medeverdachte 2] zijn hand in de tas van aangeefster [naam slachtoffer 2] stopt en een derde man onderaan de trap blijft staan. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij degene was die de roltrap heeft stil gezet en dat zij van de vrouw wilden stelen.
Korte tijd na het bovenbeschreven feit, rond 11:40 uur (feit 2), is op de camerabeelden waar te nemen dat de roltrap tot stilstand komt, de verdachte vervolgens het slachtoffer [naam slachtoffer 3] helpt met het dragen van haar rollator, [naam medeverdachte 2] een voorwerp wegneemt uit de tas van het slachtoffer en medeverdachte [naam medeverdachte 1] degene is die als de achterste persoon de diefstal afschermt. Voorafgaand aan de diefstal lopen zij met z’n drieën achter het slachtoffer aan.
Weer korte tijd daarna is op de camerabeelden van de diefstal van 11 september 2020 rond 11:57 uur (feit 5) eenzelfde patroon te zien. [naam medeverdachte 2] voorop, de verdachte daar achteraan en een andere, derde man die de rij sluit. De verdachte leidt het slachtoffer af, [naam medeverdachte 2] neemt een voorwerp weg, en een derde man houdt achter hen een leeg stuk roltrap vrij om de diefstal aan de achterzijde af te schermen.
Gelet op deze werkwijze is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aan deze op 11 september 2020 gepleegde diefstallen een materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om van medeplegen te kunnen spreken. De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat de verdachte de diefstallen op 11 september 2020 (feiten 2, 3 en 5) heeft medegepleegd.
De bevindingen ten aanzien van de diefstallen op 11 september 2020 geven naar het oordeel van de rechtbank ook betekenis aan de bevindingen van de diefstallen die op 8 en 10 september 2020 zijn gepleegd (feiten 4 en 6). Immers, ook op de camerabeelden van deze diefstallen is de hierboven beschreven vaste taakverdeling tussen de verdachten zichtbaar. Voor zover de verdachte geen concrete uitvoeringshandelingen heeft uitgevoerd, geldt dat de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] (of een andere derde persoon) continu achter [naam medeverdachte 2] zijn aangelopen en er met hun neus bovenop staan als [naam medeverdachte 2] de slachtoffers besteelt. Gelet op de gehanteerde vaste werkwijze gaat de rechtbank er met deze uiterlijke verschijningsvorm van uit dat de verdachte ook ten aanzien van deze feiten het opzet had op het medeplegen van de diefstal.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De verweren worden verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2
zaak 5
hij op 11 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon die toebehoorde aan
[naam slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
zaak 3
hij op 11 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met als inhoud geld en rijbewijs en pasjes, die toebehoorde aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
zaak 4
hij op 8 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met als inhoud geld en een bankpas, die toebehoorde aan [naam slachtoffer 4] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
zaak 2
hij op 11 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon merk/type Samsung A5 kleur zwart, die toebehoorde aan [naam slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
zaak 6
hij op 10 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee met als inhoud een bankpas en geld en een rijbewijs, die toebehoorde aan [naam slachtoffer 6] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 2
(zaak 5), feit 3
(zaak 3), feit 4 primair
(zaak 4), feit 5
(zaak 2)en feit 6
(zaak 6):
telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd tezamen met twee mededaders schuldig gemaakt aan vijf diefstallen (zakkenrollen). Verdachte heeft daarmee laten zien totaal geen respect te
hebben voor de eigendommen van anderen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich daarbij bewust heeft gericht op oudere en kwetsbare slachtoffers. De verdachte en zijn mededaders zijn woonachtig in Roemenië en waren slechts enkele dagen in Nederland. Blijkbaar zijn zij naar Nederland gekomen met het enkele doel om in georganiseerd verband diefstallen te plegen. Het spreekt in het nadeel van verdachte dat hij geen inzicht heeft getoond in het kwalijke van wat hij heeft gedaan en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onder de naam [naam verdachte] – dit is de achternaam van zijn vrouw die hij sinds kort heeft aangenomen – in Nederland is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, nu de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Benadeelde partij [naam slachtoffer 4] van Heel (feit 4 - zaak 4)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 4] ter zake van het onder 4 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 149,92 aan materiële schade.
8.1.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 4 primair bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal deze worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 september 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 149,92, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Benadeelde partij [naam slachtoffer 6] (feit 6 - zaak 6)
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 6] ter zake van het onder 6 ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 134,70 aan materiële schade en een vergoeding van € 80,00 aan immateriële schade.
8.3.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de materiële schade en de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering van de immateriële schade wegens onvoldoende onderbouwing.
8.4
Standpunt verdediging
De benadeelde partij moet in de vordering tot vergoeding van de portemonnee niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de portemonee is teruggevonden en geretourneerd. Dat geldt ook voor de gevorderde vergoeding van immateriële schade, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.5.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 6 bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor een nieuw rijbewijs, te weten in totaal € 71,75, zullen worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de gevorderde materiële schade en de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van deze vorderingen ontbreken en nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 september 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 71,75, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van
€ 149,92 (zegge: honderdnegenenveertig euro en tweeennegentig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 149,92(hoofdsom,
zegge: honderdnegenenveertig euro en tweeennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 149,92 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
2 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 6] , te betalen een bedrag van
€ 71,75 (zegge: eenenzeventig euro en vijfenzeventig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 71,75 (zegge: eenenzeventig euro en vijfenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 71,71 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en T.M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout en J. Spanner, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 november 2020.
De jongste rechter en griffier J. Spanner zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zaak 1
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een leren tasje en/of een brillenkoker, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- zijn hand heeft gestoken in de rugtas van die [naam slachtoffer 1] en/of
- voornoemde leren tasje en/of brillenkoker heeft gepakt uit de rugtas van die
[naam slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zaak 1
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] op of omstreeks 11 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een leren tasje en/of een brillenkoker, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- zijn hand heeft gestoken in de rugtas van die [naam slachtoffer 1] en/of
- voornoemde leren tasje en/of brillenkoker heeft gepakt uit de rugtas van die
[naam slachtoffer 1] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 11 september te Rotterdam
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door heel dicht achter die [naam slachtoffer 1] en/of de man van die [naam slachtoffer 1] te lopen;
2
zaak 5
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[naam slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
zaak 3
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met inhoud o.a. geld en/of rijbewijs en/of pasjes), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
zaak 4
hij op of omstreeks 8 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met inhoud o.a. geld en/of een bankpas), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 4] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte 2] en/of [naam medeverdachte 1] en/of onbekend gebleven personen op of omstreeks 8 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een portemonnee (met inhoud o.a. geld en/of een bankpas), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 4] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 8 september 2020 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door dicht op die mededader(s) en/of die [naam slachtoffer 4] te staan/lopen en/of (daarmee) af te schermen;
5
zaak 2
hij op of omstreeks 11 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (merk/type Samsung A5 kleur zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 5] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
zaak 6
hij op of omstreeks 10 september 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee (met als inhoud o.a. een bankpas en/of geld en/of een rijbewijs), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 6] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;