ECLI:NL:RBROT:2020:10902

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
C/10/606565 / FA RK 20-8259
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op verzoek van het CIZ voor een betrokkene met psychogeriatrische aandoening

Op 29 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een betrokkene, geboren op een onbekende datum, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vermoedelijk dementie (type Alzheimer) en mogelijk Korsakov. Het verzoek tot machtiging is ingediend door het CIZ en is gebaseerd op de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat, mr. J.G. Colombijn-Broersma, aanwezig waren. Ook zijn er verschillende zorgprofessionals gehoord, waaronder een klinisch geriater.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in een verwaarloosde toestand is aangetroffen en dat haar gedrag leidt tot ernstig nadeel voor haarzelf en anderen. De betrokkene heeft een geschiedenis van overmatig alcoholgebruik en vertoont gedragsveranderingen, waaronder agressie. Thuiszorg heeft geweigerd haar te helpen vanwege de vervuilde woonomgeving. De rechtbank concludeert dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om dit te bereiken.

De rechtbank verleent de machtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 29 april 2021. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. B. Oonincx en schriftelijk uitgewerkt op 10 november 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/606565 / FA RK 20-8259
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 29 oktober 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in het Albert Schweitzer Ziekenhuis, locatie Dordwijk te Dordrecht,
advocaat mr. J.G. Colombijn-Broersma te Gorinchem.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 21 oktober 2020.
Bij het verzoekschrift zijn onder andere de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam klinisch geriater] , klinisch geriater, van 13 oktober 2020;
  • de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 13 oktober 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, [naam arts-assistent] , arts-assistent en [naam klinisch geriater] , klinisch geriater, allen verbonden aan het Albert Schweitzer Ziekenhuis.

2..Beoordeling

2.1.
Preliminair verweer
2.1.1.
Op grond van artikel 26, vijfde lid, onderdeel d, Wzd legt het CIZ bij het verzoek tot het verlenen van een machtiging een verklaring over van een ter zake kundige arts die de betrokkene met het oog op de machtiging kort van tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. In het onderhavige geval is bij het verzoek van het CIZ een medische verklaring overgelegd van de heer [naam klinisch geriater] , waarbij als functie staat vermeld: klinisch geriater. De advocaat van betrokkene bepleit ter zitting dat een klinisch geriater geen ter zake kundige arts is, zodat de medische verklaring niet volstaat.
2.1.2.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt als volgt. Uit de memorie van toelichting van de Wzd kan worden opgemaakt dat wanneer het gaat om iemand met een psychogeriatrische aandoening – vaak dementie – een specialist ouderengeneeskunde, een verpleeghuisarts of een sociaal geriater deskundig wordt geacht om de medische verklaring op te stellen (Kamerstukken II 2008/9, 31 996, nr. 3, p. 66). Hoewel een klinisch geriater niet specifiek wordt genoemd is de rechtbank van oordeel dat in sommige gevallen een klinisch geriater kan dienen als een ter zake kundige arts, hetgeen wel een nadere motivering behoeft. Deze luidt als volgt. De rechtbank neemt in aanmerking dat de heer [naam klinisch geriater] geregistreerd staat in het BIG-register en als klinisch geriater jarenlange ervaring heeft in zowel de ouderengeneeskunde als op het gebied van het opstellen van medische verklaringen voor rechterlijke machtigingen in dit kader. Daarbij heeft de heer [naam klinisch geriater] in het kader van het opmaken van de medische verklaring overleg gehad met medespecialisten waaronder de psychiater en de huisarts betrokkene. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de heer [naam klinisch geriater] dient te worden aangemerkt als een ter zake kundige arts is in de zin van de Wzd.
2.2.
Inhoudelijke beoordeling
2.2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie (type Alzheimer), mogelijk in het kader van Korsakov, nader onderzoek zal dit laatste hebben uit te wijzen.
2.2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van voornoemde psychogeriatrische aandoening tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade van anderen, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is op 18 september 2020 door de politie in een verwaarloosde en sterk vermagerde toestand in een vervuild huis aangetroffen. Sindsdien is betrokkene vanwege haar zwakke gesteldheid en ter analyse van het gewichtsverlies opgenomen in het Albert Schweitzer Ziekenhuis. Voorts is betrokkene bekend met sterk overmatig alcoholgebruik en is sprake van een geleidelijk ontstane geheugenstoornis, zelfverwaarlozing, gedragsveranderingen – waaronder agressie en agitatie – en oordeels- en kritiekstoornissen. Thuiszorg heeft gelet op de mate van vervuiling van de woonomgeving van betrokkene, geen thuiszorg meer willen verlenen.
2.2.3.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.4.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Betrokkene heeft 24-uurs zorg en begeleiding nodig, hetgeen met thuiszorg niet afdoende kan worden bereikt omdat betrokkene ondanks thuiszorg zichzelf verwaarloosde en het huis zodanig was vervuild dat thuiszorg zich heeft teruggetrokken.
2.2.5.
Betrokkene heeft gedurende de opname meerdere pogingen ondernomen de afdeling te verlaten. Om die reden alsmede in verband met het (agressief) gedrag van betrokkene is voor haar een ‘fysiek zorgbegeleider’ aangesteld. Deze houdt 24-uur per dag toezicht op betrokkene. Verder geeft betrokkene ter zitting aan de wens te hebben naar huis te willen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake is van verzet tegen de opname en het verblijf in de accommodatie.
2.2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd.
De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 29 april 2021.
Deze beschikking is op 29 oktober 2020 mondeling gegeven door mr. B. Oonincx, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier op 10 november 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.