ECLI:NL:RBROT:2020:10868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
28 november 2020
Zaaknummer
8095333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing loonvordering in kort geding wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en Asito Rotterdam EUR B.V. [eiseres] vorderde onder andere betaling van loon en restitutie van ingehouden kosten, omdat Asito haar loon had stopgezet wegens onvoldoende meewerken aan re-integratie. De procedure begon met een dagvaarding op 21 oktober 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 december 2019. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] sinds 1 maart 2015 in dienst was bij Asito en dat zij op 29 januari 2018 uitviel voor haar werkzaamheden. De re-integratie verliep moeizaam, en het UWV had eerder geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van [eiseres] onvoldoende waren, maar dat dit niet aan haar te wijten was. Asito had echter ook maatregelen genomen die niet voldoende prikkelend waren. Ondanks deze omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat [eiseres] onvoldoende meewerkte aan haar re-integratie, wat leidde tot de afwijzing van haar vorderingen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat Asito op goede gronden de loonstop had doorgevoerd en dat de inhouding van consultkosten gerechtvaardigd was. [eiseres] werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8095333 VV EXPL 19-442
uitspraak: 9 januari 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. drs. I.L. Madu,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Asito Rotterdam EUR B.V.,
gevestigd te Almelo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. Weijermars-Kalatozova.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “Asito”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 oktober 2019, met producties 1 tot en met 22;
  • de brieven van [eiseres] van 31 oktober 2019 en 22 november 2019, met producties 23 tot en met 26;
  • de faxbrief van Asito van 2 december 2019, met producties 1 tot en met 14;
  • de aantekeningen van de griffier van het verhandelde ter zitting, met de pleitnota van
mr. Weijermars-Kalatozova;
  • de faxbrief van Asito van 19 december 2019, met als producties brieven van het UWV van 18 december 2019 gericht aan Asito en [eiseres] , met als bijlage het arbeidsdeskundig rapport van het UWV van 6 december 2019 naar aanleiding van een verzoek van [eiseres] om een deskundigenoordeel over haar re-integratie-inspanningen;
  • de reactie hierop van [eiseres] per faxbrief van 20 december 2019.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 december 2019. [eiseres] is verschenen, in het bijzijn van haar zorgbegeleider [naam 1] , en bijgestaan door
mr. drs. Madu. Namens Asito zijn verschenen haar bedrijfsjurist mr. Weijermars-Kalatozova en haar casemanager [naam 2] .
1.3
De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
Op grond van een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is [eiseres] sinds
1 maart 2015 bij Asito werkzaam in de functie van Medewerker algemeen schoonmaakonderhoud. [eiseres] heeft haar werkzaamheden van maandag tot en met vrijdag verricht op de campus Woudestein van de Erasmus Universiteit Rotterdam, gedurende twee uur per dag, tien uur per week.
2.2
Op 29 januari 2018 is [eiseres] uitgevallen voor haar werkzaamheden. De re-integratie verloopt sindsdien moeizaam.
2.3
Op verzoek van Asito heeft het UWV op 11 juli 2019 een deskundigenoordeel uitgebracht. Daarin oordeelde het UWV dat de re-integratie-inspanningen van [eiseres] onvoldoende waren, maar dat dit haar niet viel aan te rekenen omdat Asito haar onvoldoende had gewezen op de gevolgen van onvoldoende inspanningen, en onvoldoende prikkelende maatregelen had genomen om [eiseres] te stimuleren.
2.4
Bij brief en e-mailbericht van 26 augustus 2019 heeft Asito aan [eiseres] meegedeeld dat haar afzegging van een afspraak met de bedrijfsarts op 27 augustus 2019 niet gegrond is, omdat [eiseres] geen vervoersbeperking heeft en de reiskosten kan declareren. Daarbij is aangegeven dat bij niet-verschijnen op het spreekuur de kosten van het consult ingehouden zullen worden op haar salaris. [eiseres] is niet verschenen bij de afspraak.
2.5
Bij brief van 3 september 2019 heeft Asito, na een eerdere waarschuwing/aankondiging, met ingang van diezelfde datum het loon van [eiseres] stopgezet, in verband met volgens Asito niet voldoen door [eiseres] aan redelijke voorschriften in het kader van haar re-integratie. Asito verwijst onder meer naar het niet-verschijnen door [eiseres] op diezelfde dag in Barendrecht op een afspraak met de spoor 2-begeleider. Omdat [eiseres] alsnog had voldaan aan de voorschriften is de loonbetaling per 9 september 2019 hervat.
2.6
Op 18 september 2019 is [eiseres] wederom niet verschenen bij een afspraak met de bedrijfsarts op grond waarvan Asito met ingang van diezelfde datum de loonbetaling aan [eiseres] opnieuw heeft stopgezet vanwege het door deze niet voldoen aan de re-integratieverplichtingen, alsmede heeft besloten om de kosten van het consult in te houden op het salaris van [eiseres] .
2.7
Bij brief van 15 oktober 2019 heeft Asito aan [eiseres] meegedeeld te zullen overgaan tot beëindiging van het dienstverband.
2.8
Naar aanleiding van een verzoek van [eiseres] heeft het UWV opnieuw een deskundigenoordeel gegeven. Het rapport van 6 december 2019 concludeert dat de re-integratie-inspanningen van [eiseres] onvoldoende zijn.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, Asito te veroordelen tot:
betaling aan [eiseres] van haar loon van € 569,02 bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 26 augustus 2019 tot aan de dag waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
verstrekking aan [eiseres] van loonspecificaties vanaf 26 augustus 2019, waarin de betaling van het onder 1 gevorderde is verwerkt, op straffe van een dwangsom van
€ 100,00 per dag voor elke dag dat Asito, na vijf dagen na het wijzen van vonnis, niet aan het vonnis voldoet, met een maximum van € 10.000,00;
3. restitutie aan [eiseres] van € 302,50 aan consultkosten van de bedrijfsarts, die op haar salaris zijn ingehouden;
4. betaling aan [eiseres] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% over het aan haar toekomende loon, wegens vertraging;
5. betaling aan [eiseres] van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel;
6. betaling van de wettelijke rente over de onder 1, 2, 3, 4 en 5 genoemde bedragen, vanaf het opeisbaar worden daarvan tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2
Aan de vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat zij op grond van artikel 7:629 BW dan wel artikel 7:628 BW aanspraak heeft op betaling van loon tijdens ziekte.
3.3
Asito betwist de vordering en concludeert - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - tot niet-ontvankelijkverklaring, althans tot afwijzing daarvan, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4
De stellingen van partijen worden, voor zover nodig, in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4..De beoordeling

4.1
Voldoende is gebleken dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening, omdat sprake is van een loonstop en [eiseres] ter zitting heeft gesteld hierdoor in financiële problemen te komen. [eiseres] is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
4.2
Aan de ontvankelijkheid staat niet in de weg dat bij de vordering geen verklaring was gevoegd van een deskundige omtrent de verhindering van de werknemer om de bedongen of andere passende arbeid te verrichten respectievelijk diens nakoming van de verplichtingen bedoeld in artikel 7:660 BW. In artikel 7:629a lid 1 BW is weliswaar bepaald dat het ontbreken van een dergelijke verklaring leidt tot afwijzing (dus niet tot niet-ontvankelijkverklaring) van de vordering tot betaling van loon als bedoeld in artikel 7:629 BW, maar in lid 2 van artikel 7:629a lid 1 BW is een uitzondering gemaakt.
4.3
In de onderhavige zaak is gebleken dat [eiseres] in september 2019 het UWV om een deskundigenoordeel als voormeld heeft verzocht en dat dit kort na de zitting gereed zou zijn. Desgevraagd is het deskundigenoordeel op 19 december 2019 alsnog overgelegd door Asito. Geoordeeld is door het UWV dat [eiseres] niet voldoende meewerkt aan haar re-integratie. In het arbeidsdeskundig rapport (van 6 december 2019) is - onder meer - vermeld:
“4. Beoordeling re-integratie inspanningen
(…)
In het deskundigen oordeel d.d. 21 juni 2019 is beoordeeld dat de bedrijfsarts terecht heeft gesteld dat werknemer belastbaar is. De inspanningen die de werkgever van werknemer eiste, zijn redelijk bevonden: het verrichten van passende boventallige werkzaamheden, meewerken aan een 2e spoor traject en afspraken nakomen bij de bedrijfsarts. (…)
Werknemer stelt nu dat haar belastbaarheid is afgenomen, zij is echter niet bij de bedrijfsarts geweest om dit medisch te laten beoordelen.
De verzekeringsarts heeft beoordeeld dat werknemer in staat wordt geacht om zelfstandig te reizen naar een spreekuur locatie van de bedrijfsarts in Den Haag of bij Schiphol.
Werknemer werkt door het niet nakomen van de afspraak bij de bedrijfsarts onvoldoende mee aan haar re-integratie. De bedrijfsarts kan alleen door middel van een onderzoek een ‘first opinion’ geven over een eventuele wijziging in de belastbaarheid. Nu kan door de bedrijfsarts niet beoordeeld worden of haar belastbaarheid is gewijzigd. Ook kan niet beoordeeld worden of een bijstelling in de probleemanalyse en of het plan van aanpak noodzakelijk is. Of er sprake is van een verminderde belastbaarheid en of de aangeboden re-integratie activiteiten passend zijn, kan niet getoetst worden nu de bedrijfsarts geen first opinion heeft kunnen geven.
5. Conclusie
de re-integratie-inspanningen van de werknemer zijn onvoldoende.”
4.4
Deze conclusie strookt in zoverre met die in het deskundigenoordeel van het UWV van
11 juli 2019, dat daarin eveneens geoordeeld is dat [eiseres] onvoldoende meewerkt aan haar re-integratie.
4.5
Geen reden wordt gezien om aan voormelde conclusies te twijfelen, want het gestelde door [eiseres] dat hetgeen in het kader van de re-integratie van haar verlangd wordt, niet van haar kan worden gevergd, gelet op haar (vervoers)beperkingen, mist (medische en arbeidsdeskundige) onderbouwing, laat staan onderbouwing die zich kan meten met hetgeen waarop Asito zich beroept, waaronder de bevindingen van de bedrijfsarts en de ervaringen van het door haar ingeschakelde re-integratiebureau, naast genoemde rapportages van het UWV.
4.6
Ook voorts biedt het gestelde voorshands geen aanknopingspunt voor het oordeel dat Asito niet op goede gronden is overgegaan tot de loonstop en deze niet zou kunnen handhaven. Hetzelfde geldt voor de inhouding van de consultkosten.
4.7
Daarom wordt het gevorderde afgewezen.
4.8
Als de in het ongelijk gestelde partij dient [eiseres] verwezen te worden in de kosten van het geding. Op de voet van artikel 258 Rv wordt de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Asito vastgesteld op € 480,00 aan salaris voor de gemachtigde, en verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.465