Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 22 juli 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte van [eiser] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in een incassoprocedure tussen eiser en gedaagde. Eiser vorderde betaling van buitengerechtelijke incassokosten en rente van gedaagde, die in het verleden een regeling had getroffen voor de betaling van een hoofdsom van € 6.000,00. Gedaagde had echter niet voldaan aan de betalingsverplichtingen zoals overeengekomen, wat leidde tot een geschil over de openstaande bedragen.
De procedure begon met een dagvaarding van eiser, waarin hij aanspraak maakte op betaling van € 150,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 56,22 aan verschenen rente. Eiser stelde dat gedaagde tekortgeschoten was in de nakoming van de betalingsregeling, waardoor de restantvordering onmiddellijk opeisbaar was geworden. Gedaagde betwistte de vordering en concludeerde tot afwijzing.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de betalingsregeling niet correct is nagekomen, maar oordeelde dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten niet toewijsbaar waren. Dit was omdat in de aanmaning aan gedaagde geen betalingstermijn van 14 dagen was gegeven, zoals vereist door de wet. Ook de gevorderde rente werd afgewezen, omdat deze niet voldoende gespecificeerd was. Uiteindelijk werd eiser als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte aanmaningen en het specificeren van rente in incassozaken, en bevestigt dat niet-nakoming van betalingsregelingen kan leiden tot juridische geschillen.