In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2020 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een beëindigde leaseovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Snoek, vordert betaling van een bedrag van € 9.713,48 van de gedaagde, die vertegenwoordigd wordt door haar directeur-eigenaar. De vordering is gebaseerd op het niet nakomen van verbintenissen uit de leaseovereenkomst, die op 23 april 2014 is gesloten. De gedaagde heeft de leaseovereenkomst met betrekking tot een Porsche Cayenne beëindigd, waarna de eiseres kosten heeft gemaakt voor het herstel van de auto en het ophalen ervan. De gedaagde heeft een borg van € 6.000,00 betaald, die zij wil aanwenden ter dekking van de kosten van de beëindiging van het contract. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde bij het aangaan van de leaseovereenkomst een borg heeft betaald en dat deze borg verrekend is met de schade die de eiseres heeft geleden. De eiseres heeft ook recht op betaling van driemaal € 1.492,45, maar het geschil betreft vooral de kosten van € 4.985,64 die de eiseres vordert voor het herstel van de Porsche. De kantonrechter heeft besloten dat een mondelinge behandeling via een beeld- en geluidverbinding zal plaatsvinden, waarbij partijen hun standpunten kunnen toelichten en de mogelijkheid tot schikking kan worden onderzocht. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 28 juli 2020.