ECLI:NL:RBROT:2020:10847

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
8338555_10072020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake vordering uit hoofde van leaseovereenkomst met betrekking tot Porsche Cayenne

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 juli 2020 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een beëindigde leaseovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Snoek, vordert betaling van een bedrag van € 9.713,48 van de gedaagde, die vertegenwoordigd wordt door haar directeur-eigenaar. De vordering is gebaseerd op het niet nakomen van verbintenissen uit de leaseovereenkomst, die op 23 april 2014 is gesloten. De gedaagde heeft de leaseovereenkomst met betrekking tot een Porsche Cayenne beëindigd, waarna de eiseres kosten heeft gemaakt voor het herstel van de auto en het ophalen ervan. De gedaagde heeft een borg van € 6.000,00 betaald, die zij wil aanwenden ter dekking van de kosten van de beëindiging van het contract. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde bij het aangaan van de leaseovereenkomst een borg heeft betaald en dat deze borg verrekend is met de schade die de eiseres heeft geleden. De eiseres heeft ook recht op betaling van driemaal € 1.492,45, maar het geschil betreft vooral de kosten van € 4.985,64 die de eiseres vordert voor het herstel van de Porsche. De kantonrechter heeft besloten dat een mondelinge behandeling via een beeld- en geluidverbinding zal plaatsvinden, waarbij partijen hun standpunten kunnen toelichten en de mogelijkheid tot schikking kan worden onderzocht. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 28 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8338555 CV EXPL 20-5892
uitspraak: 10 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Snoek,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar directeur-eigenaar [naam persoon] .
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 12 februari 2020, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde] , met als bijlage een schriftelijke conclusie van antwoord, met producties;
  • de akte van [eiseres] (conclusie van repliek);
  • de akte van [gedaagde] , met productie (conclusie van dupliek).
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] heeft met (een rechtsvoorganger van) [eiseres] op 23 april 2014 een zogenoemde Mantelovereenkomst Operationele Lease gesloten, waarin is bepaald dat op deze overeenkomst alsmede op ieder Individueel Leasecontract de Algemene Bepalingen van Operationele Lease met kenmerk LL2013/12 (hierna: de Algemene Bepalingen) van toepassing zijn. Op 7 december 2016 hebben partijen een Individueel Leasecontract contract gesloten, ingaande diezelfde maand, met betrekking tot een Porsche Cayenne uit 2014, met een looptijd van 60 maanden, voor een bedrag van € 1.045,85 exclusief btw per maand, bij 25.000 kilometers per jaar. De verzekering, reparaties en onderhoud aan de auto zijn niet inbegrepen in de prijs.
In artikel 17 van de Algemene Bepalingen is ten aanzien van tussentijdse beëindiging en ontbinding - verkort weergegeven - het volgende bepaald:
“17.1. In het geval:
a. Cliënte in gebreke blijft tijdig te betalen (…)
heeft Lessor het recht om, zonder dat ingebrekestelling of sommatie is vereist, de Mantelovereenkomst en/of een Individueel Leasescontract door een schriftelijke verklaring aan Cliënt (i) te ontbinden en het Voertuig terstond weer tot zich te nemen ongeacht de locatie waar het Voertuig zich bevindt en Cliënt zal al zijn medewerking daaraan verlenen, dan wel (ii) alle maandelijkse leasetermijnen, inclusief slottermijn direct op te eisen, alles onverminderd de andere rechten die de wet, de Mantelovereenkomst en het Individuele Leasecontract aan Lessor toekennen bij niet-nakoming door Cliënt. (…)
17.4.
In geval van een tussentijdse beëindiging van een Individueel Leasecontract, is Cliënt verplicht aan Lessor de kosten om het Voertuig in goede staat te brengen, de kosten van noodzakelijke reparaties, de kosten van eventuele meer gereden kilometers zoals die contractueel zijn vastgelegd alsmede een bedrag van 25% van alle nog niet verschenen leasetermijnen met als minimum een bedrag gelijk aan drie maandelijkse leasetermijnen onverminderd het recht van Lessor om alle als gevolg van de ontbinding opkomende kosten, geleden schade en interesten, waaronder de vergoeding van juridische en andere bijstand te vorderen, te betalen. (…)”
In artikel 18 van de Algemene Bepalingen is ten aanzien van inname van het object en eindafrekening - verkort weergegeven - het volgende bepaald:
“18.1. Terstond na beëindiging van het Individuele Leasecontract zal Cliënt het Voertuig op zijn kosten en in goede en oorspronkelijke staat, normale slijtage in aanmerking nemende, afleveren aan Lessor (…).”
2.2
Met drie facturen d.d. 1 oktober 2019, 1 november 2019 en 1 december 2019 heeft [eiseres] bedragen van € 1.259,63 exclusief btw, dat is € 1.492,45 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening gebracht. Het bedrag van € 1.259,63 is de som van twee leasebedragen, te weten € 1.045,85 voor genoemde Porsche en € 213,78 (€ 250,45 inclusief btw) voor een Opel. Deze facturen zijn niet (geheel) voldaan door [gedaagde] .
2.3
De leaseovereenkomst met betrekking tot de Porsche is beëindigd.
2.4
[eiseres] heeft de Porsche laten ophalen. Garagebedrijf Haaglanden Motorsport heeft conform een offerte € 601,91 inclusief btw bij [eiseres] in rekening gebracht voor het weer lopend krijgen van de auto. Ook heeft het garagebedrijf een separate offerte opgemaakt als raming van de kosten voor te verrichten onderhoud aan de auto ten belope van € 4.383,73. Deze bedragen komen opgeteld uit op € 4.985,64.
2.5
Bij e-mailbericht van 27 januari 2020 heeft [eiseres] - verkort weergegeven - aan [gedaagde] meegedeeld dat de kosten voor het weer lopend krijgen van de auto aan haar worden doorbelast en, onder overlegging van de tweede offerte, aan [gedaagde] de vraag voorgelegd of de kosten voor het achterstallig onderhoud doorbelast mogen worden of dat zij haar eigen garagebedrijf een kostenraming wil laten maken. Aangegeven is dat [eiseres] die kostenraming dan uiterlijk op 28 januari 2020 om 13:30 uur wil ontvangen om in overweging te nemen.
2.6
Bij e-mailbericht van 28 januari 2020 16:23 uur heeft [eiseres] - verkort weergegeven - aan [gedaagde] meegedeeld van haar geen reactie of offerte te hebben ontvangen en dat zij achterstallig onderhoud zal laten verrichten en overige niet acceptabele mankementen zal laten herstellen aan de Porsche.
2.7
Bij e-mailbericht van 28 januari 2020 16:51 uur is van de zijde van [gedaagde] - verkort weergegeven - aan [eiseres] meegedeeld dat onvoldoende tijd is geweest om zelf een kostenraming te laten opstellen en dat niet akkoord wordt gegaan met het voor rekening van [gedaagde] verrichten van werkzaamheden aan de Porsche voor de prijzen die het door [eiseres] ingeschakelde bedrijf hanteert. Daarbij is erop gewezen dat de Porsche zes jaar oud is en 120.000 kilometer heeft gelopen, met alle gebruikerssporen van dien, zodat de auto niet in nieuwstaat kan worden terugontvangen. Voorts is erop gewezen dat diverse discussies zijn geweest over de toestand van de Porsche, dat de auto een dag na aflevering is gestrand omdat er geen motorolie in zat en dat vervolgens bleek dat de auto toen niet was voorzien van een geldige APK.
2.8
Bij e-mailbericht van 28 januari 2020 16:59 uur heeft [eiseres] - verkort weergegeven - aan [gedaagde] meegedeeld dat de auto door [gedaagde] niet is onderhouden zoals overeengekomen in het leasecontract en dat er voldoende tijd is geweest om de auto te laten herstellen en in te leveren. Voorts is meegedeeld dat de vordering uit handen wordt gegeven aan incassobureau All Claims.
2.9
All Claims heeft [gedaagde] herhaaldelijk aangeschreven en gesommeerd om tot betaling van onder meer de openstaande facturen en de kosten van het garagebedrijf over te gaan. [gedaagde] heeft € 751,35 betaald.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 9.713,48 te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 10 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vijf dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2
Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] verbintenissen uit de tussen partijen gesloten overeenkomsten niet is nagekomen, wat reden is geweest om die overeenkomsten te beëindigen. Er is hierdoor een vordering op [gedaagde] ontstaan, die [eiseres] geprobeerd heeft buiten rechte te incasseren, maar waarvan een deel open is blijven staan. Per
10 februari 2020 bedraagt de vordering € 9.713,48.
3.3
[gedaagde] betwist de vordering ten dele en voert - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aan dat de door haar betaalde borg van € 6.000,00 kan worden aangewend ter dekking van de kosten in verband met voortijdige beëindiging van het contract en dat zij bereid is om drie resterende leasetermijnen te betalen, maar niet de andere bedragen waaruit de vordering bestaat. [gedaagde] bestrijdt dat geen onderhoud en reparaties zouden zijn verricht aan de auto. Ook bestrijdt [gedaagde] dat zij de auto correct zou moeten opleveren, omdat de auto nooit correct is geleverd aan haar. Daarbij wijst zij erop dat zij ook niet in de gelegenheid is gesteld om de auto juist op te leveren. Tevens voert [gedaagde] aan dat haar is meegedeeld dat de kosten voor het wegslepen van de auto voor rekening van de leasemaatschappij zouden komen. Voorts voert zij aan dat de drie overgelegde facturen, waarmee steeds € 1.492,45 inclusief btw in rekening werd gebracht, deels zijn voldaan, namelijk voor wat betreft de andere geleasede auto.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4..De beoordeling

4.1
Niet is in geschil dat [gedaagde] bij het aangaan van de onder 2.1 vermelde leaseovereenkomst een borg heeft betaald en dat die borg, na ontbinding van de overeenkomst, volledig verrekend is met de schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van het voortijdig beëindigen van de overeenkomst.
4.2
Ook is niet in geschil dat [eiseres] recht heeft op betaling van driemaal € 1.492,45, in rekening gebracht met de onder 2.2 vermelde facturen (niet € 1.492,48). Tezamen is dit
€ 4.477,35 waarop na betaling als leasebedrag voor de Opel in mindering strekt het bedrag van € 751,35. [gedaagde] moet dus sowieso aan [eiseres] betalen € 3.726,- (3 x € 1.492,45 =
€ 4.477,35 -/- € 751,35 = € 3.726,-).
4.3
Het geschil gaat om de vraag of [eiseres] daarbovenop terecht aanspraak maakt op
€ 4.985,65 en € 250,45.
4.4
Om met laatstgenoemd bedrag te beginnen: bij de als productie 5 bij de dagvaarding overgelegde stukken is gevoegd een factuur d.d. 1 februari 2020 met nummer 20197044 waarmee voor de lease van de Opel een bedrag van € 250,45 in rekening is gebracht. [gedaagde] heeft echter aangevoerd dat de maandbedragen voor de Opel allemaal zijn betaald. Hierop is [eiseres] in haar akte niet ingegaan. Wel is erkend dat voormeld bedrag van
€ 751,35 ziet op leasebijdragen voor de Opel, wat steun biedt voor het standpunt van [gedaagde] dat die worden betaald. Bij deze stand van zaken wordt er vooralsnog vanuit gegaan dat het bedrag van € 250,45 al is betaald.
4.5
Het belangrijkste wat partijen verdeeld houdt, is het gevorderde bedrag van € 4.985,65. Bedoeld zal zijn € 4.985,64. Het betreft de som van € 601,91 en van € 4.383,73 (zie onder 2.4). Hieromtrent overweegt de kantonrechter voor nu als volgt.
4.6
Op grond van het Individueel Leasecontract is het plegen van reparaties en onderhoud aan de Porsche in principe de verantwoordelijkheid van [gedaagde] geweest. Op grond van de Algemene Bepalingen heeft [gedaagde] zich verbonden om bij tussentijdse beëindiging onder meer aan [eiseres] te betalen de kosten om de Porsche in goede staat te brengen en van noodzakelijke reparaties. Ook de kosten om de auto af te leveren aan [eiseres] komen in beginsel voor rekening van [gedaagde] . Verwezen wordt naar de artikelen 17.4 en 18.1 van de Algemene Bepalingen. Maar, wat onder “goede staat” dient te worden verstaan en wat noodzakelijke reparaties zijn, is niet zonder meer duidelijk. In artikel 18.1 wordt ook vermeld dat de auto dient te worden afgeleverd in “oorspronkelijke staat, normale slijtage in aanmerking nemende”, hetgeen niet hetzelfde hoeft te zijn als in “goede staat”.
4.7
Mede omdat een beschrijving ontbreekt van de toestand van de auto ten tijde van het aangaan van de overeenkomst ontbreekt, terwijl [gedaagde] aanvoert dat destijds geen sprake was van een nieuwe Porsche en dat deze in het begin al mankementen vertoonde, is het op dit moment moeilijk om te bepalen, welke kosten aan reparaties die [eiseres] heeft laten verrichten voor rekening van [gedaagde] dienen te komen. Daarbij is van belang dat [gedaagde] wel degelijk onderhoud lijkt te hebben verricht en dat daarnaast onder garantie door de fabriek werkzaamheden zijn verricht aan de Porsche.
4.8
Hier staat tegenover dat het laatst verrichte onderhoud aan de auto begin mei 2018 lijkt te zijn uitgevoerd, dat de APK ruimschoots was verlopen, en dat de Porsche niet meer kon rijden / niet meer startte toen deze werd opgehaald, zodat de Porsche naar het zich laat aanzien niet in de gewenste staat is afgeleverd, maar als gezegd kan hieraan, gelet op het gevoerde verweer, niet zonder meer het gestelde prijskaartje worden gehangen.
4.9
Daarbij komt dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat, in weerwil van hetgeen hieromtrent is overeengekomen, ermee is ingestemd dat de kosten van het wegslepen van de Porsche voor rekening van [eiseres] zouden komen. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] als productie bij haar laatst genomen akte (conclusie van dupliek), een e-mailbericht d.d.
10 januari 2020 overgelegd. Hierop heeft [eiseres] nog niet kunnen reageren. Die gelegenheid wordt alsnog geboden.
4.1
De kantonrechter acht het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Daarom zal een mondelinge behandeling worden bepaald. Tijdens de mondelinge behandeling kunnen partijen hun standpunten toelichten. Ook kan aan hen worden gevraagd om inlichtingen te geven of standpunten nader te onderbouwen. Tot slot zal ook worden onderzocht of partijen tot een schikking kunnen komen.
Vanwege het coronavirus is het op dit moment niet mogelijk om in deze zaak een zitting op de rechtbank te houden. Daarom zal de mondelinge behandeling overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding plaatsvinden met het programma Skype voor bedrijven.
Om partijen voor de mondelinge behandeling te kunnen uitnodigen heeft de rechtbank de e-mailadressen van alle betrokkenen nodig. Partijen dienen daarom aan de rechtbank op te geven de e-mailadressen van degene die aan de mondelinge behandeling willen deelnemen en hun verhinderdata voor de komende twee maanden. De kantonrechter zal daarna een dag en tijdstip voor de mondelinge behandeling bepalen. De uitnodiging voor de mondelinge behandeling zal daarna aan de door partijen opgegeven e-mailadressen worden verzonden. Bij de uitnodiging wordt een uitleg over het gebruik van Skype voor bedrijven gevoegd.
Alle stukken die op de zaak betrekking (kunnen) hebben en die nog niet in het geding zijn gebracht, dienen door de partij die deze ter sprake wil brengen aan de kantonrechter en aan de wederpartij te worden toegezonden. Deze stukken dienen uiterlijk tien dagen vóór de mondelinge behandeling in het bezit te zijn van de kantonrechter en de wederpartij.
Partijen dienen zelf aan de mondelinge behandeling deel te nemen of te worden vertegenwoordigd door een persoon die op de hoogte is van het geschil. Deze vertegenwoordiger moet schriftelijk gemachtigd zijn, eventueel ook tot het treffen van een minnelijke regeling.

5..De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven;
stelt partijen in de gelegenheid om de e-mailadressen op te geven van degene die aan de mondelinge behandeling willen deelnemen met hun verhinderdata voor de komende twee maanden;
verwijst de zaak daarvoor naar de rolzitting van dinsdag 28 juli 2020;
wijst partijen erop dat de akte in tweevoud ingestuurd moet worden en uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn;
wijst partijen er op dat het vanwege het coronavirus niet mogelijk is om naar de rolzitting te komen, maar dat partijen in plaats daarvan mondeling mogen reageren door uiterlijk de dag voor de rolzitting te bellen met telefoonnummer 088 362 4610 / 088 362 0311 (b.g.g.);
wijst partijen er op dat zij tijdelijk ook een e-mailbericht mogen sturen aan kantondagvaarding.rtm@rechtspraak.nl;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465