ECLI:NL:RBROT:2020:10844
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing huurvordering in het kader van een geschil tussen verhuurder en huurders over huurbetalingen en oplevering van de woning
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is een huurvordering aan de orde tussen de Stichting Woonstad Rotterdam en twee gedaagden, die in persoon procederen. De zaak betreft een geschil over de betaling van huur tot en met 12 juni 2019, de datum van oplevering van de door hen gehuurde woning. De kantonrechter heeft op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in deze kwestie.
De procedure is gestart met een tussenvonnis van 28 februari 2020, maar door de coronamaatregelen heeft een mondelinge behandeling niet kunnen plaatsvinden. Partijen hebben schriftelijk hun standpunten aangevuld. Woonstad vordert een bedrag van € 424,64 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagden hebben verweer gevoerd, stellende dat zij de woning eerder hadden willen opleveren, maar dat dit niet mogelijk was door omstandigheden aan de zijde van Woonstad.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eindoplevering van de woning op 12 juni 2019 heeft plaatsgevonden en dat de gedaagden gehouden zijn om de huur tot die datum te betalen. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagden niet hebben aangetoond dat de vertraging in de oplevering aan Woonstad te wijten was. Daarom is de vordering van Woonstad toegewezen, en zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. E. van Schouten, die de beslissing heeft genomen dat de gedaagden in het ongelijk zijn gesteld en dat zij de kosten van de procedure moeten dragen.