Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 26 mei 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vorderde de stichting Havensteder, als verhuurder, betaling van achterstallige huur en herstelkosten van de gedaagde, na het beëindigen van de huurovereenkomst. De gedaagde had de woning niet in dezelfde staat opgeleverd als waarin deze was ontvangen, wat leidde tot geschillen over de herstelkosten. De huurovereenkomst was aangegaan op 1 november 2016, en op 7 maart 2018 werd een hennepplantage in de woning aangetroffen, waarna de gedaagde de huurovereenkomst heeft opgezegd. Havensteder vorderde een totaalbedrag van € 3.248,87 aan hoofdsom en buitengerechtelijke kosten, plus wettelijke rente. De gedaagde betwistte een deel van de herstelkosten en de buitengerechtelijke incassokosten, en voerde aan dat hij de woning grotendeels had hersteld conform het vooropnamerapport.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de woning niet in de juiste staat had opgeleverd en dat Havensteder recht had op betaling van de huurachterstand en een deel van de herstelkosten. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten af, omdat Havensteder niet had aangetoond dat de gedaagde de veertiendagenbrief had ontvangen. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.994,22 aan Havensteder, vermeerderd met wettelijke rente, en werd hij in de proceskosten veroordeeld.