ECLI:NL:RBROT:2020:10801

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
8727226
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staking van werkzaamheden in strijd met concurrentiebeding en relatiebeding, en tot nakoming van geheimhoudingsbeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde. De eiseres vorderde onder andere dat de gedaagde zou worden veroordeeld tot het staken van werkzaamheden die in strijd zouden zijn met een concurrentiebeding en een relatiebeding, alsook tot nakoming van een geheimhoudingsbeding. De gedaagde, die sinds 2017 in Nederland woont en sinds 2018 parttime werkzaam is bij de eiseres, heeft in 2019 een arbeidsovereenkomst getekend waarin deze bedingen zijn opgenomen. De eiseres stelde dat de gedaagde in strijd met deze bedingen heeft gehandeld door werkzaamheden te verrichten voor een concurrent in Turkije.

De mondelinge behandeling vond plaats op 28 september 2020 via Skype, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van de eiseres spoedeisend was, maar dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de gedaagde daadwerkelijk in strijd met de contractuele bedingen heeft gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat de kort geding procedure niet geschikt was voor het vaststellen van de feiten en dat dit beter in een verzoekschriftprocedure kon worden behandeld.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde, vastgesteld op € 721,-. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.H. Poiesz.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8727226 VV EXPL 20-350
uitspraak: 14 oktober 2020
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. U. Hoogland,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S. Kara,
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 september 2020, met productie 1 tot en met 26;
  • de conclusie van antwoord met productie 1 tot en met 3, met vertaling;
  • de bij de mondelinge behandeling door de gemachtigden van partijen overgelegde pleitnota’s.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden via Skype op 28 september 2020. Namens [eiseres] zijn verschenen [naam persoon 1] en [naam persoon 2] , bijgestaan door mr. Hoogland. Voorts is verschenen [gedaagde] , bijgestaan door mr. Kara.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
1.4
Gelijktijdig met de zitting in het kort geding heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in de door [gedaagde] aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure en in de door [eiseres] gedane (voorwaardelijke) tegenverzoeken. Binnenkort wordt daarin uitspraak gedaan.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
[gedaagde] is in 2017 vanuit Turkije naar Nederland gekomen om een mastertitel te behalen bij de juridische faculteit van de Radboud Universiteit. Hij heeft hier te lande gestudeerd in 2017 en 2018.
2.2
Vanaf oktober 2018 heeft [gedaagde] parttime gewerkt bij [eiseres] in de functie van Compliance Officer.
2.3
Partijen hebben een arbeidsovereenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] vanaf
1 oktober 2019 fulltime is gaan werken in die functie bij [eiseres] . In de in de Engelse taal opgestelde arbeidsovereenkomst zijn - verkort weergegeven - de volgende bedingen opgenomen: een geheimhoudingsbeding (artikel 15), een verbod op het zonder toestemming verrichten van nevenwerkzaamheden (artikel 16), een non-concurrentiebeding (artikel 18) en een relatiebeding (artikel 19). Tevens is bepaald dat [gedaagde] bij overtreding van deze bedingen een onmiddellijk te betalen boete van € 450,- verschuldigd wordt voor iedere dag dat de overtreding voortduurt (artikel 20).

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot:
het met onmiddellijke ingang staken en gestaakt houden van zijn werkzaamheden voor [naam bedrijf] en het zich onthouden van enig ander doen of laten strijdig met het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen verbod in het concurrentiebeding (artikel 18) relatiebeding (artikel 19), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,- voor iedere overtreding en dag dat de overtreding voortduurt, dan wel een andere door de kantonrechter te bepalen veroordeling;
het nakomen van en zich houden aan het geheimhoudingsbeding opgenomen in de arbeidsovereenkomst (artikel 15), op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 2.000,- voor iedere overtreding en dag dat de overtreding voortduurt, dan wel een andere door de kantonrechter te bepalen veroordeling;
3. betaling van een voorschot op de reeds verbeurde boetes tot een bedrag van
€ 85.000,-, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
4. althans zodanige voorzieningen te treffen als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
5. betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2
Aan de vordering heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met het verbod op het verrichten van nevenwerkwerkzaamheden en het non concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding, zoals opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst met [eiseres] . Hij dient zich hieraan te houden. Dat heeft hij niet gedaan doordat hij werkzaamheden heeft verricht en verricht voor [naam bedrijf] , een directe concurrent van [eiseres] . In verband met hiermee zijn boetes verbeurd tot een gezamenlijk beloop van € 85.000,-. Gelet hierop vordert [eiseres] betaling van (een voorschot op) het bedrag en dat [gedaagde] genoemde contractuele bedingen nakomt onder verbeurte van een dwangsom.
3.3
[gedaagde] betwist de vordering en concludeert - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - tot afwijzing daarvan met veroordeling van [eiseres] , uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.

4..De beoordeling

4.1
Gesteld is dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld en handelt met de hierboven onder 2.3 genoemde bedingen in zijn arbeidsovereenkomst. De vordering heeft onder meer tot doel overtreding van deze contractuele bepalingen te beëindigen. Deze vordering is naar haar aard spoedeisend. Daarom is [eiseres] ontvankelijk in haar vordering.
4.2
Zoals hierboven vermeld, bevat de arbeidsovereenkomst tussen partijen een verbod op het verrichten van nevenwerkwerkzaamheden en een non concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding. Zolang deze bepalingen hun werking hebben, zal [gedaagde] zich eraan hebben te houden, want hij heeft zich hieraan contractueel verbonden. Overtreding leidt ertoe dat [gedaagde] een onmiddellijk te betalen boete van € 450,- verschuldigd wordt voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. Thans wordt geen reden gezien om te bepalen dat [gedaagde] in plaats hiervan of erbovenop een dwangsom verbeurt van € 2.000,- per overtreding en per dag dat dit voortduurt.
4.3
Ten aanzien van de gestelde overtredingen van de bedingen en het daarmee verband houdende gevorderde voorschot op het bedrag van € 85.000,- is gemotiveerd verweer gevoerd. Kort gezegd komt het verweer erop neer dat [gedaagde] op instructie van [eiseres] werkzaamheden heeft verricht voor [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ), een betaalinstelling in Turkije waarmee [eiseres] gepoogd heeft een verdergaande samenwerking te realiseren. Niet alleen [gedaagde] maar ook een collega van hem en [naam persoon 2] voornoemd, bestuurder / directeur bij [eiseres] , zijn tevens werkzaam geweest bij [naam bedrijf] . Laatstgenoemde maakte tot 24 juni 2020 zelfs deel uit van de raad van bestuur van [naam bedrijf] , totdat de samenwerking eindigde, aldus [gedaagde] . [eiseres] heeft het verweer (deels) weersproken en gesteld dat [gedaagde] vooral voor zichzelf en voor [naam bedrijf] actief is geweest in Turkije, wat [gedaagde] op zijn beurt bestreden heeft door aan te voeren dat hij vanwege reisrestricties als gevolg van de coronacrisis Turkije niet kon verlaten en dat alle werkzaamheden die hij daar ging verrichten en heeft verricht gecommuniceerd zijn met [eiseres] .
4.4
Bij deze stand van zaken valt zonder nadere bewijslevering niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen of [gedaagde] in strijd met genoemde bedingen heeft gehandeld. De kort geding procedure is hiervoor naar haar aard minder geschikt. In de verzoekschriftprocedure, waarin bij wijze van tegenverzoek van de zijde van [eiseres] hetzelfde verzocht is als in dit kort geding, kan dat wel.
4.5
Daarom wordt het gevorderde afgewezen.
4.6
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 721,- aan salaris voor de gemachtigde.

5..De beslissing

De kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 721,- aan salaris voor de gemachtigde, en verklaart deze veroordeling
uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465