3.1[persoon A] verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in het incident
bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv [bedrijf B] te veroordelen om:
an [persoon A] te voldoen het verschuldigde salaris van € 4.500,- bruto per maand, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 1 december 2019, tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
aan [persoon A] te verstrekken de salarisspecificaties vanaf 1 december 2019, waarin de betaling van sub a is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van
€ 100,- per dag, althans een door de kantonrechter te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag na twee dagen na de datum van de beschikking dat [bedrijf B] niet voldoet aan de beschikking, met een maximum van € 10.000,-;
aan [persoon A] te betalen de wettelijke verhoging van 50% wegens vertraging over het aan [persoon A] toekomende loon ex artikel 7:625 BW;
aan [persoon A] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK;
aan [persoon A] te betalen de wettelijke rente over de hierboven onder a, b, c en d genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening.
in de hoofdzaak
primair
[bedrijf B] te veroordelen om binnen twee dagen na het geven van de beschikking:
[persoon A] toe te laten tot de werkvloer teneinde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom van € 500,-, althans een door de kantonrechter te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag of een gedeelte daarvan dat [bedrijf B] in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen;
tot betaling van de wettelijke rente over de onder a genoemde dwangsom vanaf het opeisbaar worden daarvan tot de dag van algehele voldoening;
subsidiair
[bedrijf B] te veroordelen om binnen twee dagen na het geven van de beschikking:
een billijke vergoeding te betalen conform artikel 7:681 BW;
een bedrag te betalen gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren/van rechtswege zou zijn geëindigd, te weten het salaris vanaf 1 juni 2020 tot 1 december 2020 conform artikel 7:677 lid 2 e.v. BW;
de transitievergoeding te betalen van € 1.504,11 bruto;
aan [persoon A] schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen van sub a en b zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,- althans een door de kantonrechter te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag na twee dagen na de datum van de beschikking dat [bedrijf B] niet voldoet aan de beschikking, met een maximum van € 10.000,-;
de buitengerechtelijke incassokosten te betalen conform de staffel WIK;
de wettelijke rente te betalen over de onder a ,b, c, d en e genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening;
alsmede te besluiten tot
verval van de werking van het concurrentiebeding, zoals is opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen [persoon A] en [bedrijf B] , op grond van artikel 7:653 lid 4 BW nu het eindigen / het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [bedrijf B] ;
verval van de werking van het relatiebeding, zoals is opgenomen in de arbeidsovereenkomst tussen [persoon A] en [bedrijf B] , op grond van artikel 7:653 lid 4 BW nu het eindigen / het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [bedrijf B] ;
primair en subsidiair, voor zover de verzochte voorlopige voorziening wordt afgewezen:
het verschuldigde salaris te betalen van € 4.500,-- (bruto) per maand vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vanaf 1 december 2019 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn;
salarisspecificaties te verstrekken vanaf 1 december 2019 tot de datum dat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd, waarin de betaling van sub a is verwerkt, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,-, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom per dag, voor elke dag na twee dagen na de datum van de beschikking dat [bedrijf B] niet voldoet aan de beschikking, met een maximum van € 10.000,-;
de wettelijke verhoging te betalen van 50% wegens vertraging over het aan [persoon A] toekomende loon ex artikel 7:625 BW;
e buitengerechtelijke incassokosten te betalen conform de staffel WIK;
de wettelijke rente te betalen over de hierboven onder a, b, c en d genoemde bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening.
in het incident en in de hoofdzaak (primair en subsidiair)
veroordeling, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, van [bedrijf B] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking.