ECLI:NL:RBROT:2020:10766

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
C/10/606730 / JE RK 20-2963
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 november 2020 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 23 oktober 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens werd verzocht om de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gezinsvervangende voorziening.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 november 2020, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder [voornaam minderjarige] en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Dordrecht. De moeder van [voornaam minderjarige] was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] door de moeder wordt uitgeoefend, maar dat de opvoedsituatie bij de moeder thuis problematisch is. De moeder kampt met persoonlijke problemen en is niet in staat om [voornaam minderjarige] een stabiele opvoedsituatie te bieden.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] voortkomt uit de thuissituatie en dat de onderlinge relatie met de moeder ernstig verstoord is. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel op een leefgroep in Teteringen, waar zij zich goed ontwikkelt. De kinderrechter heeft besloten om [voornaam minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/606730 / JE RK 20-2963
Datum uitspraak: 6 november 2020
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Rotterdam-Dordrecht, locatie Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2007 te [geboorteplaats minderjarige] ,
hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te: [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
23 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 27 oktober 2020.
Op 6 november 2020 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige] , die apart is gehoord;
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ;
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west
Dordrecht, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft op een groep van Sterk Huis in Teteringen.

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens is de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gezinsvervangende voorziening verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. In de komende periode moet duidelijk worden of de moeder in staat is om haar verantwoordelijkheden als gezaghebbende ouder te dragen. Indien de moeder onvoldoende verandering laat zien moet er gekeken worden naar een verderstrekkende maatregel. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich verder goed op de groep. Het is knap hoe zij haar leven heeft opgepakt en hoe zij zich makkelijk aanpast. Daarnaast moet onderzocht worden of de familie van [voornaam minderjarige] een rol kan spelen in de opvoeding van [voornaam minderjarige] .

Het standpunt van de GI

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. Het is van belang dat een neutrale derde de belangen van [voornaam minderjarige] gaat vertegenwoordigen. Gelet op de complexe geschiedenis moet onderzocht worden of een terugplaatsing bij de moeder wel haalbaar is.

De mening van [voornaam minderjarige]

is het eens met het verzoek van de Raad. [voornaam minderjarige] vindt het fijn op de groep in Teteringen. Zij wil wel weer terug naar haar moeder, maar dan moet de moeder eerst veranderen en daar is veel tijd voor nodig.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] is gelegen in de opvoedsituatie bij de moeder thuis. De moeder kampt met persoonlijke problematiek en is niet in staat om [voornaam minderjarige] een stabiele opvoedsituatie te bieden. Daarnaast is de onderlinge relatie tussen [voornaam minderjarige] en de moeder ernstig verstoord. De moeder lijkt vanuit haar persoonlijke emoties te handelen en zij verliest daarbij het belang van [voornaam minderjarige] uit het oog. Omdat er te veel conflicten tussen [voornaam minderjarige] en de moeder plaatsvonden, heeft [voornaam minderjarige] er voor gekozen om uit huis te gaan. [voornaam minderjarige] verblijft sinds juni 2020 op een leefgroep in Teteringen waar zij zich prettig voelt. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich hier goed. Ze gaat naar school en heeft vriendinnen op de groep. [voornaam minderjarige] is erg zelfstandig en houdt zich aan de regels en afspraken. Ze kan daarnaast goed verwoorden waar de zorgen liggen met betrekking tot haar thuissituatie. De moeder lijkt in de afgelopen periode afstand te hebben genomen van [voornaam minderjarige] . De beperkte contactmomenten zijn wisselend verlopen en het is onvoldoende duidelijk in hoeverre de moeder in staat is om emotioneel en pedagogisch aan te sluiten bij wat [voornaam minderjarige] nodig heeft. In de komende periode is het van belang dat er contactherstel plaatsvindt tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Het is daarbij noodzakelijk dat de moeder hulpverlening krijgt voor haar eigen problematiek. Omdat de moeder een ambivalente houding heeft richting de hulpverlening en een beperkt probleeminzicht, wordt de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk geacht. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden. In deze periode dient ook te worden onderzocht waar het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b (BW). Gelet op de instabiele thuissituatie en de verstoorde ouder-kind relatie is een thuisplaatsing op dit moment niet in haar belang. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlenen voor de duur van negen maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Dordrecht tot 6 augustus 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 6 augustus 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 24 november 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.