ECLI:NL:RBROT:2020:10760

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
C/10/606029 / JE RK 20-2845
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 29 oktober 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en om de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond zijn gehoord. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de Raad.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] sinds 14 augustus 2020 onder toezicht staat en dat er een ernstige verstoorde ouder-kindrelatie is, wat heeft geleid tot spanningen binnen het gezin. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel in De Fjord, waar zij behandeld wordt voor haar persoonlijke problematiek. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige].

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] vastgesteld voor de duur van twaalf maanden en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor zes maanden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na betekening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/606029 / JE RK 20-2845
Datum uitspraak: 29 oktober 2020

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2004 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 14 augustus 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 21 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op 21 oktober 2020;
- het verleningsbesluit van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis.
Op 29 oktober 2020 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, die in verband met coronaklachten telefonisch is gehoord;
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam vertegenwoordiger] ;
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen: de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
[voornaam minderjarige] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft bij De Fjord te Capelle aan den IJssel.
Bij beschikking van 14 augustus 2020 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 14 augustus 2020 tot 14 november 2020.
Bij beschikking van 25 augustus 2020 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 14 november 2020.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. Tevens verzoekt de Raad de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek. [voornaam minderjarige] is al langere tijd in beeld bij de hulpverlening. Gebleken is dat hulpverlening in het vrijwillig kader niet toereikend is. Er heeft tussen [voornaam minderjarige] en de moeder fysiek geweld plaatsgevonden, waarna [voornaam minderjarige] met spoed uit huis is geplaatst. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige] kind-eigen problematiek die behandeling behoeft. [voornaam minderjarige] verblijft momenteel bij De Fjord waar zij behandeld wordt voor haar persoonlijke problematiek. Tevens loopt er een strafzaak tegen [voornaam minderjarige] . Het is van belang dat een jeugdbeschermer de belangen van [voornaam minderjarige] zal behartigen en beslissingen neemt in het belang van [voornaam minderjarige] .

De standpunten

De GI sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de Raad. Het gaat naar omstandigheden goed met [voornaam minderjarige] . Zij is op verlof geweest naar haar oma. Eind november vindt er bij De Fjord een behandelplanbespreking plaats, waarbij de doelen die bij de intake zijn opgesteld worden besproken. Een van de doelen is contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Tijdens de intake heeft [voornaam minderjarige] haar moeder aangevallen. De moeder staat in contact met de behandelgroep op De Fjord. De verwachte behandelduur van [voornaam minderjarige] bij De Fjord is een jaar. Daarnaast loopt er een strafzaak tegen [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] en haar advocaat hebben hoger beroep ingesteld tegen een opgelegde werkstraf voor vernieling. In het kader van deze strafzaak heeft [voornaam minderjarige] begeleiding van de jeugdreclassering. Omdat het onduidelijk is of de jeugdreclasseringsmaatregel gelet op het hoger beroep doorloopt, is het van belang begeleiding te verzekeren vanuit een ander kader. Het is van belang dat beslissingen die met [voornaam minderjarige] van doen hebben, geen mogelijkheid tot conflict bieden om zo de ruimte te bieden voor contactherstel. Het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt niet bij de moeder. Er dient voor [voornaam minderjarige] een plek te worden gevonden waar zij met de juiste mate van begeleiding naar zelfstandigheid toe kan werken.
De moeder stemt ter zitting in met het verzoek. De moeder is tevreden met de betrokkenheid van de jeugdreclassering. Na het incident bij de intake bij De Fjord heeft de moeder afstand genomen om haar gedachten te ordenen. Het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige] is in overleg met de behandelaars van [voornaam minderjarige] recent weer opgestart. De moeder heeft met [voornaam minderjarige] een middag afgesproken op een neutrale plek, dit ging goed. [voornaam minderjarige] is tevens een aantal weekenden bij haar oma geweest. Dit gaat ook goed en [voornaam minderjarige] houdt zich aan de afspraken. Het is van belang dat met [voornaam minderjarige] besproken wordt waar zij gaat wonen. Dit kan echter pas worden bepaald nadat haar behandeling bij De Fjord is afgerond.

De beoordeling

Ter zitting is geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden. Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Gezien de langdurige hulpverleningsgeschiedenis van [voornaam minderjarige] dient de ondertoezichtstelling uitgevoerd te worden door de jeugdbeschermer die op dit moment reeds betrokken is in het kader van de jeugdreclasseringsmaatregel. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] om de vertrouwensband die zij met mevrouw [naam vertegenwoordigster] heeft, en ook de vertrouwensband die de moeder van [voornaam minderjarige] met mevrouw [naam vertegenwoordigster] heeft, te behouden.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] op jonge leeftijd meerdere traumatische gebeurtenissen heeft meegemaakt. Tevens is er sprake van een ernstig verstoorde ouder-kindrelatie tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Dit zorgt voor spanningen en escalaties binnen het gezin. Daarnaast is er bij [voornaam minderjarige] sprake van een periodieke explosieve stoornis. Zij heeft emotieregulatie-problematiek en last van stemmingswisselingen. [voornaam minderjarige] verblijft sinds vier weken in De Fjord. Zij wordt hier behandeld voor haar persoonlijke problematiek. Het is positief dat [voornaam minderjarige] open staat voor behandeling. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] deze behandeling af kan ronden. De kinderrechter zal daarom de machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie voor een jeugdhulpaanbieder verlengen voor de duur van zes maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 29 oktober 2020 tot 29 oktober 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 29 april 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 24 november 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.