ECLI:NL:RBROT:2020:10750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
KTN-8534285_20112020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van de Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten zonder overeenkomst

In deze zaak heeft Stedin Netbeheer B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van energiekosten die zijn gemaakt in de periode van 29 september 2018 tot 3 januari 2019. Stedin, als netbeheerder, heeft energie geleverd aan het pand van [gedaagde], maar er was geen energieleveringsovereenkomst afgesloten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] eigenaar is van het pand, maar dat het pand in de betreffende periode verhuurd was aan derden. Hierdoor kon [gedaagde] niet als afnemer worden aangemerkt volgens de Elektriciteitswet en de Gaswet. De rechter heeft geoordeeld dat Stedin niet kon bewijzen dat [gedaagde] met de geleverde energie was verrijkt, en heeft de vordering van Stedin afgewezen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, omdat zij niet tijdig de huurovereenkomst had overgelegd, waardoor Stedin niet in staat was om de procedure te beëindigen en kosten te besparen. De uitspraak is gedaan op 20 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8534285 \ CV EXPL 20-16374
uitspraak: 20 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Bosveld Incasso en gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Stedin” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 21 april 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties.
[gedaagde] heeft, hoewel hiertoe voldoende in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd op de conclusie van repliek.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
1. Stedin is door de Minister van Economische Zaken aangewezen als netbeheerder in de zin van artikel 10 lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1 sub e jo. 2 lid lid 1 van de Gaswet.
2. In hoedanigheid van netbeheerder beheert Stedin het openbare gas- en elektriciteitsnet in onder meer Zuid-Holland en Utrecht. Stedin is verantwoordelijk voor het transport van gas en elektriciteit over dit netwerk en het aansluiten daarop van afnemers. Stedin stelt haar (kleinverbruik) afnemers een gas- en/of elektriciteitsmeter ter beschikking.
3. In het pand van [gedaagde] aan het adres [adres] (hierna: het
leveringsadres) bevindt zich een elektriciteitsaansluiting en een gasaansluiting.
4. Op grond van de Elektriciteitswet en de Gaswet 1998 is het Stedin niet toegestaan om goederen of diensten te leveren waarmee in concurrentie wordt getreden. Derhalve mag Stedin niet optreden als leverancier van elektriciteit en/of gas.

3..De vordering, de grondslag en het verweer

3.1
Stedin heeft gevorderd om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan Stedin te betalen tegen bewijs van kwijting € 457,13 – zijnde € 386,90 aan hoofdsom en € 70,23 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw – te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 april 2020 tot en met de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Stedin aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. In de periode van 29 september 2018 tot 3 januari 2019 is op het leveringsadres via het netwerk van Stedin energie geleverd, zonder dat sprake was van een onderliggende energieleveringsovereenkomst. [gedaagde] heeft als eigenaar van het leveringsadres de beschikking over de daar aanwezige gas- en elektriciteitsaansluiting gehad en is daarmee verrijkt met de door Stedin geleverde energie. [gedaagde] is dan ook gehouden tot betaling van het bedrag van € 386,90 waarmee Stedin is verarmd. [gedaagde] heeft, ondanks verschillende verzoeken van Stedin, eerst bij haar conclusie van antwoord een kopie van de huurovereenkomst heeft overgelegd, zodat zij subsidiair gehouden is tot betaling van de rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.3
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Zij heeft daartoe – voor zover van belang – het volgende aangevoerd. In de periode van 29 september 2018 tot 3 januari 2019 was het leveringsadres tot 1 oktober 2018 verhuurd aan [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 1] c.s.) en aansluitend vanaf 1 oktober 2018 aan [naam 3] (hierna: [naam 3] ). In artikel 5 van de huurovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat huurder zorg dient te dragen voor het aanvragen van gas- en lichtaansluiting en water. Naar aanleiding van brieven van Stedin heeft zij telefonisch aangegeven dat het leveringsadres werd verhuurd en heeft zij de huurcontracten aan Stedin toegezonden. Vervolgens heeft zij brieven van haar gemachtigde Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders (hierna: Bosveld) ontvangen en telefonisch met haar opgenomen, maar Bosveld weigerde aan te geven op welk adres de vordering betrekking had. Door haar, als verhuurder van meerdere panden, kon derhalve niet worden afgeleid dat deze brieven zagen op het leveringsadres.

4..De beoordeling van het geschil

4.1
Niet in geschil is dat [gedaagde] eigenaar is van het leveringsadres, dat Stedin in de periode van 29 september 2018 tot 3 januari 2019 op dit adres energie heeft geleverd en dat [gedaagde] in deze periode geen energieleveringsovereenkomst met de leverancier had. Aangezien [gedaagde] betwist dat zij de energie heeft afgenomen, dient beoordeeld te worden of zij als afnemer in de zin van artikel 1 lid 1 sub c van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1 lid 1 sub o van de Gaswet kan worden beschouwd.
4.2
Een afnemer is volgens artikel 1 lid 1 sub c van de Elektriciteitswet 1998 een ieder die beschikt over een aansluiting op een net of een aansluiting heeft op een net. Volgens artikel 1 lid 1 sub o van de Gaswet is een afnemer een persoon met een aansluiting op een gastransportnet. Omdat de aansluiting voor elektra en gas zich over het algemeen in een pand bevindt, is het de eigenaar van dat pand degene die over de aansluiting op het net beschikt. In het geval de eigenaar het pand echter verhuurt aan een derde, kan hij daarmee ook de beschikking van de aansluiting in die woning aan die derde ter beschikking stellen door over een te komen dat de huurder zelf verantwoordelijk is voor het afsluiten van een leveringsovereenkomst voor elektra en gas. De eigenaar kan in dat geval niet langer worden aangemerkt als degene die over de aansluiting beschikt c.q. als afnemer.
4.3
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord stukken in het geding gebracht.
Stedin heeft na het overleggen van de betekende opzegging van de huurovereenkomst op het leveringsadres door [naam 1] c.s. en het huurcontract met [naam 3] , niet (langer) weersproken dat het leveringsadres door [gedaagde] tot 1 oktober 2018 is verhuurd aan [naam 1] c.s. en aansluitend aan [naam 3] en dat in de huurovereenkomsten is overeengekomen de huurder zorgt dient te dragen voor contract met een energieleverancier voor gas en elektriciteit. Gelet hierop kan [gedaagde] niet als afnemer worden aangemerkt. Nu daarmee evenmin kan worden vastgesteld dat [gedaagde] met de geleverde energie is verrijkt, zullen de gevorderde hoofdsom en de op basis daarvan gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.
4.4
Stedin heeft bij haar conclusie van repliek gesteld dat zij voor het eerst kennis heeft kunnen nemen van het huurcontract bij de conclusie van antwoord, omdat [gedaagde] heeft nagelaten het huurcontact eerder op te sturen. Zij voert aan dat op 9 november 2018 telefonisch contact is geweest met [gedaagde] , waarbij aan [gedaagde] het verzoek is gedaan om voor leegstand aan te melden of gegevens van de huurder te verstrekken. Ook heeft Stedin nog een email gestuurd met daarin uitgebreid een verzoek om voor aanmelding te zorgen bij een leverancier. Er is een toezegging gedaan door [gedaagde] dat dit aan haar beheerder zou worden doorgegeven. Hierna heeft Stedin echter niets meer van [gedaagde] vernomen. Stedin heeft hierna meerdere malen verzocht om de bewijsstukken te sturen. Dit heeft [gedaagde] nagelaten. Op 5 november 2019 is aan [gedaagde] een vooraankondiging brief gestuurd. Hier heeft Stedin geen reactie op verkregen en veertien dagen hierna is de factuur aangemaakt en naar [gedaagde] gestuurd. Stedin betwist dat [gedaagde] contact heeft gezocht of gebeld heeft met Bosveld en stelt dat de partner van [gedaagde] op 27 februari 2020 contact heeft opgenomen met Bosveld en aangegeven niet te weten waar de vordering betrekking op heeft. Bosveld heeft dit uitgelegd. Hierop heeft de partner van [gedaagde] aangegeven dat hij contact op zou nemen met Stedin en Bosveld hierover terug zou bellen. [gedaagde] heeft hierna geen contact meer gezocht met Bosveld. Op de drie brieven en de e-mail die Bosveld aan [gedaagde] heeft verstuurd, heeft [gedaagde] niet gereageerd, aldus Stedin.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd en heeft deze stellingen van Stedin onweersproken gelaten.
Aangezien [gedaagde] niet heeft onderbouwd dat zij aan Stedin voor de eerst dienende dag een kopie van de huurovereenkomst heeft verstrekt, en daarmee Stedin de mogelijkheid heeft ontnomen de procedure in te trekken teneinde een aanzienlijk deel van de proceskosten te voorkomen, wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van Stedin.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 229,09 aan verschotten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590