ECLI:NL:RBROT:2020:10749

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
KTN-8538015_20112020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van de Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten zonder overeenkomst en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Stedin Netbeheer B.V. een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die eigenaar is van een pand waar tussen 1 juli 2018 en 10 januari 2019 energie is geleverd zonder dat er een energieleveringsovereenkomst was afgesloten. Stedin vorderde betaling van € 620,38, bestaande uit hoofdsom en buitengerechtelijke kosten, en veroordeling van de gedaagde in de proceskosten. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat het pand in de betreffende periode verhuurd was aan een derde, die verantwoordelijk was voor het afsluiten van een energieleveringsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Stedin niet kan optreden als leverancier van energie en dat de gedaagde niet als afnemer kan worden aangemerkt, omdat hij de aansluiting had verhuurd. De kantonrechter heeft de vordering van Stedin afgewezen en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, omdat hij niet tijdig heeft gereageerd op de verzoeken van Stedin en daarmee de procedure heeft vertraagd. De kosten zijn vastgesteld op € 604,09 aan verschotten en € 144,- aan salaris voor de gemachtigde. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8538015 \ CV EXPL 20-16657
uitspraak: 20 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Bosveld Incasso en gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Stedin” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 21 april 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met producties;
[gedaagde] heeft, hoewel hiertoe voldoende in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd op de conclusie van repliek.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
1. Stedin is door de Minister van Economische Zaken aangewezen als netbeheerder in de zin van artikel 10 lid 3 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1 sub e jo. 2 lid lid 1 van de Gaswet.
2. In hoedanigheid van netbeheerder beheert Stedin het openbare gas- en elektriciteitsnet in onder meer Zuid-Holland en Utrecht. Stedin is verantwoordelijk voor het transport van gas en elektriciteit over dit netwerk en het aansluiten daarop van afnemers. Stedin stelt haar (kleinverbruik) afnemers een gas- en/of elektriciteitsmeter ter beschikking.
3. In het pand van [gedaagde] aan het adres [adres] (hierna: het
leveringsadres) bevindt zich een elektriciteitsaansluiting en een gasaansluiting.
4. Op grond van de Elektriciteitswet en de Gaswet 1998 is het Stedin niet toegestaan om goederen of diensten te leveren waarmee in concurrentie wordt getreden. Derhalve mag Stedin niet optreden als leverancier van elektriciteit en/of gas.

3..De vordering, de grondslag en het verweer

3.1
Stedin heeft gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan Stedin tegen bewijs van kwijting te betalen € 620,38 – zijnde € 525,08 aan hoofdsom en € 95,30 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw – te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 april 2020 tot en met de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Stedin aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. In de periode van 1 juli 2018 tot 10 januari 2019 is op het leveringsadres via het netwerk van Stedin energie geleverd, zonder dat sprake was van een onderliggende energieleveringsovereenkomst. [gedaagde] heeft als eigenaar van het leveringsadres de beschikking over de daar aanwezige gas- en elektriciteitsaansluiting gehad en is daarmee verrijkt met de door Stedin geleverde energie. [gedaagde] is dan ook gehouden tot betaling van het bedrag van € 525,08 waarmee Stedin is verarmd. Subsidiair heeft Stedin aangevoerd dat [gedaagde] , ondanks verschillende verzoeken van Stedin, eerst bij zijn conclusie van antwoord een kopie van de huurovereenkomst heeft overgelegd, zodat hij gehouden is tot betaling van de rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.3
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Hij heeft daartoe – voor zover van belang – het volgende aangevoerd. In de periode van 1 juli 2018 tot 1 juli 2019 was het leveringsadres verhuurd aan de heer [naam] (hierna: [naam] ). In artikel 8 van de Slotbepalingen in de huurovereenkomst is overeengekomen dat huurder zelf zorg dient te dragen voor een contract met een energieleverancier voor gas en licht en met Evides”. Naar aanleiding van brieven van Stedin heeft hij telefonisch aangegeven dat het leveringsadres werd verhuurd en heeft hij het huurcontract aan Stedin toegezonden. Vervolgens heeft hij brieven van haar gemachtigde Bosveld Incasso en Gerechtsdeurwaarders (hierna: Bosveld) ontvangen, maar daarin werd niet aangegeven op welk adres dit betrekking had zodat door hem, als verhuurder van meerdere woningen, niet kon worden afgeleid dat deze brieven zagen op het leveringsadres. Ook telefonisch heeft gemachtigde van Stedin niet willen zeggen op welke woning het zag, omdat hij als eigenaar “zelf moest weten over welke woning het ging, waarvoor geen leveringscontract was afgesloten”.

4..De beoordeling van het geschil

4.1
Niet in geschil is dat [gedaagde] eigenaar is van het leveringsadres, dat Stedin in de periode van 1 juli 2018 tot 10 januari 2019 op dit adres energie heeft geleverd en dat [gedaagde] in deze periode geen energieleveringsovereenkomst met de leverancier had. Aangezien [gedaagde] betwist dat hij de energie heeft afgenomen, dient beoordeeld te worden of hij als afnemer in de zin van artikel 1 lid 1 sub c van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1 lid 1 sub o van de Gaswet kan worden beschouwd.
4.2
Een afnemer is volgens artikel 1 lid 1 sub c van de Elektriciteitswet 1998 een ieder die beschikt over een aansluiting op een net of een aansluiting heeft op een net. Volgens artikel 1 lid 1 sub o van de Gaswet is een afnemer een persoon met een aansluiting op een gastransportnet. Omdat de aansluiting voor elektra en gas zich over het algemeen in een woning bevindt, is het de eigenaar van die woning die over de aansluiting op het net beschikt. In het geval de eigenaar de woning echter verhuurt aan een derde, kan hij daarmee ook de beschikking van de aansluiting in die woning aan die derde ter beschikking stellen door over een te komen dat de huurder zelf verantwoordelijk is voor het afsluiten van een leveringsovereenkomst voor elektra en gas. De eigenaar kan in dat geval niet langer worden aangemerkt als degene die over de aansluiting beschikt c.q. als afnemer.
4.3
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord een huurcontract in het geding gebracht. Stedin heeft niet (langer) weersproken dat het leveringsadres door [gedaagde] in de periode van 1 juli 2018 tot 1 juli 2019 werd verhuurd aan [naam] en dat in artikel 8 van de Slotbepalingen overeengekomen de huurder zorg dient te dragen voor contract met een energieleverancier voor gas en elektriciteit. Gelet hierop kan [gedaagde] niet als afnemer worden aangemerkt. Nu daarmee evenmin kan worden vastgesteld dat [gedaagde] met de geleverde energie is verrijkt, zullen de gevorderde hoofdsom en de op basis daarvan gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.
4.4
Stedin heeft bij haar conclusie van repliek gesteld dat zij voor het eerst kennis heeft kunnen nemen van het huurcontract bij de conclusie van antwoord, omdat [gedaagde] heeft nagelaten het huurcontact eerder aan Stedin op te sturen. Zij voert aan dat zij [gedaagde] meerdere malen heeft gebeld, gemaild en een brief heeft gestuurd betreffende de afname zonder contract, waarin zij heeft aangegeven dat indien [gedaagde] stelt niet verantwoorde-lijk te zijn voor deze afname, [gedaagde] hiervoor bewijsstukken dient te overleggen. [gedaagde] heeft nagelaten een reactie te geven op de brief, mails en het telefonisch contact, waarna de factuur is verzonden, waarop evenmin een reactie is gevolgd van [gedaagde] , aldus Stedin. Stedin betwist dat [gedaagde] contact heeft gezocht of gebeld heeft met Bosveld en stelt dat Bosveld tevergeefs geprobeerd heeft [gedaagde] telefonisch te bereiken.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd en heeft deze stellingen van Stedin onweersproken gelaten.
Aangezien [gedaagde] niet heeft onderbouwd dat hij aan Stedin voor de eerst dienende dag een kopie van de huurovereenkomst heeft verstrekt, en daarmee Stedin de mogelijkheid heeft ontnomen de procedure in te trekken teneinde een aanzienlijk deel van de proceskosten te voorkomen, wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van Stedin.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Stedin vastgesteld op € 604,09 aan verschotten en € 144,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590