I. de Gemeente te veroordelen tot het verrichten van het noodzakelijke onderhoud aan het gehuurde en het herstellen van de gebreken met betrekking tot de lekkage en schimmelplekken, waar binnen veertien dagen na het wijzen van vonnis toe dient te worden overgegaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per gehele of gedeeltelijke overtreding van dit gebod en € 250,- per dag of dagdeel dat deze gehele of gedeeltelijke overtreding van het gebod voortduurt, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
II. voor recht te verklaren c.q. te bepalen dat [eiser] terecht sedert 1 januari 2020 de betaling van de huurpenningen met de helft heeft opgeschort in verband met de aanwezigheid van gebreken en dat [eiser] gerechtigd is dit te blijven doen totdat de gebreken verholpen zijn;
III. de huurprijs van het gehuurde tot het moment dat alle gebreken behoorlijk zijn verholpen, ex artikel 7:207 BW te verminderen tot primair 50% van de huurprijs, subsidiair 40 %, althans een zodanig door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen huurprijsverlaging, met ingang van 1 januari 2020, dan wel met ingang van 19 mei 2020, tot het moment dat de gebreken behoorlijk verholpen zijn;
IV. voor recht te verklaren c.q. te bepalen dat [eiser] in verband met de corona-sluiting, ex artikel 7:207 BW geen huurpenningen behoeft te voldoen, dan wel de huurprijs te verminderen tot primair 50% van de huurprijs, subsidiair 40 %, althans een zodanig door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen huurprijsverlaging, met ingang van 15 maart 2020, dan wel met ingang van 19 mei 2020, tot het moment de corona-sluiting beëindigd is;
V. de Gemeente te gebieden tot terugbetaling, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, van de door [eiser] teveel betaalde huurpenningen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening, en daarbij voor recht te verklaren c.q. te bepalen dat [eiser] gerechtigd is de huurprijsvermindering te verrekenen met opgeschorte huurpenningen, voor zover wordt geoordeeld dat de huurprijs vanaf enig moment dient te worden aangepast;
VI. om [eiser] te machtigen om ex artikel 7:307 BW de heer [naam persoon] in zijn plaats als huurder van het object aan de [adres 1] te Rotterdam te stellen;
VI. voorwaardelijk, namelijk indien en voor zover de vordering tot huurprijsverhoging wordt toegewezen en de machtiging tot indeplaatsstelling van [eiser] wordt afgewezen, de huurovereenkomst tussen [eiser] en de Gemeente met onmiddellijke ingang te ontbinden, met dien verstande dat er een ontbindingstermijn van één maand wordt gehanteerd;
VII. de Gemeente te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.