Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 29 april 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. De partijen waren een franchiseovereenkomst aangegaan, welke tussentijds is beëindigd. In april 2018 hebben zij een vaststellingsovereenkomst getekend, waarin afspraken zijn gemaakt over een schikkingsbedrag dat door [gedaagde] aan [eiseres] moest worden betaald. [gedaagde] heeft echter niet aan zijn betalingsverplichtingen voldaan, wat heeft geleid tot een vordering van [eiseres] voor de betaling van een hoofdsom van € 1.770,00, een contractuele boete van € 2.100,00 en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] in gebreke is gebleven en heeft de hoofdsom toegewezen, maar de contractuele boete is gematigd tot € 800,00. De kantonrechter oordeelde dat de uitleg van het boetebeding in het voordeel van [gedaagde] moest worden uitgelegd, en dat de boete niet verder gematigd hoefde te worden. De vordering tot betaling van wettelijke rente werd afgewezen, omdat de contractuele boete deze vervangt. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten en beslagkosten toegewezen, evenals de proceskosten.