ECLI:NL:RBROT:2020:10676

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
8495586 CV EXPL 20-13312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling bonus en bewijslevering aanvullende bonusafspraak

In deze zaak vordert eiser, [eiser], dat de gedaagde, Finalist IT Group B.V., hem een bedrag van € 10.000,- bruto aan verschuldigde bonussen betaalt, vermeerderd met wettelijke verhogingen en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering is gebaseerd op een bonusafspraak die is gemaakt in aanvulling op de arbeidsovereenkomst van [eiser] met Finalist. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de processtukken en de mondelinge behandeling die op 7 oktober 2020 heeft plaatsgevonden via Skype, in het kader van de Tijdelijke wet COVID-19. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiser] was van 1 juli 2018 tot 30 juni 2019 in dienst bij Finalist als recruiter, met een overeengekomen salaris van € 6.630,- bruto per maand. In de arbeidsovereenkomst was een bonusafspraak opgenomen, die per brief van 7 juli 2018 aan [eiser] is bevestigd. De bonus zou gelden voor elke 'hire' die [eiser] zou realiseren. Echter, er ontstond onduidelijkheid over de interpretatie van deze bonusafspraak, vooral in relatie tot de deelnemers aan het HvA-project, waarbij [eiser] kandidaten moest werven die bij Finalist in dienst zouden komen.

De kantonrechter oordeelt dat er onduidelijkheid bestaat over de bonusafspraak en dat [eiser] moet bewijzen dat er een aanvullende mondelinge afspraak is gemaakt die zijn recht op bonus uitbreidt. De zaak is aangehouden om [eiser] de gelegenheid te geven bewijs te leveren van zijn stelling dat hij recht heeft op een bonus voor kandidaten die het HvA-traject succesvol hebben afgerond, ongeacht het moment van hun indiensttreding. De beslissing over de vordering is aangehouden, en partijen zijn verzocht om eventueel in overleg te treden over een minnelijke regeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8495586 CV EXPL 20-13312
uitspraak: 6 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. M. Meijer,
tegen
besloten vennootschap
Finalist IT Group B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.M. Snel.
Partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘Finalist’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 23 april 2020 met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 14 augustus 2020 waarin een mondelinge behandeling via Skype is bepaald;
  • de nadere producties van [eiser] ;
  • de nadere producties van Finalist IT;
  • de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [eiser] ;
  • de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [eiser] .
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 oktober 2020 plaatsgevonden overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven. [eiser] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens Finalist IT zijn [naam 1] en [naam 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Tijdens deze skypezitting hebben de gemachtigden pleitaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat daarnaast door partijen naar voren is gebracht.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Finalist is een IT-onderneming die zich bezighoudt met het ontwikkelen, produceren
en uitgeven van software, alsmede met advisering en ondersteuning op het gebied
van informatietechnologie.
2.2
[eiser] is per 1 juli 2018 voor bepaalde tijd, voor de duur van één jaar, bij Finalist in dienst getreden als recruiter. Het overeengekomen loon bedraagt € 6.630,- bruto per maand.
2.3
Aanvullend op de arbeidsovereenkomst van 8 juni 2018 hebben partijen een bonusafspraak gemaakt, welke per brief van 7 juli 2018 aan [eiser] is bevestigd. De brief vermeldt - voor zover hier van belang - het volgende:
“(…) Hierbij bevestigen wij de volgende met jou gemaakte aanvullende afspraken op jouw
arbeidsovereenkomst welke per 1 juli 2018 van kracht zullen zijn:
• Iedere "hire" in gedurende contract periode wordt bijgeschreven jouw conto ongeacht de herkomst van de "hire". De definitie van een "hire" is een getekende arbeidsovereenkomst voor een medewerker binnen ‘Operatie’. Hires waarvoor een plaatsingsfee aan externe partij moet worden betaald tellen niet mee. (Bonque wel). Vanaf de 16e "hire" gedurende de contract periode geldt een
bonus van 1.000 euro bruto per getekende arbeidsovereenkomst zonder maximum uit te keren bij het eerstvolgende salaris. De focus van jouw werkzaamheden liggen primair op de vacatures binnen operations (…)”
2.4
In oktober 2018 heeft Finalist zich aangesloten bij het project "Make IT Work" van de Hogeschool van Amsterdam (‘HvA’) om nieuwe medewerkers te werven die bij klanten gedetacheerd zouden kunnen worden en omzet zouden opleveren. Make It Work, opgericht in 2015, heeft als doel hoogopgeleiden zonder specifieke IT-achtergrond te laten omscholen naar een IT-functie op hbo-niveau en direct in een baan van start te gaan. De omscholers worden aangedragen door de HvA. Voorafgaand aan de start van een opleidings- en begeleidingsprogramma van Make IT Work tekenen de deelnemer en deelnemende werkgever een intentieverklaring, waarin is opgenomen dat het bedrijf de intentie heeft om de kandidaat in dienst te nemen gedurende de tweede fase van het traject voor minimaal een halfjaar.
2.5
Finalist heeft gewerkt met drie groepen omscholers. De eerste groep is gestart in oktober 2018. In april 2019 is deze groep in dienst getreden bij Finalist. In januari 2019 zijn met de tweede groep intentieovereenkomsten getekend. Deze groep zou na succesvolle afronding van de opleiding in augustus/september 2019 bij Finalist starten. Uiteindelijk heeft maar één deelnemer, de heer [naam 3] een arbeidsovereenkomst getekend in juli 2019. Met de andere deelnemers is geen arbeidsovereenkomst gesloten. In april 2019 zijn met de derde groep intentieovereenkomsten getekend. Deze groep zou na succesvolle afronding van de opleiding in november 2019 bij Finalist starten. Met deze deelnemers is geen arbeidsovereenkomst gesloten.
2.6
Op 3 april 2019 heeft Finalist aan [eiser] medegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst
per 30 juni 2019 niet zou worden verlengd. Finalist heeft dit bij brief van 1 mei 2019 aan [eiser] bevestigd. Daarbij is medegedeeld dat [eiser] geen recht heeft op een bonus.
2.7
Per e-mail van 28 mei 2019 schrijft [naam 4] aan [eiser] en [naam 1] met cc aan [naam 2] onder meer - voor zover hier van belang - het volgende:
“Beste [naam 1] , beste [eiser] ,
Met betrekking tot de mondelinge afspraken die [naam 5] , [eiser] en ik zijn overeengekomen aanvullend op hetgeen op papier staat wil ik vanuit mij het volgende graag benadrukken:
We hebben afgesproken dat deelnemers aan het HvA traject die tussentijds afvallen, op de zg daarvoor ingelaste "afhaakmomenten", niet zouden meetellen in de bonus van [eiser] . Reden hiervoor was het feit dat deze deelnemers na hun opleiding niet facturabel ingezet kunnen worden door Finalist. De deelnemers die wel door het traject heen komen tellen uiteraard wel mee aangezien deze mensen in automatisch in dienst komen bij Finalist om vervolgens facturabel werk te gaan
verrichten ongeacht wanneer deze deelnemers daadwerkelijk starten bij Finalist.
2.8
In een e-mail van diezelfde dag antwoordt [naam 1] :
“Beste [eiser] ,
Ik lees dat [naam 4] de mondelinge afspraken heeft beschreven en zie dat de definitie van een hire zoals die schriftelijk is overeengekomen in de mondelinge afspraken niet aangepast is. Inderdaad resulteert het succesvol doorlopen van het HvA traject tot een getekend arbeidscontract en dus tot een hire. De bonus wordt bepaald obv het aantal hires, dus het aantal getekende arbeidscontracten.
Fijn dat we deze duidelijkheid nu hebben. (…)”
2.9
Daarop antwoordt [eiser] eveneens diezelfde dag per mail:
“ [naam 1] ,
Dank voor je snelle en fijne reactie
[eiser] ”
2.1
Naar aanleiding van een discussie tussen [eiser] en Finalist over de bonusafspraak mailt [naam 4] op 15 juli 2019 aan [naam 1] het volgende:
“ Ha [naam 1] ,
Ik heb tijdens ons gesprek aangegeven dat mijn mail dd. 28 mei 2019 om 11:31 inzake dit onderwerp vanuit mij correct weergeeft hoe ik dit zie. Daar heb ik niets aan te voegen.
Wel vind ik het van belang, nogmaals, te benadrukken dat ik destijds alleen maar heb gehandeld vanuit het belang van Finalist door te reageren op de “afhaakmomenten” waarvan het bestaan niet eerder bekend was. Dit staat verder los van de discussie tussen Finalist en [eiser] inzake wat al dan niet meetelt voor zijn bonus en ik betreur dat deze is ontstaan.”
2.11
Op 23 september 2020 schrijft [naam 4] aan [eiser] het volgende:
“Beste [eiser] ,
Op jouw verzoek bevestig hierbij nogmaals het onderstaande. Dit komt in mijn optie volledig overeen met hetgeen ik eerder bevestigd heb betreffende dit onderwerp.
De bonus telde niet alleen, indien de persoon binnen de periode dat [eiser] werkzaam is in dienst wordt genomen, maar telde ook indien de door [eiser] geselecteerde kandidaten binnen zijn dienstverband een studieovereenkomst hebben aangeboden gekregen en succesvol het volledige traject bij de Hogeschool van Amsterdam hebben afgerond tot het moment dat zij facturabel ingezet kunnen worden in de markt. Het facturabel inzetten van deze mensen was de verantwoordelijkheid van Finalist zoals het succesvol afronden van het volledige recruitmentproces de verantwoordelijkheid van [eiser] was. Op het moment van de afspraak met betrekking tot de bonus waren dit gescheiden verantwoordelijkheden die procesmatig op elkaar aansloten.(…)”

3..Het geschil

3.1
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Finalist te veroordelen om aan [eiser] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 10.000,- bruto aan verschuldigde bonussen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW van € 5.000,-, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten van € 875,- en met veroordeling van Finalist IT in de proceskosten.
3.2
Aan zijn vordering heeft [eiser] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag gelegd dat nakoming van de verbintenissen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, in het bijzonder de aanvullende bonusafspraak.
3.3
Finalist heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. Finalist IT is niet gehouden tot betaling van de gevorderde bonus. [eiser] geeft een te ruime uitleg van de op 8 juni 2018 gemaakte bonusafspraak. Er is nadien geen ruimere bonusregeling overeengekomen.
3.4
Op de standpunten van partijen wordt - voor zover voor de beoordeling van belang - hierna nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Partijen twisten over de vraag of [eiser] recht heeft op een bonus. Partijen zijn het er over eens dat [eiser] op basis van de tussen partijen gemaakte bonusafspraak van 7 juni 2018 [eiser] in de gegeven omstandigheden geen recht heeft op een bonus. Beoordeeld moet worden of, zoals [eiser] stelt, nadien een aanvullende bonusafspraak is gemaakt op basis waarvan [eiser] wel recht heeft op toekenning van een bonus.
4.2
[eiser] stelt dat hij na de afspraak van 7 juni 2018 mondeling met [naam 4] en
[naam 5] de aanvullende afspraak heeft gemaakt dat hij ook recht heeft op een bonus van € 1.000,- bruto, voor elke persoon, te rekenen vanaf de zestiende persoon, die een intentieovereenkomst met Finalist heeft gesloten en het HvA traject met succes heeft afgerond, ongeacht of deze succesvolle afronding tijdens of na het dienstverband van [eiser] heeft plaatsgevonden. Ter onderbouwing van de gestelde afspraak verwijst [eiser] naar de (deels) hiervoor onder 2.7, 2.10 en 2.11 weergegeven e-mailberichten van [naam 4] . Hieruit blijkt volgens [eiser] dat de bonus niet alleen telde indien tijdens het dienstverband van [eiser] bij Finalist een nieuwe medewerker in dienst wordt genomen, maar ook indien de door [eiser] geselecteerde kandidaten binnen zijn dienstverband een intentieovereenkomst hebben gesloten en succesvol het HvA-traject hebben afgerond, ongeacht het moment van afronding. [eiser] stelt dat hij 25 personen heeft aangebracht die succesvol het HvA-traject hebben afgerond, zodat hij recht heeft op een bonus van 10 maal €1.000,-. Ter onderbouwing heeft [eiser] een lijst van personen overgelegd (productie 8 bij dagvaarding).
4.3
Finalist heeft gemotiveerd betwist dat na de afspraak van 7 juni 2018 een aanvullende afspraak is gemaakt dat [eiser] (ook) recht zou hebben op een bonus voor elke persoon, te rekenen vanaf de 16e persoon, die een intentieovereenkomst met Finalist heeft gesloten en het HvA traject met succes heeft afgerond, ongeacht of deze succesvolle afronding tijdens of na het dienstverband van [eiser] heeft plaatsgevonden. Dat blijkt ook nergens uit, ook niet uit de overgelegde e-mailberichten van [naam 4] . De inhoud daarvan en van de mondelinge toelichting van [naam 4] tegenover Finalist is steeds wisselend. De bonusafspraak van 7 juni 2018 is niet gewijzigd en geldt nog steeds. In een gesprek in januari 2019 op initiatief van Finalist is alleen besproken dat deelnemers aan het HvA traject die tussentijds zouden afvallen niet zouden meetellen voor een eventueel toe te kennen bonus. Deze afspraak is uitsluitend gemaakt in het belang van Finalist, om te voorkomen dat Finalist voor afhakers zou moeten betalen. Het betrof in feite geen aanvullende afspraak, omdat deze afspraak al was gedekt door de bonusafspraak van 8 juni 2018. De definitie van een ‘hire’ uit de afspraak van 8 juni 2018 is ongewijzigd gebleven. Het tekenmoment van de arbeidsovereenkomst in de contractperiode van [eiser] is dus leidend gebleven.
4.4
Gelet op de gemotiveerde betwisting door Finalist kan de juistheid van voormelde stelling van [eiser] niet worden vastgesteld. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op [eiser] de bewijslast van zijn stelling dat hij in aanvulling op de afspraak van 7 juni 2018 met [naam 4] en [naam 5] mondeling is overeengekomen dat hij recht heeft op een bonus van € 1.000,- bruto, voor elke persoon, te rekenen vanaf de zestiende persoon, die een intentieovereenkomst met Finalst heeft gesloten en het HvA traject met succes heeft afgerond, ongeacht of deze succesvolle afronding tijdens of na het dienstverband van [eiser] heeft plaatsgevonden.
heeft bewijs aangeboden en zal overeenkomstig dit aanbod toegelaten worden om zijn stelling te bewijzen. De kantonrechter zal de zaak daartoe verwijzen naar de rol, een en ander zoals in het dictum vermeld.
4.5
Indien [eiser] er niet in slaagt deze afspraak te bewijzen, wordt zijn vordering afgewezen. Slaagt [eiser] wel in dit bewijs dan heeft hij in beginsel recht op de gevorderde bonus. Om redenen van proces-economie overweegt de kantonrechter in dat laatste geval betreffende enige door Finalist gevoerde verweren het volgende. Finalist heeft de als productie 8 bij dagvaarding overgelegde lijst van kandidaten die in dat geval moeten worden meegeteld voor de vaststelling van de bonusaanspraak, niet betwist, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter brengen de door Finalist aangevoerde feiten en omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat deelname aan het HvA project Finalist uiteindelijk veel meer heeft gekost dan heeft opgeleverd, alsmede de slechte financiële situatie van het bedrijf en de werkwijze, niet mee dat toekenning van een bonus naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dat geval onaanvaardbaar is. Als niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat het facturabel inzetten van de deelnemers de verantwoordelijkheid was van Finalist en dat de verantwoordelijkheid van [eiser] bestond uit het succesvol afronden van het recruitment proces. Finalist heeft aangevoerd dat al bij de eerste groep omscholers bleek dat Finalist deze mensen (vrijwel) niet kon plaatsen. Indien Finalist geen mogelijkheden zag de kandidaten na een succesvolle afronding van het HvA traject facturabel in te zetten had het op haar weg gelegen dit met [eiser] te bespreken en zo nodig deelname aan het HvA traject te staken. De gestelde slechte financiële situatie van Finalist vormt evenmin aanleiding om de bonusafspraak terzijde te schuiven. De bonusaanspraak is alleen afhankelijk gesteld van de individuele prestaties van [eiser] en niet van de algemene financiële resultaten van het bedrijf.
4.6
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4.7
Mochten partijen naar aanleiding van hetgeen hiervoor is overwogen alsnog in overleg treden over een minnelijke regeling en hierover overeenstemming bereiken, dan worden partijen verzocht zich hierover op de genoemde rolzitting uit te laten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
laat [eiser] toe tot het leveren van bewijs van zijn stelling dat hij in aanvulling op de afspraak van 7 juni 2018 mondeling met [naam 4] en [naam 5] is overeengekomen dat hij (ook) recht heeft op een bonus van € 1.000,- bruto, voor elke persoon, te rekenen vanaf de zestiende persoon, die een intentieovereenkomst met Finalist heeft gesloten en het HvA traject met succes heeft afgerond, ongeacht of deze succesvolle afronding tijdens of na het dienstverband van [eiser] heeft plaatsgevonden;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
17 november 2020 om 13.30 uur, teneinde [eiser] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten of hij dit bewijs wenst te leveren en,
  • indien hij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren, dit dadelijk bij deze akte te doen, en
  • indien hij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen, de namen van de voor te brengen getuigen met de verhinderdata van alle betrokkenen in de maanden december tot en met februari 2021, zodat onmiddellijk ter rolzitting een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
wijst [eiser] erop dat de akte in tweevoud ingestuurd moet worden en uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn;
bepaalt dat eventuele getuigenverhoren vanwege het coronavirus overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid zullen plaatsvinden via een beeld- en geluidverbinding plaatsvinden met het programma Skype voor bedrijven voor de hierna te noemen kantonrechter;
wijst [eiser] erop dat hij voor te brengen getuigen zelf dient op te roepen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34650