Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de toewijzing van een zorgmachtiging op grond van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een betrokkene met een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van middelen, die niet bereid was om zich te laten horen tijdens de mondelinge behandeling. De officier van justitie had op 27 oktober 2020 een verzoek ingediend voor de zorgmachtiging, na eerdere crisismaatregelen die niet tijdig konden worden uitgevoerd vanwege de afwezigheid van de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstige risico's vertoont voor zichzelf en anderen, mede door haar zwangerschap en het gebruik van middelen zoals cocaïne en alcohol. Ondanks pogingen om de betrokkene bij de zitting te betrekken, heeft zij dit geweigerd. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid en het insluiten. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin en schriftelijk uitgewerkt op 12 november 2020.