ECLI:NL:RBROT:2020:10623

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
C/10/606728 / FA RK 20-8336
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging op basis van psychische stoornis en middelengebruik

Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de toewijzing van een zorgmachtiging op grond van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een betrokkene met een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van middelen, die niet bereid was om zich te laten horen tijdens de mondelinge behandeling. De officier van justitie had op 27 oktober 2020 een verzoek ingediend voor de zorgmachtiging, na eerdere crisismaatregelen die niet tijdig konden worden uitgevoerd vanwege de afwezigheid van de betrokkene. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstige risico's vertoont voor zichzelf en anderen, mede door haar zwangerschap en het gebruik van middelen zoals cocaïne en alcohol. Ondanks pogingen om de betrokkene bij de zitting te betrekken, heeft zij dit geweigerd. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank verleent de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid en het insluiten. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin en schriftelijk uitgewerkt op 12 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/606728 / FA RK 20-8336
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 4 november 2020 betreffende een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam berokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes, locatie [naam locatie] te Poortugaal,
advocaat mr. S.C. Dikkers te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 27 oktober 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 19 oktober 2020;
  • de zorgkaart van 21 oktober 2020;
  • het zorgplan van 13 oktober 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 november 2020.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • advocaat van betrokkene mr. R.A.F. Jansen, namens de hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam waarnemend arts] , waarnemend arts, verbonden aan Antes.
Allen werken mee aan deze wijze van horen.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen. Vaststaat dat betrokkene tijdig op de hoogte is gebracht van de mondelinge behandeling. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft betrokkene aan de arts laten weten dat zij niet wenste deel te nemen aan de zitting. De arts heeft op verzoek van de rechtbank toch nogmaals geprobeerd betrokkene te betrekken bij de mondelinge behandeling, zij is met de tablet via welk device op dat moment de skype verbinding bestond naar betrokkene toegelopen. Betrokkene heeft toen in duidelijke bewoordingen kenbaar gemaakt dat zij aan het eten was en dat het onfatsoenlijk was haar daarbij te storen. Daarnaast dreigde zij de tablet uit de handen van de arts te slaan. De rechtbank is van oordeel dat er redelijkerwijs is gedaan wat er mogelijk was om betrokkene bij de volledige behandeling te betrekken. De behandeling vindt daarom buiten aanwezigheid van betrokkene maar in aanwezigheid van haar advocaat plaats.

2..Beoordeling

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 oktober 2020, is op grond van artikel 7:7 Wvggz een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend. Tijdig, te weten op 27 oktober 2020, is onderhavig verzoek ingediend.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische stoornis en een stoornis is het gebruik van middelen, waaronder cocaïne.
2.3.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Bovendien is er de kans op een ernstig verstoorde ontwikkeling van het ongeboren kind waarvan betrokkene inmiddels zo’n vijfendertig weken zwanger is en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is in 2018 in beeld geweest, na al een paar jaar zorgmijdend te zijn. Betrokkene is in het voorjaar van dit jaar ook opgenomen met een crisismaatregel, die verlengd is en waarop een zorgmachtiging is gevolgd. Omdat zij ontsnapt was uit de kliniek en daarna onvindbaar is deze machtiging niet tijdig ten uitvoer gelegd kunnen worden. Betrokkene is een maand geleden weer opgenomen vanwege een psychotisch toestandsbeeld en fors middelengebruik, waaronder cannabis, cocaïne en alcohol. Sinds de opname is er geen verbetering opgetreden. Betrokkene is afwerend in contact, geagiteerd en zij begrijpt niet waarom ze opgenomen is. Zij houdt alle zorg af. De arts verklaart ter zitting dat betrokkene nu abstinent van middelen is, maar dat zij niet goed kan zeggen of betrokkene nog steeds psychotisch is. Op het moment dat betrokkene zesendertig weken zwanger is zal zij overgeplaatst worden naar het Erasmus Medisch Centrum om daar te bevallen. Het is met het oog op de juiste zorg rondom en na de bevalling van groot belang dat aan betrokkene verplichte zorg kan worden verleend. Ook is een zorgmachtiging nodig om nader onderzoek te doen naar de heftige boosheid en achterdocht die betrokkene toont. Er wordt rekening mee gehouden dat er bij haar op het psychische vlak meer meespeelt dan alleen het ernstige middelengebruik.
2.4.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg worden ambtshalve aangevuld met ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten’ en zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het toelaten en meewerken aan de voorgeschreven ambulante behandeling;
  • het opnemen in een accommodatie.
Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat van betrokkene ook wordt verwacht dat zij, op het moment dat zij weer thuis is, de ambulante behandelcontacten accepteert evenals de haar voorgeschreven behandeling. Dit valt onder de vorm van verplichte zorg ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten’. Om die reden zal de rechtbank ook deze vorm van verplichte zorg opnemen in de zorgmachtiging. De rechtbank bepaalt tevens dat het zorgplan dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten het onderzoek aan kleding of lichaam, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam berokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 mei 2021.
Deze beschikking is op 4 november 2020 mondeling gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 12 november 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.