ECLI:NL:RBROT:2020:10612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
10/700011-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens bewijsuitsluiting door onherstelbare vormverzuimen

Op 23 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, een Marokkaanse Nederlander, die op 10 januari 2017 werd aangehouden in een parkeergarage in Rotterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanhouding en de daaropvolgende doorzoekingen onrechtmatig waren, wat leidde tot bewijsuitsluiting. De verdachte werd verdacht van het bezit van verdovende middelen en wapens, maar de rechtbank concludeerde dat de bewijsmiddelen die tijdens de onrechtmatige aanhouding en doorzoekingen waren verkregen, niet gebruikt konden worden in de rechtszaak. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en wees de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af. De uitspraak benadrukt het belang van correcte procedures bij aanhoudingen en doorzoekingen, en de gevolgen van vormverzuimen voor de rechtsgang.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/700011-17
VI-nummer: 99/000239-16
Datum uitspraak: 23 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 336 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 200 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 220 uren, subsidiair 110 dagen hechtenis;
  • afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/000239-16.

4..Vormverzuimen

4.1.
Inleiding
De verdachte, een Marokkaanse Nederlander, wordt op 10 januari 2017 aangehouden in de parkeergarage onder het appartementencomplex “ [naam appartementencomplex 1] ” op de Wilheminapier in Rotterdam. In de auto waarin hij reed worden sleutels aangetroffen. Verbalisanten hebben na onderzoek deze herkend als sleutels van het aan de overzijde van de Wilhelminapier gelegen appartementencomplex “ [naam appartementencomplex 2] ”, in het bijzonder van het appartement [adres delict] . Op 11 januari 2017 hebben verbalisanten dit appartement doorzocht en verdovende middelen en wapens gevonden.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De aanhouding van de verdachte en de doorzoeking van het appartement aan de [adres delict] waren rechtmatig. De bestuurder van de Volkswagen Golf (de verdachte) vertoonde opvallend rijgedrag. Op basis daarvan zijn de verbalisanten in gesprek gegaan met de verdachte. De verdachte heeft daarop onduidelijk verklaard over zijn aanwezigheid in het appartementencomplex [naam appartementencomplex 1] . Ook wordt in een sfeerproces-verbaal uiteengezet dat dure appartementen in dit gebied, dat bekend staat als de Kop van Zuid, worden gebruikt als drugspanden. Tegen die achtergrond moeten de waarnemingen van de verbalisanten begrepen worden.
Het proces-verbaal van aanhouding is inderdaad onvolledig, zo blijkt uit de getuigenverklaringen van de verbalisanten bij de rechter-commissaris. Ook zijn er onduidelijkheden ten aanzien van de machtiging tot binnentreden ter doorzoeking van de [adres delict] . Dit levert echter geen onherstelbaar vormverzuim op; er is een herstelproces-verbaal opgemaakt.
Er zitten slordigheden in het dossier. Een proces-verbaal van politie moet volledig en accuraat zijn. Van opzettelijke onjuistheden is echter geen sprake. Met de kennis van nu is er sprake van vormverzuimen. Echter kan ook met die kennis van nu worden geoordeeld dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was. De officier van justitie is ontvankelijk en de vruchten van het onderzoek kunnen tot het bewijs meewerken. Wel dient strafvermindering plaats te vinden.
4.3.
Beoordeling
Indien in het voorbereidend onderzoek sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, kan dat op grond van artikel 359a Sv leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, tot bewijsuitsluiting of tot compensatie in de strafoplegging. Ook kan de rechter volstaan met het constateren van het vormverzuim zonder daar enig rechtsgevolg aan te verbinden.
Bij de beoordeling dient de rechtbank het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daarvoor wordt veroorzaakt in acht te nemen. Opgemerkt zij, dat hoe belangrijker het geschonden voorschrift is, hoe ernstiger het verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel doorgaans zullen zijn.
4.3.1.
Vaststelling feiten
In het proces-verbaal van bevindingen [nummer proces-verbaal] opgemaakt door de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] staat beschreven op basis waarvan zij de verdachte hebben aangehouden en op basis waarvan de verdachte vervolgens in verzekering is gesteld.
Kort samengevat volgt uit het proces-verbaal dat de verdachte met een andere man in de auto zat, opvallend rijgedrag vertoonde, de verbalisanten kennelijk trachtte te vermijden door snel de garage van het appartementencomplex [naam appartementencomplex 1] in te rijden en geen redelijke verklaring gaf voor zijn aanwezigheid in dat appartementencomplex. Meer in het bijzonder zou hij niet het huisnummer hebben willen geven van het appartement waar hij kennelijk naar toe ging en wilde hij ook niet de naam noemen van de vriendin van wie dat appartement zou zijn. De bijrijder van de verdachte (medeverdachte [naam medeverdachte] ) had sleutels die hij naar eigen zeggen van de verdachte had gekregen en gaf ook geen concreet antwoord over wat hij kwam doen. Vervolgens hebben de verbalisanten het desbetreffende appartement aan het [adres] betreden. Het appartement stond leeg en er werd kennelijk geklust.
Door de verdediging is verzocht deze verbalisanten bij de rechter-commissaris te horen. Bij de rechter-commissaris heeft verbalisant [naam verbalisant 1] op 16 mei 2017 onder meer het volgende verklaard:
“Ik had daarvoor een sociaal gesprek gehad met de bijrijder. Die zei dat hij bevriend was met [voornaam verdachte] (
de rechtbank begrijpt: de verdachte) en dat hij was meegekomen om te helpen klussen in een woning. […] [naam verbalisant 2] heeft mij verteld dat [naam verdachte] had gezegd dat hij in de woning van een vriendin of zijn vrouw aan het klussen was in de woonflat daar. […] Ik heb later begrepen dat er klusspullen achterin de auto lagen. Ik heb wel gezien dat er spullen in de auto lagen, maar die leken toen niet relevant. Dat was volgens mij na de controle en na de aanhouding van [naam verdachte] . Toen is de auto door mij onderzocht. […] Ik heb aan de bijrijder gevraagd of hij de bestuurder kende en, zo ja, waarvan. Hij zei: ‘Ik ken [voornaam verdachte] en ik ben hier om te klussen’. U vraagt mij waarom dit niet in het proces-verbaal is vermeld. Dat is abusievelijk niet gebeurd.”
Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft op 16 mei 2017 bij de rechter-commissaris onder meer verklaard:
“Ik zeg u dat mij nu te binnen schiet dat de heer [naam verdachte] uiteindelijk heeft gezegd bij welk huisnummer de sleutels hoorden. Hij heeft dat in een later stadium gezegd, maar ik weet niet meer of dit voor zijn aanhouding was. Ik herinner mij nu dat de sleutels bij nummer 20 hoorden. Ik neig er naar zelf naar te zeggen dat hij dit na zijn aanhouding zei. U zegt mij dat dit niet uit het proces-verbaal blijkt. Ik weet het niet meer precies. U zegt mij dat uit het proces-verbaal blijkt dat het gesprek met [naam verdachte] plaatsvond voor de aanhouding en dat er na de aanhouding niet meer is gepraat met hem. Dat zou kunnen kloppen. […] Ik weet wel dat er, toen wij aan de voorzijde van het gebouw stonden, twee mannen stonden of kwamen aanlopen en dat wij met die mannen hebben gesproken om te vragen wat ze daar kwamen doen. Eén van hen zei dat hij was opgebeld om te klussen. […] U vraagt mij of er toen is gevraagd of gezegd dat die ene man op hetzelfde huisnummer, nummer 20, kwam klussen. Mijn gevoel zegt van wel, maar ik kan het me niet herinneren. […] De woning leek op een woning in opbouw, een kluswoning.”
4.3.2.
Vormverzuimen
Ad a) Aanhouding
De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de aanhouding en inverzekeringstelling van de verdachte onrechtmatig zijn geweest.
De rechtbank oordeelt als volgt.
De in het proces-verbaal van bevindingen [nummer proces-verbaal] genoemde feiten en omstandigheden waren naar het oordeel van de rechtbank niet van dien aard dat daaraan een redelijk vermoeden van schuld aan overtreding van de Opiumwet of van witwassen ontleend kon worden. De verbalisanten hadden door het (rij)gedrag van de verdachte en zijn bijrijder en de plaats van aanhouding een subjectief vermoeden dat er iets niet in de haak was, maar dit vermoeden is onvoldoende door objectieve feiten en omstandigheden gestaafd. Integendeel, uit de gesprekken die de verbalisanten hebben gevoerd met de verdachte en de medeverdachte kwamen voorafgaand aan hun aanhouding feiten en omstandigheden naar voren die het subjectieve vermoeden van de verbalisanten hadden moeten ontkrachten. De aanhouding van de verdachte was derhalve onrechtmatig. [naam verdachte] was op dat moment immers niet aan te merken als verdachte in de zin van artikel 27 lid 1 Sv.
Bijzonder kwalijk is ook dat de verbalisanten in het proces-verbaal die relevante feiten en omstandigheden die hun vermoeden zouden hebben moeten ontkrachten hebben weggelaten. Dat heeft er in dit geval niet toe geleid dat de rechter-commissaris de inverzekeringstelling rechtmatig heeft geacht, maar blijkt wel consequenties te hebben voor het vervolg.
Ad b) Doorzoeking Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 1]
Na de aanhouding van de verdachte zijn in de door hem bestuurde Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 1] twee autosleutels, waarvan één autosleutel van het merk Mercedes, aangetroffen. Op grond van artikel 96 lid 1 Sv is een opsporingsambtenaar in geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67 lid 1 Sv bevoegd de daarvoor vatbare voorwerpen in beslag te nemen en daartoe elke plaats te betreden. Er bestond ten tijde van het doorzoeken van de Volkswagen Golf echter geen verdenking van enig misdrijf. Derhalve is aan de voorwaarden gesteld in artikel 96 lid 1 Sv niet voldaan. Dit betekent dat de doorzoeking van de Volkswagen Golf evenmin rechtmatig is geweest.
Ad c) Binnentreden ter aanhouding en binnentreden ter doorzoeking [adres delict] te Rotterdam
Bij de medeverdachte is een sleutelbos aangetroffen met daaraan een sleutel die - naar later bleek - behoorde bij de woning aan de [adres delict] . De medeverdachte heeft verklaard dat de sleutelbos van de verdachte was. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de sleutelbos bij zich had, omdat hij in de woning aan de [adres delict] had geklust.
Verbalisanten zijn de woning aan de [adres delict] binnengetreden ter aanhouding van een verdachte. Op grond van artikel 55 lid 2 Sv kan iedere opsporingsambtenaar zowel in geval van ontdekking op heterdaad als buiten dat geval ter aanhouding van de verdachte elke plaats betreden. Nu er echter geen verdenking van enig misdrijf bestond ten tijde van het binnentreden van de woning aan de [adres delict] , was ook het binnentreden ter aanhouding aldaar onrechtmatig.
Na het binnentreden ter aanhouding is een machtiging tot doorzoeking ter inbeslagneming aangevraagd. Naar de rechtbank begrijpt is deze machtiging op 11 januari 2017 mondeling door de rechter-commissaris afgegeven. Op 12 januari 2017 is een proces-verbaal van aanvraag opgemaakt. Daarin staat geverbaliseerd dat de verdachte en de medeverdachte geen plausibele verklaring hadden voor hun aanwezigheid in de parkeergarage. Als bijlage is het proces-verbaal van bevindingen [nummer proces-verbaal] toegevoegd. De rechter-commissaris heeft vervolgens een machtiging tot doorzoeking ter inbeslagneming afgegeven. Deze machtiging is derhalve verstrekt op basis van informatie waarvan hiervoor is vastgesteld dat zij onvolledig c.q. onjuist was. Meer in het bijzonder is onjuist dat de verdachte geen plausibele verklaring had gegeven voor zijn aanwezigheid in het appartementencomplex [naam appartementencomplex 1] op de Wilhelminapier. Zowel de verdachte als zijn medeverdachte hebben verklaard dat zij kwamen klussen in het appartement op nummer 20. Zij hadden klusspullen in de auto en er werd inderdaad geklust in dat appartement, zoals de verbalisanten later bij de rechter-commissaris hebben toegegeven. De rechter-commissaris had, ware hij op de hoogte geweest van wat er werkelijk was gebeurd in de parkeergarage op de Wilhelminapier, de gevraagde machtiging niet mogen verstrekken. Hij is dus op het verkeerde been gezet. Het binnentreden ter doorzoeking van de [adres delict] was onrechtmatig.
4.3.3.
Tussenconclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten het belang moeten hebben onderkend van de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte voorafgaand aan de aanhouding van de verdachte en de daaropvolgende bevindingen die de verklaringen bevestigden. In het bijzonder verbalisant [naam verbalisant 2] kon zich dat tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris nog herinneren, hoe schoorvoetend zijn verklaring ook tot stand is gekomen. Immers, zij merken in hun proces-verbaal het feit dat de verdachte het huisnummer niet wist aan als belangrijke omstandigheid om hun vermoeden op de baseren. Maar bij de rechter-commissaris kan de verbalisant zich nog herinneren dat de verdachte dat nummer toch wel heeft genoemd. Als dat niet in het proces-verbaal van aanhouding is genoemd is dat ten minste gedaan met grove onachtzaamheid, grenzend aan opzet. In het proces-verbaal van aanvraag van de doorzoeking is het feit dat de verdachte geen plausibele verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in het appartementencomplex [naam appartementencomplex 1] uitdrukkelijk als omstandigheid voor de verdenking opgevoerd. Maar de verdachte heeft wel een plausibele verklaring gegeven. Dat de verbalisanten aan hun water voelden dat het niet klopte en daarin door de onderzoeksresultaten achteraf gelijk hebben gekregen, kan en mag geen leugens in ambtsedige processen-verbaal rechtvaardigen.
Gelet op het voorstaande kan niet worden volstaan met de enkele vaststelling dat de onherstelbare vormverzuimen zijn begaan, maar moet daaraan een rechtsgevolg verbonden worden.
4.3.4.
Rechtsgevolg
De verdediging heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Blijkens vaste jurisprudentie komt niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking om te worden toegepast. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in deze zaak geen sprake is. De officier van justitie is ontvankelijk.
Bewijsuitsluiting is aan de orde als door het vormverzuim bewijsmateriaal is verkregen, door die onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden en dit rechtsgevolg noodzakelijk is om vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst te voorkomen, c.q. handelen overeenkomstig de toepasselijke normen af te dwingen.
De besproken vormverzuimen hebben tot bewijsvergaring geleid. De hiervoor omschreven aanzienlijke schending van de strafvorderlijke voorschriften en de daarmee gepaard gaande ingrijpende inbreuken op rechten van de verdachte, vormen voldoende reden om tot bewijsuitsluiting over te gaan. Meer in het bijzonder is dit van belang om te bewerkstelligen dat in de toekomst niet alleen correct zal worden gehandeld bij de aanhouding van andere Marokkaanse Nederlanders, maar ook dat correct zal worden geverbaliseerd.
De rechtbank zal verder de als gevolg van de onrechtmatige aanhouding, van de doorzoeking van de Volkswagen Golf, van het binnentreden ter aanhouding aan de [adres delict] en van het binnentreden ter doorzoeking van de [adres delict] verkregen bewijsmiddelen uitsluiten van het bewijs.
Ten aanzien van een gedeelte van het onder 3 ten laste gelegde - het witwassen van contante huurpenningen - overweegt de rechtbank dat deze verdenking voortvloeit uit het binnentreden in de woning aan de [adres delict] en de daarbij aangetroffen drugs. Ook het desbetreffende materiaal zal derhalve worden uitgesloten van het bewijs.
Nu niet is gebleken van voldoende (ander) bewijsmateriaal, is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, en dient hij daarvan te worden vrijgesproken.
4.4.
Conclusie
De verdachte zal, gelet op het voorgaande, van de gehele tenlastelegging worden vrijgesproken.

5..In beslag genomen voorwerpen

Zoals door de officier van justitie is gevorderd, zal ten aanzien van de in beslag genomen
- GSM zaktelefoon, Apple 6s, goednummer [beslagnummer 1] , zwart/zilver;
- GSM zaktelefoon, Apple iPhone s6, [beslagnummer 2] , zilver;
een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen
- Personenauto [kentekennummer 2] , Mercedes-Benz A 250, 2013, zwart;
- Sleutel, Mercedes, goednummer [beslagnummer 3] ,
zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

6..Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Nu de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, en de officier van justitie ook overigens heeft gerekwireerd tot afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, zal de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling onder parketnummer 99/000239-16 worden afgewezen.

7..Voorlopige hechtenis

Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst, is bij beslissing van 9 november 2020 opgeheven. Deze beslissing is afzonderlijk opgemaakt.

8..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
- GSM zaktelefoon, Apple 6s, goednummer [beslagnummer 1] , zwart/zilver;
- GSM zaktelefoon, Apple iPhone s6, [beslagnummer 2] , zilver;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- Personenauto [kentekennummer 2] , Mercedes-Benz A 250, 2013, zwart;
- Sleutel, Mercedes, goednummer [beslagnummer 3] ;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling onder parketnummer 99/000239-16.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Amperse, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2020.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 20107 tot en met 11 januari 2017
te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 850,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne
en/of ongeveer 773,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2017 tot en met 11 januari 2017
te Rotterdam,
tezamen en en vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
(in een pand gelegen aan de [adres delict] )
één of meer wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van
de Wet wapens en munitie,
te weten zes, althans één of meer vuurwapen(s) in de zin van artikel 1, onder
3e van die wet in de vorm van
- (1) een pistool van het merk Heckler & Koch, model USP, kaliber 9mm en/of
- (2) een pistool van het merk Walther, model P22, kaliber 7.65mm en/of
- (3) een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9mm en/of
- (4) een pistool van het merk Glock, model 26, kaliber 9mm en/of
- (5) een revolver van het merk Smith & Wesson, model 66-3,
kaliber .357Magnum en/of
- (6) een pistool van het merk Zastava, model 70, kaliber 7.65 mm,
en/of (daarbij) voor één of meer van dat/die wapen(s) geschikte munitie;
voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2012 tot en met 10 januari 2017, te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
althans zich (meermalen) heeft schuldig gemaakt aan witwassen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders
(meermalen) (van) enig(e) (grote) (contante) geldbedrag(en), waaronder
een (contant) geldbedrag van 30.000 euro (waarmee een auto, Mercedes met
kenteken [kentekennummer 2] werd aangekocht) en/of
meerdere (contante) geldbedragen met een totaal van (ongeveer) 64.800 euro
(als betaling(en) voor de huur van een pand [adres delict] ),
in elk geval (van) enig(e) (grote) (contante) geldbedrag(en),
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of
gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat
dit/deze (contante) geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was / waren uit enig misdrijf.