Op 6 november 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs en softdrugs. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 juli 2016, waarbij de Duitse grenspolitie een Nederlandse taxi controleerde. In de kofferbak van de taxi werd een tas aangetroffen met een aanzienlijke hoeveelheid amfetamine, cocaïne en hennep. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de drugshandel, maar de rechtbank oordeelde dat zijn gedragingen en verklaringen van medeverdachten erop wezen dat hij wel degelijk wist dat er drugs in de tas zat en dat hij betrokken was bij de uitvoer ervan.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de verdachte niet alleen een bijdrage heeft geleverd aan de internationale drugshandel, maar ook dat zijn handelen een bedreiging vormt voor de volksgezondheid. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.