In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2020, staat de aansprakelijkheid van [gedaagde 2] centraal, die als bestuurder van [naam uitzendbureau] wordt aangesproken door [eiseres] wegens onderbetaling en niet-naleving van pensioenverplichtingen. [Eiseres] heeft van 12 december 2014 tot 6 augustus 2016 gewerkt bij [naam uitzendbureau] en stelt dat zij niet correct is afgerekend bij het einde van haar dienstverband. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 2] als bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt, omdat hij op de hoogte was van de onderbetaling en de overdracht van activa aan [gedaagde 1] zonder tegenprestatie, wat heeft geleid tot het faillissement van [naam uitzendbureau]. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 2] aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden door het niet ontvangen van haar loon en pensioenpremies. De vordering van [eiseres] tot betaling van € 4.347,02 wordt toegewezen, evenals de proceskosten. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. De kantonrechter wijst de vordering tot inzage in stukken af, omdat [gedaagde 2] niet over deze stukken beschikt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.