ECLI:NL:RBROT:2020:10573

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
10/692008-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht en ontucht met een minderjarige: beoordeling van toerekeningsvatbaarheid en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 november 2020 uitspraak gedaan in een jeugdstrafrechtelijke kwestie waarbij de verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren in 2007. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op het moment van de handelingen vijftien en zestien jaar oud was, terwijl het slachtoffer twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft de seksuele handelingen als ontuchtig gekwalificeerd, ondanks de verdediging die stelde dat de handelingen vrijwillig waren en dat er sprake was van een gering leeftijdsverschil. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een gering leeftijdsverschil en dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en de aard van de handelingen, verantwoordelijk was voor zijn daden.

De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard op basis van rapportages van een GZ-psycholoog, die aangaf dat de verdachte leed aan ADHD en een autismespectrumstoornis, wat zijn impulsregulatie en sociale vaardigheden beïnvloedde. De rechtbank heeft een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder behandeling en toezicht door de jeugdreclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die immateriële en materiële schade had geleden door de ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, met een totaalbedrag van €812,40, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/692008-20
Datum uitspraak: 20 november 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2003 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 6 november 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna: JBwest) en behandeling bij De Waag, de Viersprong of Fivoor;
  • met opdracht aan JBwest tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging en officier van justitie
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De seksuele handelingen tussen de verdachte en het slachtoffer hebben volgens de verdachte vrijwillig plaatsgevonden. Er was sprake van experimenteren. Naast de leeftijd dient ook naar het sociaal-emotioneel vermogen gekeken te worden. De verdachte functioneert op dat vlak op het niveau van een 9-jarige.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden gelet op het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer [naam slachtoffer] . De verdachte is een vriend van de broer van het slachtoffer. Na een periode van appcontact zijn er meerdere afspraken tot stand gekomen, waarbij seksuele handelingen zijn verricht.
Artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de seksuele integriteit van personen, die daartoe zelf, voor zover hier van belang gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden niet of onvoldoende in staat te zijn. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaar het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en de handelingen zijn verricht binnen een affectieve relatie. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in de onderhavige zaak geen sprake was.
De verdachte was op het moment dat de eerste handelingen hebben plaatsgevonden vijftien jaar oud. In de periode met afspraken die daarop volgde werd hij zestien jaar oud. De jongen met wie hij deze handelingen verrichtte was in deze periode twaalf jaar oud. Het verschil in seksuele ontwikkeling tussen een 12-jarige en een 15/16-jarige is in het algemeen groot en de rechtbank heeft geen aanwijzingen dat dit in dit geval anders ligt. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat geen sprake is geweest van een gering leeftijdsverschil tussen de verdachte en de 12-jarige jongen. Ook als rekening wordt gehouden met het leeftijdsniveau waarop de verdachte op emotioneel vlak functioneert, blijft er sprake van een te groot leeftijdsverschil omdat ook de jongen, volgens de verklaring van diens moeder, door zijn verstandelijke beperking op een lager niveau functioneert. Daarnaast bestond er tussen de verdachte en de jongen geen affectieve relatie. Evenmin is anderszins gebleken van omstandigheden waardoor het ontuchtige karakter zou ontbreken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de seksuele handelingen van de verdachte als ontuchtig zijn aan te merken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 oktober 2019 tot
en met 15 november 2019 te [plaats delict] ,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2007), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het meermalen,
- brengen van zijn, verdachtes penis in de mond van die [naam slachtoffer] en
- zich door die [naam slachtoffer] laten aftrekken en/of het laten vasthouden van zijn,
verdachtes, penis door die [naam slachtoffer] en
- betasten van en/of wrijven over de penis van die [naam slachtoffer] en
- aftrekken van de penis van die [naam slachtoffer] en
- in de mond nemen/pijpen van de penis van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op vijftien- dan wel zestienjarige leeftijd met iemand die een aantal jaren jonger was dan hij, ontucht gepleegd. Hij heeft de jongen die toen 12 jaar oud was, meerdere keren betast, afgetrokken en gepijpt, en liet zich ook door hem betasten, aftrekken en pijpen. Dit heeft zich gedurende de periode van anderhalve maand meerdere keren voorgedaan. De verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de integriteit van het slachtoffer. Met het verbod op het plegen van ontuchtige handelingen met personen onder de zestien jaar, heeft de wetgever jeugdige personen in bescherming willen nemen tegen het ondergaan van ontuchtige handelingen. Op de ander - in dit geval verdachte, een jongen van eerst 15 en later 16 jaar oud - rust de verantwoordelijkheid zich van dergelijke strafbare handelingen te onthouden. De verdachte heeft daarin verzaakt en dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
GZ-psycholoog dr. [naam GZ-psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 augustus 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling. Er is sprake van ADHD en een autismespectrum stoornis (ASS), leidend tot duidelijke beperkingen in onder andere zijn impulsregulatie, zelfbeheersing, inzicht in sociale situaties, de ontwikkeling van zijn morele functies en bijvoorbeeld ook in het generaliseren van geleerde informatie. Ten gevolge van zijn ADHD heeft hij onder andere problemen met zijn impulsregulatie en frustratietolerantie en zo ook met het vermogen om behoeftebevrediging uit te stellen. Deze worden nog versterkt door zijn puberteit, die op hormonaal niveau de nieuwsgierigheid naar en gerichtheid op seksualiteit nog verder versterkt. Door zijn ADHD heeft de verdachte ook een verhoogde behoefte aan spanning. Hij heeft moeite om verlangens uit te stellen, hij neemt beslissingen zonder stil te staan bij de latere gevolgen en dat maakt hem beïnvloedbaar. Hij beschikt over zeker gemiddelde verstandelijke capaciteiten.
Bovengenoemd beeld strekt zich uit over langere tijd en hier was dus ook sprake van ten tijde van het ten laste gelegde. Indien het ten laste gelegde wordt bewezen, wordt geadviseerd de verdachte dit op basis van het voorgenoemde in een verminderde mate toe te rekenen.
De verdachte heeft tevens een belast verleden (gepest, mishandeld), en daardoor last van onveiligheidsgevoelens, en hij heeft autoriteitsproblemen. Hij heeft na eerder seksueel grensoverschrijdend gedrag in 2017 getoond dat hij daar onvoldoende van heeft geleerd. Hij heeft een naïef vertrouwen in een betere toekomst. Indien dit niet gecorrigeerd of behandeld wordt, is er een verhoogde kans dat de verdachte ook in de toekomst, als de situatie daartoe aanleiding geeft, antisociale gedragskeuzes kan gaan maken.
Teneinde het recidiverisico te beperken en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling, is van belang dat de verdachte een inhaalslag maakt op het gebied van zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De rechtbank wordt in overweging gegeven bij een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarden op te leggen dat de verdachte behandeling volgt en verplicht jeugdreclasseringscontact krijgt voor een langere periode, bijvoorbeeld twee jaar, zodat er voldoende tijd is voor de geadviseerde interventies en er ook op langere termijn voldoende toezicht blijft op zijn verdere ontwikkeling. Daarbij dient hij zich te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclasseerder, ook als dat inhoudt het volgen van training, begeleiding en/of behandeling gericht op bovengenoemde aandachtspunten, bijvoorbeeld bij de Viersprong, Fivoor of De Waag, in de regio of in Rotterdam. Het zou een goede zaak zijn als ook moeder hier zo nodig aan zou meewerken.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 oktober 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad maakt zich zorgen over de huidige ontwikkeling en opgroei- en opvoedsituatie van de verdachte. Intensieve begeleiding en behandeling wordt voor de verdachte van groot belang geacht om de kans op herhaling van strafbaar gedrag te doen afnemen. De Raad adviseert daarom een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte wordt verplicht zich onder behandeling te stellen van De Waag, zich dient te melden bij de jeugdreclassering en zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer en diens gezinsleden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die ook aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde feit, acht de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Straffen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Omdat de verdachte al eerder seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond en teneinde het recidiverisico te beperken, is de rechtbank met de psycholoog en de Raad van oordeel dat behandeling in een dwingend kader noodzakelijk is. De rechtbank zal de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam persoon] , ter zake van het ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 362,40 aan materiële schade en een bedrag van € 1.500,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van het deel van de vordering dat betrekking heeft op de materiële schade, nu deze schade niet is onderbouwd. De vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade kan geheel worden toegewezen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat dat de gehele vordering dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak dan wel gelet op het ontbreken van een onderbouwing. Subsidiair wordt verzocht rekening te houden met de omstandigheden van het geval en een lager bedrag toe te wijzen dan gevorderd.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de reiskosten komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is door de verdediging onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank zal dit deel van de vordering toewijzen. Het overige deel van de vordering dat betrekking heeft op de gevorderde materiële schade aan kleding en telefoon zal worden afgewezen, nu deze schade geen gevolg is van het feit.
Ook is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op basis van de op dit moment gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,--.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 november 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 812,40, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat gijzeling moet plaatsvinden bij niet nakoming van deze verplichting.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze jeugddetentie
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke instelling;
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, regio Zuid-Holland Zuid, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2007;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, regio Zuid-Holland Zuid, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 812,40 (zegge: achthonderdtwaalf euro en veertig eurocent), bestaande uit € 62,40 aan materiële schade en € 750,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 812,40(hoofdsom,
zegge: achthonderdtwaalf euro en veertig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A. Verweij en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2020.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 oktober 2019 tot
en met 15 november 2019 te [plaats delict] ,
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2007), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het meermalen, althans eenmaal
- brengen van zijn, verdachtes penis in de mond van die [naam slachtoffer] en/of
- zich door die [naam slachtoffer] laten aftrekken en/of het laten vasthouden van zijn,
verdachtes, penis door die [naam slachtoffer] en/of
- betasten van en/of wrijven over de penis van die [naam slachtoffer] en/of
- aftrekken van de penis van die [naam slachtoffer] en/of
- in de mond nemen/pijpen van de penis van die [naam slachtoffer] .