ECLI:NL:RBROT:2020:10545

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
C/10/597884 / HA ZA 20-560
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. van den Bos
  • mr. J.F. Koekebakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekken geluidsopname en heropening tuchtprocedures

In deze zaak vordert eiseres, zonder advocaat, de Staat der Nederlanden, specifiek het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, om de geluidsopname van de hoorzitting van 13 november 2018 te verstrekken en om de tuchtprocedures tegen tandartsen [naam 1] en [naam 2] te heropenen. Eiseres heeft eerder klachten ingediend tegen deze tandartsen, welke door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg ongegrond zijn verklaard. Eiseres stelt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door niet aan haar verzoeken te voldoen, wat heeft geleid tot schade. De Staat betwist de vorderingen en voert aan dat er geen geluidsopname bestaat en dat er geen onregelmatigheden zijn geweest in de samenstelling van de tuchtcolleges.

De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van de geluidsopname en dat er geen grond is voor heropening van de tuchtprocedures. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet aan haar stelplicht heeft voldaan en dat de Staat gemotiveerd heeft betwist dat er onrechtmatig is gehandeld. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.470,50, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken op 18 november 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/597884 / HA ZA 20-560
Vonnis van 18 november 2020
in de zaak van
[naam eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
geen advocaat gesteld na verwijzing door de kantonrechter,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MEER IN HET BIJZONDER HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT (REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG DEN HAAG)),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. S. Heeroma te Den Haag
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en de Staat genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verwijzingsvonnis van de kantonrechter te rechtbank Rotterdam van 1 mei 2020, met de daaraan ten grondslag liggende stukken, voor zover de kantonrechter daar acht op heeft geslagen;
- de conclusie van antwoord van de Staat van 12 augustus 2020, met producties;
- de beslissing van de rolrechter van 23 september 2020 dat aan [naam eiseres] een akte niet-dienen is verleend.
1.2.
[naam eiseres] heeft na de verwijzing van de zaak door de kantonrechter geen advocaat gesteld.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] heeft op 26 juni 2018 en op 10 augustus 2018 klachten tegen tandartsen [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: het Regionaal Tuchtcollege).
2.2.
Het Regionaal Tuchtcollege heeft de zaken tegen [naam 1] en [naam 2] behandeld op de hoorzittingen van 13 november 2018. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten van [naam eiseres] tegen [naam 1] en tegen [naam 2] in haar uitspraken van 8 januari 2019 ongegrond verklaard.
2.3.
[naam eiseres] is bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (hierna: het Centraal Tuchtcollege) in beroep gegaan tegen de voormelde uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep in de zaken van [naam 1] en [naam 2] behandeld op de hoorzittingen van 25 juni 2019. Het Centraal Tuchtcollege heeft de beroepen van [naam eiseres] tegen de uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege op 25 juli 2019 verworpen.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert om, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de Staat onrechtmatig jegens [naam eiseres] heeft gehandeld;
de Staat te veroordelen om de geluidsopname van de zitting van 13 november 2018 aan [naam eiseres] te verstrekken;
de Staat te veroordelen om de zaken [naam eiseres] / [naam 1] (2018-144) en [naam eiseres] / [naam 2] (C2019.021) te heropenen;
de Staat te veroordelen tot betaling van een door de rechtbank vast te stellen bedrag onder € 25.000,00.
3.2.
[naam eiseres] heeft zowel het Regionaal Tuchtcollege als het Centraal Tuchtcollege herhaaldelijk verzocht om de tuchtzaken tegen [naam 1] en [naam 2] op grond van artikelen 10 en 27 lid 4 van het Tuchtrechtbesluit BIG te heropenen en om haar de (gestelde) geluidsopname van de hoorzittingen van 13 november 2018 te verstrekken. [naam eiseres] is van mening dat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet aan deze verzoeken te voldoen. Als een gevolg van dit handelen stelt [naam eiseres] materiële en/of immateriële schade te hebben geleden. [naam eiseres] stelt voorts dat de Staat alsnog is gehouden tot het verstrekken van de geluidsopname van de hoorzittingen van 13 november 2018 en tot heropening van de zaken tegen [naam 1] en [naam 2] .
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [naam eiseres] , met veroordeling van [naam eiseres] in de kosten en de nakosten van het geding.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Vordering 2 - Verstrekken geluidsopname hoorzittingen 13 november 2018

4.1.
Ter onderbouwing van de gevorderde verstrekking van de geluidsopname van de hoorzittingen van 13 november 2018 heeft [naam eiseres] meer specifiek het volgende gesteld. Er was geen griffier bij de hoorzittingen aanwezig die op een laptop aantekeningen heeft gemaakt. [naam eiseres] moest tijdens de hoorzittingen in een microfoon spreken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft het bestaan van de geluidsopname aan [naam eiseres] bevestigd in de brief van 5 september 2019, waarin het Regionaal Tuchtcollege (onder meer) het volgende heeft bericht: “
Naar aanleiding van uw brief van 26 augustus 2019 verzoek ik u contact op te nemen met het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg aangezien u in de bovenvermelde zaken in hoger beroep bent gegaan”.
4.2.
De Staat heeft ter onderbouwing van haar betwisting van het bestaan van de gestelde geluidsopname onder meer aangevoerd dat het Regionaal Tuchtcollege meermalen aan [naam eiseres] heeft medegedeeld dat er geen geluidsopname is gemaakt, dat de microfoons in de zaal dienden om de sprekers te versterken en dat mr. E.C. Zandman in een schriftelijke (in het geding gebrachte) verklaring heeft verklaard dat zij als secretaris aanwezig was bij de hoorzittingen van 13 november 2018 en dat zij zittingsaantekeningen op haar laptop heeft gemaakt.
4.3.
[naam eiseres] is in de gelegenheid gesteld bij conclusie van repliek nadere argumenten in te brengen ter onderbouwing van haar standpunt. Van die gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt, terwijl de Staat de stellingen van [naam eiseres] voldoende gemotiveerd heeft betwist. [naam eiseres] heeft naar het oordeel van de rechtbank aldus niet aan haar stelplicht voldaan, hetgeen zal leiden tot afwijzing van haar vordering.
Vordering 3 - Heropenen tuchtzaken tegen [naam 1] en [naam 2]
4.4.
Ter onderbouwing van de gevorderde heropening van de tuchtzaken tegen [naam 1] en [naam 2] op grond van artikelen 10 en 27 van het Tuchtrechtbesluit BIG heeft [naam eiseres] meer specifiek het volgende gesteld. Tijdens de hoorzittingen bij het Regionaal Tuchtcollege op 13 november 2018 is geen secretaris aanwezig geweest terwijl de naam van de secretaris wel op het proces-verbaal is vermeld. Daarnaast is lid-jurist [naam 3] tijdens de hoorzitting aanwezig geweest maar is haar naam niet in het proces-verbaal vermeld.
Tijdens de hoorzitting bij het Centraal Tuchtcollege op 25 juni 2019 is één van de beroepsleden - tandarts mevrouw [naam 4] - niet op de hoorzitting aanwezig geweest terwijl zij wel is vermeld op het proces-verbaal en in de uitspraak.
4.5.
De Staat heeft betwist dat sprake is geweest van een gewijzigde samenstelling van de tuchtcolleges vanaf de eerste behandeling van de zaken tot en met de uitspraken.
4.6.
De rechtbank begrijpt dat [naam eiseres] met de gevorderde heropening van de tuchtzaken probeert te bewerkstelligen dat de behandeling van de zaken op terechtzitting conform artikel 10 lid 2 Tuchtrechtbesluit BIG opnieuw wordt aanvangen. [naam eiseres] baseert haar stellingen over de gestelde gewijzigde samenstelling van de beide tuchtcolleges op haar herinneringen van de hoorzittingen. Daartegenover staat de gemotiveerde betwisting van de Staat, die (onder meer) heeft gewezen op de dwingende bewijskracht van de processen-verbaal van de hoorzittingen op grond van artikel 157 Rv en op de schriftelijke verklaring van mr. E.C. Zandman, waarin zij heeft verklaard dat zij aanwezig was op de hoorzitting bij het Regionaal Tuchtcollege en dat [naam 3] hierbij niet aanwezig was. Omdat [naam eiseres] hier geen nadere argumenten tegen heeft ingebracht, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet aan haar stelplicht voldaan en bestaat er geen aanleiding om haar toe te laten tot het leveren van bewijs. Hieruit volgt dat er geen feitelijke grondslag is voor de vordering, zodat deze reeds hierom moet worden afgewezen.
Vorderingen 1 en 4 - Verklaring voor recht en schade
4.7.
Gelet op voorgaande oordelen van de rechtbank bestaat er geen grond tot het uitspreken van de gevorderde verklaring voor recht of voor vergoeding van de gestelde schade. Ook die vorderingen worden afgewezen.
Proceskosten
4.8.
[naam eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
€ 814,50(1,5 punt × tarief € 543,00)
Totaal € 1.470,50
4.9.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek daartoe is gegrond op de wet en niet is weersproken door [naam eiseres] .

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.470,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de kosten met ingang van vijftien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
5.3.
veroordeelt [naam eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020.
[3266/1407]