ECLI:NL:RBROT:2020:10536

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
C/10/604741 / JE RK 20-2653
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van het gezag van de moeder over een minderjarige in het kader van opvoedperspectief en ondertoezichtstelling

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 19 november 2020, is de vraag aan de orde of het gezag van de moeder over haar minderjarige kind beëindigd moet worden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank verzocht om deze beoordeling op basis van artikel 1:267, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank constateert dat er verschillende visies bestaan tussen de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) over het opvoedperspectief van de minderjarige. De rechtbank oordeelt dat een gezagsbeëindiging op dit moment niet in het belang van de minderjarige is, omdat de moeder een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en de minderjarige de wens heeft om weer bij zijn moeder te wonen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds 15 mei 2012 onder toezicht staat en meerdere keren uit huis is geplaatst. De moeder heeft in het verleden te maken gehad met een alcoholverslaving, maar is inmiddels elf maanden abstinent. De rechtbank benadrukt dat de moeder nog een kans moet krijgen om haar opvoedverantwoordelijkheid te tonen. De rechtbank besluit dat de contacten tussen de moeder en de minderjarige moeten worden uitgebreid en dat opvoedondersteuning moet worden ingezet om te onderzoeken of een terugplaatsing mogelijk is.

De rechtbank concludeert dat de aanvaardbare termijn voor de minderjarige nog niet is verstreken en dat de huidige situatie van de moeder voldoende mogelijkheden biedt voor een positieve ontwikkeling. De rechtbank wijst het verzoek tot gezagsbeëindiging af en stelt dat de moeder moet blijven samenwerken met de GI en de pleegouders. De rechtbank stelt doelen op voor de komende periode, waaronder het uitbreiden van de contacten tussen de moeder en de minderjarige en het waarborgen van de stabiliteit in de thuissituatie van de moeder.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
zaakgegevens: C/10/604741 / JE RK 20-2653
datum uitspraak: 19 november 2020

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2007 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam pleegmoeder] en [naam pleegvader] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 11 september 2020, ingekomen bij de griffie op 14 september 2020,
- het faxbericht met bijlagen van de GI van 30 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- het verweerschrift met bijlagen van mr. E.B. van den Ouden van 30 oktober 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- de brief van de moeder, ingekomen bij de griffie op 2 november 2020.
Op 3 november 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Van den Ouden, voornoemd,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster 2] ,
- een medewerkster van Horizon Pleegzorg, [naam] , als informant.
Opgeroepen en niet verschenen zijn de pleegouders, met bericht van afwezigheid.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] staat sinds 15 mei 2012 onder toezicht. [naam kind] is meerdere keren uit huis geplaatst, van februari 2012 tot juli 2013, van september 2017 tot juli 2018 en van maart 2019 tot heden.
Sinds 26 maart 2019 verblijft [naam kind] in het huidige, perspectief biedende pleeggezin. Deze maatregelen duren nog steeds voort.

Het verzoek

De Raad heeft de rechtbank op grond van artikel 1:267, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verzocht te beoordelen of beëindiging van het gezag van de moeder over [naam kind] noodzakelijk is.
De Raad heeft zijn standpunt ter zitting als volgt toegelicht. [naam kind] is meerdere keren voor een lange periode uit huis geplaatst, omdat er bij de moeder sprake was van een onveilige opvoedsituatie. Sinds 26 maart 2019 verblijft [naam kind] in het huidige pleeggezin. De moeder is alcoholiste, maar zij is al meer dan tien maanden abstinent van alcohol. De moeder is gemotiveerd om dit vol te houden met als doel dat [naam kind] terug naar huis kan komen. Daarnaast heeft [naam kind] het niet naar zijn zin in het huidige pleeggezin. Hij heeft de wens om weer bij zijn moeder te wonen. Ook is de moeder niet positief over het pleeggezin, waardoor [naam kind] zich daar niet kan hechten.
De Raad wil de moeder nog een kans geven. Toen [naam kind] in 2018 was teruggeplaatst bij de moeder werd ambulante spoedhulpverlening ingezet, wat positief is afgesloten. De GI heeft destijds geen vervolghulpverlening ingezet, omdat de GI eerst het advies van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) wilde afwachten over het perspectief van [naam kind] . De Raad is van mening dat de hulpverlening die destijds is afgebroken weer hervat moet worden. In het kader van de ondertoezichtstelling kan opvoedondersteuning worden ingezet en kan gekeken worden of een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder mogelijk is. Hiervoor moeten de omgangsmomenten doordeweeks worden uitgebreid, zodat de hulpverlening ingezet kan worden als [naam kind] bij de moeder thuis is. Er zal stap voor stap gekeken moeten worden wat de mogelijkheden voor een terugplaatsing zijn.
De aanvaardbare termijn voor [naam kind] is eigenlijk voorbij. De Raad vindt dat de huidige situatie het toelaat dat de aanvaardbare termijn wordt verlengd en dat binnen een aantal maanden duidelijk wordt waar het perspectief van [naam kind] ligt. Op dit moment is een gezagsbeëindiging van de moeder te vroeg. De Raad vindt het wel belangrijk dat de situatie van [naam kind] op een goede manier wordt begeleid in het kader van een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. Als de GI de ondertoezichtstelling niet meer wil uitvoeren, zal een andere gecertificeerde instelling de zaak moeten overnemen.

De standpunten van de belanghebbenden

De GI
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij fundamenteel van mening verschilt met de Raad. [naam kind] staat al sinds zijn vijfde jaar onder toezicht van de GI en is meerdere keren uit huis geplaatst. Hij verblijft nu al een geruime tijd in het huidige pleeggezin. [naam kind] worstelt met loyaliteitsproblematiek. Hij is loyaal naar zijn moeder toe en tegelijkertijd naar het pleeggezin. Hij heeft het gevoel dat hij zichzelf niet mag zijn in het pleeggezin. Dit gevoel wordt versterkt doordat de moeder niet accepteert dat [naam kind] in het pleeggezin verblijft. Een gezagsbeëindigende maatregel zal naar de GI verwacht de loyaliteitsproblematiek van [naam kind] doen verminderen.
Daarnaast worstelt [naam kind] met genderproblematiek. De komende periode zal [naam kind] door professionals begeleid moeten worden in dit proces. Zowel de steun van de moeder, als van het pleeggezin is daarbij belangrijk. Het is niet de bedoeling dat belangrijke zaken alleen met de moeder worden besproken en dat het pleeggezin op de achtergrond blijft.
De GI heeft de afgelopen jaren verschillende soorten hulpverlening ingezet, waar de moeder vaak niet aan mee wilde werken. Het is positief dat de moeder is gestopt met alcohol drinken, waardoor het contact met [naam kind] ook beter verloopt. Ondanks dat de moeder zich volgens de Raad niet zal neerleggen bij een gezagsbeëindigende maatregel, moet de knoop worden doorgehakt. De komende periode moeten belangrijke beslissingen worden genomen met betrekking tot de onderliggende problematiek van [naam kind] . Hierin moet een samenwerking ontstaan tussen de pleegouders en de moeder. Een gezagsbeëindigende maatregel is een ingrijpende maatregel, maar is in dit geval passend. De GI neemt zulke beslissingen altijd in multidisciplinair overleg. Het betekent niet dat de omgang tussen [naam kind] en de moeder verminderd zal worden. Als het gezag van de moeder niet wordt beëindigd, zal het voor de GI ingewikkeld worden om de ondertoezichtstelling uit te blijven voeren. Indien de rechtbank de GI een opdracht geeft, zal de GI deze moeten uitvoeren of de zaak moeten overdragen aan een andere gecertificeerde instelling.
De moeder
De moeder heeft zich ter zitting aangesloten bij de conclusies van de Raad. De moeder erkent dat zij in het verleden fouten heeft gemaakt, waardoor [naam kind] uit huis is geplaatst. Op dit moment is zij elf maanden abstinent van alcohol en gemotiveerd om deze positieve ontwikkeling vol te houden. De moeder is in behandeling bij Antes en Antes heeft aangegeven dat er, gelet op de intrinsieke motivatie van de moeder, geen terugval wordt verwacht. In december 2020 zal Antes het dossier van de moeder sluiten. Ook de hulpverlener van Sjaloom Zorg ziet dat de moeder gemotiveerd is om [naam kind] op te voeden en te begeleiden bij de moeilijke jaren die hem te wachten staan. De moeder heeft een heel goede band met [naam kind] . [naam kind] heeft de steun van zijn moeder nodig bij zijn genderproblematiek. De moeder staat open voor alle hulpverlening.
Zowel de GI als de moeder hebben in het verleden steken laten vallen. Het is niet in het belang van de betrokkenen om in een tunnelvisie te blijven hangen. De moeder moet een nieuwe kans krijgen. Het doel is om toe te werken naar een thuisplaatsing van [naam kind] bij de moeder, waarbij de moeder op een adequate wijze wordt begeleid. Verzocht wordt om geen gezagsbeëindigende maatregel uit te spreken.

De informatie van Horizon Pleegzorg

Horizon Pleegzorg sluit zich aan bij het standpunt van de GI. Het gaat goed met [naam kind] in het pleeggezin, maar hij zit klem tussen de moeder en de pleegouders. [naam kind] kan zich momenteel onvoldoende hechten aan het pleeggezin, omdat hij de mogelijkheid van een terugplaatsing naar de moeder in zijn hoofd heeft. Zolang hij geen bevestiging krijgt van zijn moeder dat hij bij de pleegouders mag blijven, zal [naam kind] geen rust ervaren in het pleeggezin. Sinds een aantal maanden heeft [naam kind] een vertrouwenspersoon, met wie hij alles kan bespreken. Een gezagsbeëindigende maatregel zal [naam kind] helpen. Er zal niet direct rust komen, maar wel een aantal maanden daarna. De huidige omgangsregeling zal niet worden teruggedraaid en [naam kind] zal in de loop der jaren meer vrijheid krijgen in het contact met zijn moeder.

De beoordeling

De rechtbank constateert dat de Raad en de GI verschillende visies hebben over het opvoedperspectief van [naam kind] .
Volgens artikel 1:267 lid 2 van het BW heeft de GI de mogelijkheid om, in het geval er een verschil van mening bestaat tussen de Raad en de GI over de vraag of een gezagsbeëindigende maatregel aangewezen is, de Raad te verzoeken aan de rechtbank een oordeel te vragen ten aanzien van de noodzaak van deze maatregel. De rechtbank kan vervolgens ambtshalve de gezagsbeëindiging uitspreken.
De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het BW het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Gelet op de inhoud van de stukken en wat ter zitting door de aanwezigen naar voren is gebracht, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat niet aan de voorwaarden voor een beëindiging van het gezag van de moeder is voldaan. De rechtbank acht het in het belang van [naam kind] dat de moeder nog een laatste kans krijgt om te laten zien dat zij de opvoedverantwoordelijkheid voor [naam kind] kan dragen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier is gebleken dat [naam kind] meerdere ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt in zijn leven. Ook is bij [naam kind] sprake van kindeigen problematiek. Hij is opgegroeid in een onveilige en onvoorspelbare opvoedsituatie. De moeder heeft een alcoholverslaving, waardoor zij veelal niet of beperkt beschikbaar is geweest voor [naam kind] . Ook is [naam kind] meermalen getuige geweest van huiselijk geweld. Daarnaast waren er zorgen over de gezondheid, financiën en huisvesting van de moeder en waren er twijfels over haar pedagogische vaardigheden. De moeder kon [naam kind] niet voldoende zorg, (emotionele) ondersteuning en continuïteit bieden, als gevolg waarvan [naam kind] meerdere keren voor langere duur uit huis is geplaatst. De moeder heeft in het verleden meerdere kansen gekregen om te laten zien dat zij in staat was om voor [naam kind] te zorgen, maar het is de moeder toen niet gelukt om een duurzame stabiele en veilige opvoedomgeving voor [naam kind] te creëren. In januari 2019 heeft het KSCD geadviseerd om [naam kind] in een perspectief biedend pleeggezin te plaatsen. Sinds maart van dat jaar verblijft [naam kind] in het huidige perspectief biedende pleeggezin.
De periode daaropvolgend is de situatie gewijzigd in die zin dat de moeder een langdurige positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De moeder heeft zelfstandig begeleiding van Antes voor haar verslaving en praktische ondersteuning van Sjaloom Zorg geregeld. Inmiddels drinkt de moeder elf maanden geen alcohol meer. Ook heeft zij stabiele huisvesting en werkt zij goed mee met de hulpverlening. De moeder is zeer gemotiveerd om haar leven op orde te houden, zodat zij een stabiele thuissituatie voor [naam kind] kan creëren. Daarnaast heeft [naam kind] de uitdrukkelijke wens uitgesproken om weer bij zijn moeder te gaan wonen. [naam kind] gaat elke woensdagmiddag en één weekend per maand naar zijn moeder toe. Hoewel [naam kind] goed functioneert in het pleeggezin, heeft hij veel last van loyaliteitsproblematiek. Enerzijds geeft de moeder geen emotionele toestemming aan [naam kind] om in het pleeggezin te wonen, anderzijds vertelt [naam kind] ook negatieve verhalen over de pleegouders om het negatieve beeld van de moeder te bevestigen. [naam kind] zit emotioneel klem tussen de moeder en pleegouders. Daarbij speelt ook mee dat [naam kind] sinds het voorjaar 2020 kampt met genderproblematiek. [naam kind] zoekt hierbij de steun van zijn moeder, omdat hij van mening is dat hij deze steun niet in het pleeggezin kan krijgen.
Gegeven de huidige situatie is de rechtbank van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [naam kind] nog niet is verstreken. De aanvaardbare termijn is de periode van onzekerheid - over de vraag waar een kind zal opgroeien - die het kind kan overbruggen zonder verdergaande ernstige schade voor zijn ontwikkeling. Deze termijn is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank neemt in aanmerking dat [naam kind] , gelet op zijn leeftijd van dertien jaar en zijn uitdrukkelijke wens om bij zijn moeder te wonen, in staat wordt geacht om nog even in onzekerheid te blijven over zijn toekomstperspectief.
De mogelijkheden binnen de ondertoezichtstelling zijn nog niet uitgeput. Uit het dossier is voldoende gebleken dat de moeder zich positief heeft ontwikkeld. De huidige situatie van de moeder is daardoor daadwerkelijk anders dan de situatie ten tijde van het advies van het KSCD. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de, in afwachting van het KSCD-advies door de ambulante spoedhulpverlening geadviseerde, vervolghulp voor de moeder niet is ingezet. Daarmee zijn in die periode niet alle mogelijkheden om te komen tot een succesvolle thuisplaatsing benut.
De moeder staat nog altijd open voor de inzet van opvoedondersteuning. Daarnaast is de band tussen [naam kind] en zijn moeder hecht en heeft [naam kind] baat bij de steun van zijn moeder. Het is dan ook niet in het belang van [naam kind] dat de rol en invloed van de moeder worden beperkt.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande een gezagsbeëindiging van de moeder op dit moment niet in het belang van [naam kind] en zal daarom niet overgaan tot een ambtshalve gezagsbeëindiging.
De rechtbank acht van belang dat de contacten tussen [naam kind] en de moeder worden uitgebreid en opvoedondersteuning bij de moeder thuis wordt ingezet, zodat bezien kan worden of een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder tot de mogelijkheden behoort.
De komende periode staan de volgende doelen, zoals opgesteld door de Raad, centraal:
  • de moeder blijft abstinent van alcohol;
  • de moeder staat open voor begeleiding vanuit de GI en Horizon Pleegzorg;
  • de moeder werkt samen met de pleegouders en de GI;
  • de moeder maakt keuzes die in het belang zijn voor de ontwikkeling van [naam kind] ;
  • er wordt ingezet op uitbreiding van de contacten tussen de moeder en [naam kind] .
De rechtbank acht het van belang dat er uiterlijk voor de zomervakantie van 2021 duidelijkheid komt over het toekomstperspectief van [naam kind] .
Indien de GI van mening is dat zij de opdracht van de rechtbank niet kan uitvoeren, zal de GI een verzoek tot wijziging van de gecertificeerde instelling moeten indienen bij de rechtbank.

De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat geen beëindiging van het gezag van
[naam moeder]over
[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2007 te [geboorteplaats kind], moet volgen.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Aukema-Hartog, voorzitter, tevens kinderrechter, en mr. A.A.J. de Nijs en mr. A. Wolthuis, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Ruijgrok als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2020.
De griffier is buiten staat
deze beschikking mede
te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.