4.1.Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verdachte niet de eigenaar is van het geld en de andere goederen (wapens, munitie, drugs en PGP-telefoon) in de woning aan de [adres delict] te [plaats delict] . De verdachte was evenmin de gebruiker van de PGP-telefoon. Hij heeft geen wetenschap gehad van het geld, de cocaïne en de wapens. Voorts had hij niet de beschikkingsmacht over het geld en de cocaïne. Derhalve dient de verdachte te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd.
Beoordeling
In deze zaak staat op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 1 mei 2020 is in een vergborgen ruimte in de keuken van het appartement [adres delict] te [plaats delict] een geldbedrag aangetroffen van ruim 12,5 miljoen euro. Dit geld was op een specifieke wijze ingepakt. In de woning is verder een professionele geldtelmachine aangetroffen, waarvan is gebleken dat die in de periode februari 2020 tot eind april 2020 intensief is gebruikt. In de verborgen ruimte zijn verder aangetroffen: een briefje met, naar later bleek, de ontgrendelcode van een PGP-telefoon, een vuurwapen met een grote hoeveelheid munitie en een hoeveelheid cocaïne. Op diverse plaatsen in de woning zijn briefjes aangetroffen met aanduidingen die ook voorkomen op de verpakking van de aangetroffen pakketten geld. In de enige in gebruik zijnde slaapkamer zijn op een nachtkastje naast het bed twee telefoons aangetroffen. De ene telefoon, een Iphone 5c, behoort toe aan de verdachte. De andere telefoon betreft een zgn. PGP-telefoon. In deze PGP telefoon is berichtenverkeer van enkele dagen voorafgaand aan de aanhouding van de verdachte aangetroffen, inclusief daarmee samenhangende foto’s. In die telefoon is ook een financieel (totaal)overzicht aangetroffen dat op de nodige punten overeenkomt met elementen uit het berichtenverkeer en met de inhoud van de in de woning én in de PGP-telefoon aangetroffen briefjes. In een lade van een salontafel is een geladen vuurwapen aangetroffen en in een doosje een geldbedrag van € 3.250,- De verdachte verbleef al enkele maanden in de woning in [plaats delict] ; daarvoor verbleef hij in een woning te Utrecht.
De centrale vraag in dit dossier is: is de verdachte de gebruiker van de PGP-telefoon?
De rechtbank stelt vast dat de PGP-telefoon aan een oplader is aangetroffen naast een telefoon van de verdachte. Uit nader onderzoek van de politie blijkt dat beide telefoons op dezelfde dag begin februari 2020 aanstralen op dezelfde zendmast in Utrecht en dat diezelfde dag ook doen op de zendmast in de onmiddellijke omgeving van de woning [adres delict] te [plaats delict] . De verdachte heeft via zijn Iphone 5c telefoon bericht dat hij, kort gezegd, goed geld verdiende met wat hij deed, maar dat hij niet kon vertellen waar hij was en wat hij voor werk deed.
Uit de inhoud van het berichtenverkeer in de PGP-telefoon blijkt dat er tot enkele uren voor de inval nog met die telefoon is gecommuniceerd over het door de politie aangetroffen geldbedrag. Door diezelfde PGP-gebruiker zijn zo blijkt ook uit het berichtenverkeer, handelingen verricht die neerkomen op het ontvangen en verstrekken van aanzienlijke geldbedragen. Tot op detailniveau blijken de in de woning aangetroffen briefjes en de inhoud van het berichtenverkeer in de PGP-telefoon overeen te komen. De ontgrendelcode bleek voor een belangrijk deel te bestaan uit de geboortedatum van de verdachte. De rechtbank ziet ook dit laatste als een aanwijzing dat hij de gebruiker is.
Daarnaast blijkt uit het overzicht in de telefoon dat er zeer grote bedragen zijn gebracht en ook zeer grote bedragen zijn opgehaald in de periode dat ook de geldtelmachine (intensief) is gebruikt.
Verder blijkt dat een persoon aangeduid als “ [schuilnaam persoon 1] ” per week een bedrag van € 750,- kreeg. De gebruiker van de PGP-telefoon sluit dat eenmaal kort met de kennelijke opdrachtgever of controleur (NN, in het dossier bekend als [schuilnaam persoon 3] ). Uit het totaaloverzicht leidt de rechtbank af dat op die dag “ [schuilnaam persoon 1] ” een bedrag van 750 euro heeft ontvangen.
Bij dit alles merkt de rechtbank nog op dat PGP-telefoons worden gebruikt om vertrouwelijk te kunnen communiceren tussen personen die elkaar als gesprekspartner toelaten. Daarbij past niet dat een reguliere gebruiker een dergelijk toestel achterlaat bij een derde; zeker niet indien dit een derde is die van niets zou weten.
Uit een ander gesprek blijkt dat “ [schuilnaam persoon 2] “ de woning wil verlaten en tijdelijk een ander vraagt om in de woning te verblijven. Dat rijmt met de verklaring van de verdachte dat hij nagenoeg altijd in de woning moest blijven.
De verdachte heeft zich gedurende het vooronderzoek in essentie op zijn zwijgrecht beroepen. Pas gedurende de inhoudelijke behandeling heeft de verdachte op vragen antwoord gegeven. De inhoud van die antwoorden is echter niet toetsbaar en vindt geen enkele steun in de rest van het dossier. Deze combinatie maakt dat de inhoud van de antwoorden niet geloofwaardig is.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de verdachte de gebruiker is van de PGP-telefoon. Uit de inhoud van de daarin aangetroffen berichten en foto’s blijkt ondubbelzinnig dat hij, mogelijk binnen door “ [schuilnaam persoon 3] “ gegeven kaders, geldbedragen verstrekte aan anderen en rekening en verantwoording daarover aflegde aan die “ [schuilnaam persoon 3] ”. De verdachte is de persoon die in de startinformatie is aangeduid als “ [schuilnaam verdachte] ”.
De verdachte heeft aldus handelend gedurende enkele maanden zeer grote geldbedragen (in de orde van grootte overeenkomend met) het uiteindelijk aangetroffen geldbedrag van 12.579.380,- in vereniging met anderen, voorhanden gehad terwijl hij en zijn mededaders wisten dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf. Daartoe is mede redengevend dat het geld op uiterst professionele wijze werd verpakt en verborgen in een woning, terwijl in die woning ook twee vuurwapens met een bijbehorende aanzienlijke hoeveelheid munitie zijn aangetroffen en ruim een kilo cocaïne.
De rechtbank zal thans overgaan tot het bespreken van de feiten 2 en 3.